Mijn volledige naam is eigenlijk Robert Arthur William James Jones, maar de meeste mensen noemen me gewoon Robb. Tenzij ze like ouder zijn dan noemen ze me Robert. Op dat ouder zijn, wel daar kom ik later op terug. Om het meteen even te melden, dit is hoe ik er altijd ga uit zien. Dus ja, ik ben voor eeuwig pretty en zo. Op zich best geweldig, maar uiteindelijk heeft alles zo zijn nadelen, iets wat je hier vast wel ergens in terug vind waarschijnlijk.
Ik ben geboren in Glasgow op 14 Augustus, als tweede zoon van Arthur Jones degene die het dus voor het zeggen had in Glasgow maar zijn eer had gegeven aan de koning van Schotland. Maar dus ik was de tweede zoon. Mijn broer heette James, hij zou alles krijgen als mijn vader stierf en ik zou de aanvoerder worden van het uitermate grote leger. Als jonge knulletjes waren we vaak enkel en alleen bezig met te vechten met elkaar. Niet zo maar van die kwajongens gevechtjes zoals jullie nu doen, wij deden het met zwaarden. Houten wellicht, maar zo oefende ik dus mijn skills als zwaardvechter. Ik zou later een goeie aanvoerder worden hoor, een echte ridder die voor niets terug deinsde. Maar goed, ik hoor je echt al wel denken waarom krijgt de ene alles en de ander niets. Wel darling, zo was het nu eenmaal in de middeleeuwen. En zoals je kunt zien moesten jongens zich niet zo vaak aan de etiquette houden als meisjes. Wij mochten bijna alles doen wat we wilden, terwijl onze zus die jonger was als ons les kreeg in harp spelen en al die andere dingen. Wij moesten enkel braaf zijn als er mensen op bezoek kwamen, of onze vechtkunsten laten zien.
Of als we eens op een feest werden verwacht. Want ja zelfs wij verschenen op de feesten van de koning en koningin. Leve mijn ouders en hun invloeden soms. Die feesten, wel voor de grote mensen was het echt meer drinken dan iets anders al was er ook het nodige entertainment van narren, acrobaten en barden. Allemaal heel mooi. Zelfs ik en James waren mooi uitgedost met onze donkergroene wambuizen van verhard leer met van binnen warme wol waar ons wapen schild op stond. Het was ergens vlak na of vlak voor mijn verjaardag, excuseer me voor het vergeten van de juiste periode, Schotland had een nieuw stuk veroverd. Of ja de koning. Omdat enkele van mijn vaders mannen mee waren gegaan in die strijd werden we natuurlijk uitgenodigd. Iets wat iedereen even helemaal geweldig vond, want ja we kregen nieuwe kleren om aan te doen. Het zou gewoon een hoopje plezier worden. Snel genoeg kwamen we aan in het kasteel, daar werden we verwelkomt door allemaal andere mensen van wie me de naam even ontglipt. Naarmate ik en mijn broer onze ronde hadden gedaan met alle begroetingen en zo splitsten we op. Het was toen op dat moment dat ik nog een leeftijdsgenoot tegen kwam. Alice. Zeker iemand die ik voor de rest van mijn leven ging onthouden, we raakten bevriend. Iets wat dan weer cool was aangezien ik nu iemand had om te imponeren als ze eens met haar ouders langs kwam in het kasteel. Iets wat me altijd weer opnieuw lukte. Al vanaf mijn 8 had ik eigenlijk door dat ik een betere conditie had als mijn broer, iets wat toen niet belangrijk leek. Maar ik had gewoon een betere fysische ingesteldheid en was in alles wat met vechten had te maken beter. Toen Alice bij ons was, heb ik James letterlijk in de pan gehakt. Niet al te hard natuurlijk, want als de kleine charmeur die ik was wist ik natuurlijk dat alle aandacht dan naar men oudere broer ging gaan. Iets wat niet eerlijk was, want hij kreeg alles al van vader dus ik mocht dit beetje echt wel.
