History
Vanaf mijn geboorte werd er al een zware last op mijn schouders geplaatst. Aangezien mijn beide ouders mutanten zijn, verwachtte ze dat ik het ook ging zijn. Ze zagen het als een feit. Ik neem het tot vandaag hen niet kwalijk. Het is wel logisch dat ze verwachtten dat ik net als hen een mutant ging worden. 5 jaar lang wachtte ze. Daarna werden ze veel te ongeduldig. Het kon hen niet schelen of ik misschien een laat bloeier was. Hun geduld was op. Ze hadden me in de auto gestoken en reden weg. Ik had niks door, had mijn zak met kleren niet in de koffer zien liggen. Eenmaal ergens geparkeerd, zag ik als jong kind het reusachtige wit gebouw. Het had een grote impressie op me gemaakt, dat was zeker. Maar het bezorgde me ook een angstig gevoel. Had ik maar geweten wat er met me ging gebeuren. Anderzijds ben ik er ook weer blij mee... Als een angstig klein kind hield ik mijn moeders broek krampachtig vast. Het is niet dat ze koudhartig was, of niet van me hield. Ik voelde haar warmhartige uitstraling en geruststelling tot door men botten. Dat was de enige reden waarom dat ik op die leeftijd minder bang was dan in het begin. Want het enige wat elk kind op 5 jarige leeftijd wou, is de liefde van zijn moeder.
De binnenkant was ook volledig wit. Het was zelf erger dan de binnenkant van een ziekenhuis. De weg die we namen herinnerde ik niet. We gingen door zoveel lange gangen dat ik op zo’n jonge leeftijd gewoon gedesoriënteerd voelde. Als jong kind had ik maar weinig verstand van tijd. Dus hoelang we liepen kon ik niet weten. Het enige wat ik me herinnerde van die tijd was een reusachtige deur. Nee, deze was niet wit.... het was zwart. Het benam me de adem. Het straalde iets onheilspellend. Terwijl ik braafjes op een stoel in de gang moest blijven zitten gingen mijn ouders daar naar binnen. Ik wist niet wat ze daar deden, wat er daar besproken werd. Laat staan waarom ik eigenlijk mee moest. Ik wou daar weg, samen met mijn ouders terug naar huis. In hun armen en hen horen zeggen dat alles in orde was. Dat er niks met hem ging gebeuren.
Na wat in mijn ogen veel te lang duurde, kwamen mijn ouders eindelijk naar buiten. Beide kwamen naar mij en gaf een kus op mijn voorhoofd. Had ik maar geweten dat ze deels afscheid namen. Dat ik hen voor een lange tijd niet meer ging zien. Dan had ik me vastgeklampt hebben aan mijn moeder. Geschreeuwd hebben voor heel het gebouw dat ze dit me niet mocht aandoen. Radeloos en verdrietig werd ik meegetrokken met mannen in witte pakken, weg van mijn ouders.
Verwacht je nu dat ik ga zeggen dat ik men ouders haat, dat ik dit niet gewild had? Helemaal niet. Ik ben zelf blij dat ze het gedaan hadden. Er was een kans geweest dat ik een laat bloeier was, er was een kans dat ik helemaal geen mutant zou zijn geweest. Nee, ik ben blij met wat er met me gebeurd is. Het heeft voor de mutatie gezorgd dat ik nu heb.
Een hele week werd ik als jong kind verzorgt in dat ‘ziekenhuis’ Ik werd in de watten gelegd. Kreeg alles waar ik naar vroeg of nodig had. Er waren geen andere van mijn leeftijd. De enige die daar waren, waren de dokters. Ze zorgde allemaal dat ik het er naar mijn zin kreeg, en volledig op mijn gemak voelde. Vanaf dat dat gebeurde werd ik een kamer binnen gebracht. Ik moest in een een soort langwerpig bokaal liggen. Ik wou niet, maar veel keus was er niet. Vanaf dat ik er in lag ging het dicht.... Daarna was alles een blur...