Het was een zonnige lentedag. Ik herinner het me als de dag van gisteren. Ik zou 14 worden deze Zomer, maar mijn vader wilde niet meer wachten. Na een drie jaar als zijn persoonlijke schildknaap te hebben gespeeld, werd ik eindelijk geridderd. Dit was de grootste eer die ik in dit leven zou krijgen. Want terwijl ik dit kreeg, werd er voor mijn broer al naar een aanstaande bruid gezocht. Maar voor nu draaide het even allemaal om mij. Ik was nerveus, en nog geen klein beetje. Mijn moeder was langsgekomen om te vertellen dat het heus wel goed kwam. Iets wat ik natuurlijk ook wist, maar ik was de eerste wellicht die op de leeftijd van 13 geridderd zou worden. Zodra de klok twaalf keer had geslagen ging ik volledig gehuldigd in een harnas, van een metaal dat vele male kostbaarder was dan goud maar minder opzichtig, het had een lichte grijze kleur gehad en zat perfect om mijn lichaam gegoten. Natuurlijk werd het ook aangepast naarmate ik ouder zou worden, maar voor nu was het perfect. Op mijn borst in een donker grijs metaal was ons wapenschild geplaatst. Een maan omcirkelt door de stralen van de zon. Die dag knielde ik neer, en werd ik voor de ogen van heel de stad een man. Ik werd opgenomen in een familie van vechters, verdedigers van de kroon. Zo eentje was ik geworden, in het bijzijn van alle edellieden die ik kon bedenken. Zelfs Alice ouders en de brunette zelf hadden er geweest. Mijn vader was die dag de trotste man ooit dat kon je zo van zijn gezicht af lezen, terwijl mijn broer eerder groen zag van jaloezie. Maar om de familie naam niet te bezoedelen gedroeg hij zich naar hoe een broer zich moest gedragen in dit soort momenten. Trots en steunend.
Twee jaar na datum stond ik naast mijn vader aan het hoofd van de manschappen die uit Glasgow kwamen oog in oog met de Fransen die Schotland waren binnen gevallen. Ik probeerde mijn paard onder bedwang te houden, het was zenuwachtig net als ik. Net als de duizenden andere mannen die hier stonden. Iedereen was nerveus, buiten mijn vader. Hij leek een kalmte over zich te hebben die ik waarschijnlijk nooit zou hebben. Wat een leugen was, want tja. Dat zie je wel. Van zodra zijn vader het signaal had gegeven vertrokken we. Ik bracht mijn paard in galop en met het glanzende staal ging ik in de aan slag. Bij de eerste aanraking met een Fransman plantte ik het lemmet zo diep in zijn borst dat het er langs de andere kant uit kwam. Snel en krachtig trok ik het terug en ging zo een tijdje aan een stuk door. De manschappen die niet te paard waren deden hun best, dan kwamen de mannen te paard waar ik en mijn vader bij hoorde. Iedereen vocht voor hun vaderland te beschermen. Ik vocht voor twee dingen. Het vaderland, en mijn vader. Halverwege de strijd werd mijn vader uit zijn paard getild door een speer, maar hij leek niets te hebben. Moedig als ik was sprong ik naar beneden, werd getroffen op mijn arm maar het was slechts een vluchtige aanraking. Ik vocht rug aan rug met mijn vader tot ik niet meer kon. Tot ik zijn lichaam voelde steunen op het mijne. Zodra ik me omdraaide zag ik een zwaard in zijn borst steken, hij kuchte het bloed uit. De woorden die hij wilde zeggen kwamen niet, bleven vast hangen in een laatste bloed opstopping. Ik hervond mijn krachten net op tijd, sloeg als een wilde om me heen. Links, rechts, ik doorboorde wat ik kon uit pure woede tot er geen sprake meer was van de Fransen en wij hadden zegegevierd. Maar in plaats van mee te doen in de feestvreugde knielde ik neer bij mijn vader en werd door een diepe pijn in mijn hart getroffen. Ik schreeuwde het uit, toen werd het opgemerkt door de rest van de overlevende. Ik moest wel optreden nu. Mijn vader dood, dat betekende dat ik nu moest leiden over de manschappen van Glasgow. ‘Verzamel de wapens. Verzamel wat je wilt. We vertrekken hier binnen een uur. Zorg dat er genoeg paarden zijn, we nemen het lichaam van mijn vader mee.’ Sprak ik met een harde stem, al klonk er toch iets hartbrekends door. Ik voelde me klein en zwak toen ik de poorten van ons kasteel zag verschijnen, ik had enkele dagen eerder de man verloren die me alles had geleerd en nu moest ik het melden. Het hoornsignaal had geklonken zodra ik inzicht was gekomen. Mijn broer, mijn moeder en mijn zus stonden ons al op te wachten toen we door de poorten reden. De verslagenheid op het gezicht van mijn moeder zien verschijnen was wellicht nog erger dan alles. Ik liet me van mijn paard zakken, zag hoe mijn mannen dat voorbeeld volgen en terug keerde naar de armen van hun liefhebbende vrouwen. Paarden werden weg geleid door stalknechten zodat deze konden worden verzorgd en schoongemaakt. Mijn moeder was me straal voorbij gelopen recht naar het lichaam van mijn vader dat op een geïmproviseerde koets lag. Het gesnik brak mijn hart nogmaals, zeker toen ook mijn klein zusje begon. Al die tijd was ik blijven staan, starend naar de mijn thuis. James liep naar me toe en legde kort zijn hand op mijn schouder en leidde me naar de rest van mijn familie. Het plein, wat feestelijk aangekleed was om hun terugkeer, wat normaal zo luid en hartverwarmend moest aan voelen, voelde koud aan. Ik ging naast mijn moeder staan en legde mijn arm om haar schouder aan, zowel zij als mijn zusje vlogen me meteen om de hals en braken helemaal. ‘Het spijt me. Ik deed alles wat ik kon, maar opeens was hij dood. Het spijt me moeder.’ Had ik zacht gefluisterd. Ik weigerde om te breken voor hun ogen. Dat deed ik wel als ik alleen was, op mijn kamer.
In September van mijn 17de levensjaar, vlak nadat mijn broer getrouwd was met ene Elizabeth, een vrouw die ik absoluut niet kon uitstaan. Maar goed ik moest er niet mee samen leven. Werd mijn zusje uitgehuwelijkt aan een of andere prins van Carlisle of iets. In tegenstelling tot vele trouwpartijen van deze tijd was dit er toch echt wel een uit liefde, de jongen hield van mijn zus en zij van hem. Met andere woorden iedereen was uitgehuwelijkt buiten ik zelf, wat ik niet erg vond. Ik was druk met het voeren van oorlogen, strategieën om te winnen, want aan verliezen deed ik niet mee, en vooral met het trainen van mezelf en manschappen. Alles verliep dus vrij goed, tot mijn moeder heel plots overleed. Niemand van ons 3 wist hoe het kwam, de dokter dacht aan een uitbraak van een virus wat we te laat hadden opgemerkt, maar het had een veel simpele oorzaak. Ondanks dat alles goed was gekomen met haar familie, miste ze haar man elke dag erger en erger en dat heeft haar uiteindelijk geveld. Na de uitvaart heb ik overlegd met Jamie om naar Edinburgh te vertrekken, waarschijnlijk voor heel mijn leven. Natuurlijk had het een reden. Na het vele uitwisselen van brieven met de twee andere bevelhebbers van de legers in Gateshead en Edinburgh was ik tot de conclusie gekomen om de legers samen te voegen. Als een grote frontlinie om aanvallen af te wenden. Iedereen was er mee akkoord dat ik opperbevelhebber werd, want over de jaren heen had ik als jongeman me toch al bewezen als een ware tacticus. Zo verhuisde ik dus eind September naar Edinburgh. Ik vond er al heel snel mijn plekje en