Om eerlijk tot de dag van vandaag beangstig die tijd nog steeds. Ik herinnerde letterlijk niks van de jaren dat passeerden. Ik kan nu nog steeds niets voor mijn ogen brengen. In de hoop dat ik weet wat ik letterlijk 11 jaar van mijn leven heb gedaan. Het blijft wazig voor men ogen wanneer ik ook maar iets probeer te herinneren. Wie weet wat ze allemaal met me gedaan hebben. Ik weet zelf niet of mijn ouders in die tijd me zijn komen bezoeken. Het eerste dat ik me kan oproepen is het moment dat ik eindelijk mijn ogen opendeed en wel degelijk alles zag. Ik voelde me ouders. Slungelig. Door nog maar mijn handen te kijken besefte ik, dat ik geen 5 jaar meer was. De dokters vertelde me dat ze me precies op mijn 16 de verjaardag me terug hebben wakker gemaakt. Ik wist niet of ze logen of niet. Ik wist niet of ze me al eerder hadden wakker gemaakt of niet. Mijn vertrouwen in anderen was in dat moment gebroken. De onwetendheid dat ik voelde, omdat ik niet wist wat ze met me hebben gedaan in die 11 jaar zorgde ervoor dat ik niemand meer dicht bij me wou hebben. Toch niet zonder dat ik er goed mee was.
Ik kreeg maar een halve week de tijd om te wennen aan mijn verouderd lichaam. Ik merkte maar al te goed dat ze iets met mijn lichaam hadden gedaan. Als je 11 jaar in een bevroren toestand zou gelegen hebben, dan zou ik mager en wit eruit zien. Iets dat ik niet was. Juist niet. Mijn lichaam voelde gezond en fit aan. Het beviel me. Vanaf dat mijn tijd erop zat begonnen ze met testen. Keken hoe snel ik mijn mutatie zou ontdekken. Het was voor hen ook iets nieuws. Ik kon me maar al te goed herinneren, bij een van hun gesprek op te vangen dat ik hun eerste was. Wat betekende dat er nog altijd een kans was dat ik een mislukkeling ging worden. Het beviel me niet dat ze van alles met mijn lichaam hebben gedaan, en toch niet zeker wisten of het goed was afgelopen. Het maakte me pissed dat ze zomaar met een 5 jarig kind zaten te experimenteren zonder zeker te weten of het ging lukken. Het leek hen helemaal niet te schelen dat heel misschien zelf mijn leven er vanaf hing. Op het moment dat al mijn woede zat op te stapelen voelde ik ook iets anders. Iets van binnen leek te borrelen, alsof het uit mijn lichaam wou geraken. En het gaf me echt het gevoel van macht en kracht. In plaats van er bang van te zijn opende ik het met open armen. Het voelde zo geweldig rauw aan. De lampen dat boven me hingen begonnen te trillen. Net zoals mijn handen die tot vuisten waren gebald. Op het moment dat ik die liet ontspannen ontploften de lampen van heel de gang en veranderde het in stof.
De mensen die in die gang stonden wouden vluchten. Alleen leek iets hun lichaam tegen te houden. Ik was volledig de controle over mezelf kwijt. Zij en ik wisten dat ze niet konden bewegen door iets dat ik deed. Diep van binnen wist ik wat te doen. Naar wat te luisteren. De stroming van het bloed. Het was gestopt. Ik was de redenen. Ik had bevolen te stoppen, te luisteren naar mij. Oh, dat geeft me altijd zo’n geweldig eufories gevoel. Hoe het bloed van anderen naar mij luisterde. Hen laten doen wat ik maar wou. Of ze het nu wouden of niet, hun lichaam deed wat ik hen wou laten doen. Toch was ik de mutatie gewend, voor ik het wist had ik niet genoeg energieën viel bewusteloos. Pas wanneer ik weer genoeg energie had begonnen ze me te trainen. Ik leerde hoe ik het bloed sturen kon gebruiken, hoe ik van mijn eigen bloed een wapen kon maken. In de eerste week had ik volledig geen controle erover. Het gebeurde alleen maar wanneer ik woedend was. Iets dat ze dan gebruikte om er voor te zorgen dat ik ze kon gebruiken. Pas na nog een volle week begon ik het te kunnen gebruiken zonder mijn woede. Al zijn mijn mutatie’s sterker wanneer het gevoed werd door mijn woede.