leerde de stad vrij snel kennen. Een avond na het trainen van de mannen in het zwaardvechten maar dan met twee zwaarden in de hand was ik een of andere pub ingedoken. Iets wat zowiezo al niet een van mijn gewoontes was, maar tja iedereen mocht is een keertje zondigen. Het was een gezellige bar, zo eentje waar je gewoon altijd wel een leuke tijd kon hebben. Er was nog geen uur om, of plots sloeg de sfeer in de ruimte om. Ik had al een tijdje een man in het oog die wel heel fout om ging met de vrouw die bij hem was. Op het moment dat die kerel zijn hand omhoog stak om een klap uit te delen, iets wat waarschijnlijk wel kwam door de drank en alles, was ik op gestaan. Met alle kracht die ik bezat, en dat was veel hield ik hem tegen en had hem al heel snel van de tafel weg getrokken. Ik had er trouwens even geen idee van, van wie die man werkelijk was. Van zijn gezelschap echter had ik gehoord, prinses Lucy als ik me niet vergiste. Ziedend had hij me aan gekeken en me een ruwe duw gegeven om dan een tirade af te steken over wie hij wel niet mocht zijn. Het kon me niets schelen, al was hij de koning van Schotland zo behandelde je iemand niet. Toch werd ik gesteund door de andere mannen in de bar, mijn mannen en trokken ze hem het gebouwtje uit. ‘Het spijt me voor alle drama. Ik ben Robb, prins van Glasgow, en bevelhebber van het leger.’ Zo had ik me voorgesteld, en met die voorstelling had ik mezelf toen verzekerd van een gezellige avond in goed gezelschap. Natuurlijk was het even goed ook mijn plicht om haar terug naar haar kasteel te brengen ongeschonden. De eer van een ridder en zo.
In de volgende twee jaren van mijn leven deed ik veel aan het beschermen van het land. Wat ook mijn functie was, mijn broer James wel die leefde rijkelijk in zijn kasteel en had ondertussen een dochter gekregen, mijn zusje was samen met haar man verhuisd naar Spanje als ik het me goed kan herinneren. Maar ik zat dus in Edinburg mijn werk te doen, zorgde dat de jongste ridders getraind werden, hield een oogje in het zeil of ze onderling geen ruzie maken en ik genoot van mijn leven. Er waren ook wel eens tripjes naar Gateshead waar ik dan afsprak met Alice als het haar man al aanstond, of tripjes naar het kasteel waar Lucy dan was samen met Alice. Met zijn drieën leken we alles wel aan te kunnen, al hield ik me toch iets of wat afzijdig van de twee puur om hun band niet op het spel te zetten want zelfs ik kon zien dat die twee elkaar graag mochten als vriendinnen. Of ik ooit heb gedacht dat er meer speelde? Nee, natuurlijk niet. En als het zo was, wel dan was het goed voor hun maar ik moest er niets van weten. Inmiddels was de roodharige ook al getrouwd, met dus Richard de man die ik op die ene bewuste nacht tegen had gewerkt. Dat zou me binnen kort gaan bezuren. Maar goed, op de momenten dat ik niet druk in de weer was zat ik dus altijd bij een van hun mijn tijd te verdoen. Een van die dagen spendeerde ik toen een volledige dag in Gateshead. Merendeels om de manschappen daar een van de nieuwste tactieken bij te leren als het ging om boogschieten wat meteen goed werd opgepikt natuurlijk. Wanneer de avond was gevallen was ik door Geoffrey, de man van Alice uitgenodigd om bij hun te komen dineren. Om het even te zeggen, ik had getwijfeld want ik mocht die gozer totaal niet. Maar omdat het mijn vriendin een plezier zou doen deed ik het toch. Het was een vrij uitgebreid diner, maar desondanks had ik er niet veel geniet van puur omdat ik kon aflezen van het gezicht van Alice dat er iets totaal niet in orde was. Na het eten moest Geoffrey even wat gaan bespreken met iemand, waarop ik het moment zag om met Alice naar een verlaten gedeelte van het kasteel te gaan. Bij het haardvuur stonden we tegenover elkaar en dat was dan ook meteen het moment dat zij compleet in stortte. Met de grootste pijn in mijn hart probeerde ik haar te troosten, maar er kwam geen ophouden aan. Ze gooide alles eruit, letterlijk alles. Zelf hield ik haar in mijn armen en had haar gedwongen te gaan zitten op een zachte bank waarop ik naast haar ging zitten en haar nog steeds in mijn armen hielt tot ik er zeker van was dat ze alles er had uitgegooid. Wetende dat ik meer deed dan ik mocht doen streek ik de tranen van haar wangen om haar vervolgens nog even dicht tegen me aan te trekken. ‘Alles komt goed Alice. Alles wat gezegd is blijft enkel geweten door mij, je kan me vertrouwen. Hij zal het niet weten, niemand. Het is goed.’ Dat waren de sussende woorden die ik had gesproken voor ik haar uiteindelijk los liet. Mijn laatste woorden. Het was vroeg in de middag, ik was al vroeg uit mijn bed omdat ik vandaag terug zou gaan naar Edinburgh. Met mijn paard aan de hand wandelde ik door de bijna verlaten stad. De enige ophef die er was waren een paar mannen die een vrouw met blonde haren langs me heen loodste in de richting van de rivier. Nieuwsgierig als ik was volgde ik hun, het was toch op mijn weg uit de stad. Maar zodra ik de rand van de rivier bereikte, zag wie er daar op de rand van de brug stond, stond mijn hart stil. Alice. Versteend was ik blijven staan toen haar lichaam de rivier in gegooid werd. Tranen waren in mijn ogen gesprongen, maar ik kon me niet bewegen om er achteraan te springen. Mijn spieren werkte niet mee. Toch verspilde ik geen tijd, van zodra ik de natte snuit van het zwarte paard in mijn gezicht voelde steeg ik op en vertrok in alle paniek naar huis. Lucy ging kapot zijn, nog meer als mij. Het tempo waarin ik mijn hengst langs de wegen liet gaan was hoog, zo hoog alsof het leek dat ik achtervolgd was. Zodra ik in Edinburgh aan kwam zocht ik op elke mogelijke plek waar ik ooit was geweest met haar maar nergens vond ik ook maar iets wat op Lucy leek. Mijn hart bonsde fel in mijn borst en zodra ik van mijn paard was afgesprongen om het kasteel binnen te lopen werd ik tegen de vlakte geworpen. Mijn eigen mannen drukte me fel op de grond en gaven me hier en daar een harde trap, maar ze hielden zich in. Omdat ik het was, hun bevelhebber. Ik werd voor Richard gebracht. “Als je die heks zoekt, zou ik de bodem van de rivier maar eens doorzoeken.” Had hij op een smalende toon gesproken. Dat was de druppel. Beide op één dag. Woede nam me over, ik brak mezelf los uit de greep van mijn mannen die zelfs de moeite niet deden om iets te doen. Als een wilde beukte ik in op het gezicht van Richard, die ondanks zijn verzet tegen de vlakte werd geworpen door me. Tranen rolden over mijn wangen, maar ik ging door. Tot zijn bloed aan mijn handen kleefden en ze me uiteindelijk van hem aftrokken. “Ik heb je lang genoeg getolereerd!” Vrijwel meteen zonder enige vorm van vonnis werd ik veroordeeld tot ophanging. Met woede had ik hem de dood toegewenst en werd ik uiteindelijk weg gebracht, maar niet naar de kerkers zoals normaal. Vier mannen escorteerde me naar de stallen en lieten me gaan. Vrijheid lag voor het grijpen, maar wat was een leven in vrijheid nu zonder zijn vrienden, zijn familie? Toch nam ik het aan, ik vertrok meteen te paard naar de haven om daar de eerste boot te nemen richting het warme Zuiden.