Zoals wanneer iedereen 5 dagen werkte en 2 dagen vrijaf had. Werd ik 5 dagen getraind. Iedere keer in de voormiddag werd ik getraind op mijn mutatie’s. Waar ik ook de rest er van ontdekte en leerde te gebruiken. In de namiddag werd mijn lichaam getraind. Er voor zorgen, dat ik veel meer aan kon. Looptesten, gewichtheffen. Alles wat je kon doen in een gym. Al had het ‘ziekenhuis’ meer geavanceerde gerief. Het waren zware weken. Achter dat ik 2 jaar ouder was, ontmoete ik in mijn weekend een man. Hij straalde iets uit dat me aantrok. Niet in de manier dat jullie denken. Die man was twee keer de leeftijd van mij. Hij liet me kennis maken met de ondergrondse gevechten. De illegale plaatsen waar de mutanten tegen elkaar vochten. Al snel besefte ik, dat ik haast de enige was die er niet tegen mijn wil daar beneden was. De meeste zaten in kooien opgesloten. Wachtend tot ze mochten vechten, hopend zo hun vrijheid te krijgen. Ik trok me daar niks meer van aan. Het leven van iemand anders kon me niks schelen. En zo begon ik mijn weekenden te spenderen. In de gevechtsarena zelf. In het jaar dat ik 19 was geworden, had ik ontdekt dat de dokters me weer in slaaptoestand gingen steken. Om dan zo mijn mutatie sterker te maken. Krachtiger en hoogstwaarschijnlijk oncontroleerbaar. Iets waar ik zwaar tegen was.
Vanaf dat het weekend was, ging ik weer naar de man. Hij begreep mijn situatie en gaf me daar een cel. Al was de mijne niet op slot. Ik ging me door niemand laten opsluiten. En zeker niet die dokters. Ik had al zoveel gevechten doorstaan. Niemand is onverslaanbaar, zelf ik niet. Dus hier en daar verloor ik. Al won ik het grotendeels van al mijn gevechten. Ik hield het niet echt bij. Het geld dat ik bij winnende matches kreeg hield ik dan natuurlijk wel bij. 1/3 van het geld dat ik won, gaf ik aan de man die mij een dak boven het hoofd had gegeven. Ik ging juist weer een gevecht aan gaan, tot er opeens mutanten binnenstormde en de plaats in chaos achterliet. Ze dachten dat ik net als de rest hier vastgehouden werd. En wie was ik om tegen hen op te gaan? De ondergrondse gevechten waren nu toch allemaal gestopt. Dit wou zeggen dat ik geen geld meer ging binnen krijgen. Deze mutanten daarin tegen beloofden me om me te helpen met mijn mutatie. Ik ga het nooit toegeven, maar zelf nu heb ik er nog geen volledige controle over. Ik weet dat mijn emotie’s onstabiel waren. Dat ik ieder moment kan ontploffen en een deel van mijn omgeving eronder ging lijden. Ik hoopte dat ze me konden helpen. Ik mag dan wel genieten van de kracht dat de mutatie mij geeft, ik ben geen moordenaar....?
een ding ik maar al te goed, ieder hourseman heeft meer dan een kracht... wie weet lukt het me om er meer uit te krijgen dan een? Misschien hadden die dokters me toch nog kunnen helpen...