Mijn eerste stop was Spanje, gewoon om mijn zus nog eens te zien, maar daarna ben ik meteen doorgevaren naar Italië, Firenze beter gezegd. Daar ging ik wonen in een prachtige villa aangezien ik toch al mijn rijkdom had meegenomen. Italië was leven. Ik ging daar als Roberto door het leven, een rijke edelman die was gaan reizen in Europa. Want ja, dat heb je wel als je een nieuw land betreed moet je jezelf even een draai geven dus verzon ik even een nieuwe geschiedenis. Ik verscheen op feesten van de Medici’s de toen rijkste familie in heel Italië, wanneer ik het daar beu was stak ik door naar Rome. Waar ik als leerjongen in dienst ging bij niemand minder dan Michelangelo. Zoals je ondertussen wel door hebt, word ik niet ouder, toch niet ouders als 19. Het was in Rome dat ik verliefd werd op een meisje, meer dan wat geflirt werd het nooit. Ik stond het mezelf niet meer toe om banden te hebben met mensen, puur om wat er al die jaren geleden is gebeurt. Na een goeie 10 jaar vertrok ik ook uit Italië, om zo steeds verder en verder de wereld in te gaan en van elke cultuur wel iets op te snuiven. Elke keer na 10 jaar moest ik wel weer vertrekken omdat mensen anders vragen gingen stellen. Pas na een goeie 100 jaar uit Schotland te zijn vertrokken keerde ik weer. Mijn familiestamboom bestond nog steeds, en zo werd ik weer verwelkomt door mijn eigen familie al was ik nu een verre neef en was er van mijn verleden geen sprake meer. Het was gedurende die periode terug in Schotland dat ik mijn beste vriend leerde kennen, een jonge dokter die net was afgestudeerd. Omdat ik wel dingen had meegepikt in die wereld hadden we besloten om een eigen praktijk op te richten die in een mum van tijd erg bekend werd. Het was mijn 5de jaar dat ik er was toen het noodlot toesloeg. George had voor me verborgen gehouden dat hij ernstig ziek was, op een moment was hij gewoon aan het werk en de andere moment lag hij bloed op te hoesten maar was het al veel te laat om nog iets voor hem te kunnen doen. Dat was voor mij de aanleiding om afscheid te nemen van de familie en terug te vertrekken al was het dit keer naar het verre Noorden. Daar kwam ik net zoals de eeuwen er voor soms in contact met enkele mutanten.
Jaren zijn inmiddels al in elkaar over gevloeid, besef van tijd heb ik eigenlijk totaal niet meer. Ik heb me aan elke tijd kunnen aanpassen zo ook nu. Het was ergens midden Maart geweest, dat had ik nog gezien op mijn telefoon. Een klein irritant ding als je het hem vroeg, maar best wel handig als je met vrienden wilde communiceren. Of in zijn geval gewoon kennissen. De zon vertelde hem dat het al iets van een vijf uur was terwijl hij op een of andere klif zat in Dover. Eerder die dag was hij kwaad geworden en niet zo’n klein beetje en hij was nog steeds ontzettend pist. De reden waarom hij zichzelf had afgezonderd van de mensen waar hij bij was, was puur omdat hij een vreemd voorgevoel had gehad. Maar hij was niet alleen op de klif, een eindje verderop stonden er wat jongens en die hadden hem ook in het oog gekregen. De harde tik die hij tegen zijn achterhoofd had gekregen deed hem meteen overeind komen. Kwaad was hij al, en dit was letterlijk de druppel die zijn emmer liet overlopen. Blijkbaar hadden de jongens het verwacht dat ik zo zou reageren. Maar ze bleven me pushen door dingen naar me heen te roepen tot mijn woede buiten zijn grenzen trad. Wat er gebeurde wist hij niet, maar een lichte aardbeving had het drietal jongens meteen weg gejaagd. Al had ik al lang besloten dat ik het niet zo ging laten. Ik was gewoon te kwaad, terwijl ik normaal altijd zo rustig ben. Ik was achter ze aan gegaan, maar werd ergens halfweg tegen gehouden door een blonde vrouw. Ze was geen bekende dus natuurlijk luisterde ik niet, ik was gewoon blind van woede en had haar een zachte duw gegeven zodat ze uit de weg ging. Maar ze bleef volhouden. Iets wat alleen maar zorgde voor een averechts effect, nu richtte ik mijn woede op haar. Voor mij voelde het aan alsof ik uit elkaar spatte, maar in plaats daarvan was het de grond die uit elkaar spatte en de klif die totaal afbrokkelde door weer een beving, deze was veel sterker dan de andere. Toen alles uiteindelijk was gestopt lag ik op de grond, en een eindje van mij vandaan lag de vrouw. Verbaasd had ik rond gekeken, totale vernieling rondom me. Maar de blonde vrouw had zich nog steeds niet verroerd. Mijn woede was gaan liggen zodra de felste beving was gestopt, wat er voor zorgde dat ik onmiddellijk bezorgd werd om de vrouw. Na wat springen van rotsblok naar rotsblok knielde ik bij haar neer. Meteen checkte ik haar pols, als de dokter die ik ooit geweest was. Er was geen hartslag. Tevergeefs begon ik haar te reanimeren, maar ik wist wel beter. Ik had haar vermoord. Een onschuldige ziel was ten val gekomen aan iets van wat blijkbaar een gehele nieuwe mutatie was. Toch bleef ik doorgaan, ze moest weer tot leven komen. ‘Kom op, adem ik smeek je.’ Dit kon hij niet aan, hij had genoeg levens op zijn geweten, maar geen onschuldige.. Ik stortte totaal in en tranen begonnen over mijn wangen heen te rollen. Uiteindelijk stopte ik, bracht mijn handen naar mijn hoofd en staarde ik verslagen naar het gezicht van de onbekende vrouw… Hoelang ik er had gezeten wist ik niet, maar de tranen liepen nog steeds over mijn wangen. Ik zat nog steeds naast het lichaam van de vrouw. De vraag of ik het lichaam mee moest nemen was in me op gekomen en ik was het ook nog van plan geweest ookal was dit alles zijn schuld. Hij zou dan maar moeten opdraaien hier voor, zou negen van de tien waarschijnlijk worden berecht met doodslag of iets. Op dit moment verdiende ik het, ik walgde van mezelf om wat er zo net was gebeurd. Het was dan ook dat ik mega hard schrok toen mijn hand uit het niets de grond raakte. Meteen veegde ik de tranen weg, tevergeefs want er kwamen er al weer nieuwe, maar het was net genoeg om te zien dat de blondine wakker was geworden? Dit kon serieus niet. Ze had geen pols meer gehad? Hij had het echt gecheckt, wat was dit. Voor hij tijd had om te reageren sloeg ze haar armen om me heen. Alsof ik een kleine jongen was van 7 legde ik mijn hoofd meteen op haar schouder en begon als een gek te snikken. "Sssh, het is al goed, alles komt goed, ik beloof het je" Had ze tegen me gezegd. Ik weigerde haar los te laten voor een lange tijd, bang dat ze alsnog zou verdwijnen en dat dit een of andere vreemde droom bleek te zijn. Maar uiteindelijk kwam ik samen met Eleanor aan op een eiland dat Genosha werd genoemd. Er was met verteld dat ze me al een tijdje in het oog hielden, dat vandaag de dag was geweest waarop ze me kwamen halen. Alleen hadden ze niet verwacht dat ik nog een mutatie zou hebben. Iets wat ik zelf ook niet verwacht had.
MUTATIES: Super Soldier Physiology Robb heeft de kracht, en de slimheid van een getraind soldaat/vechter. Zijn conditie en kracht zijn uitmuntend en zijn vechtskills zijn heel ver geëvolueerd. De eerste keer dat hij gewaar werd dat hij deze mutatie had was eigenlijk vanaf hij het houten zwaard had opgepikt en hij de trainingsgevechten deed met zijn broer. Immortality Zoals je wel door hebt wordt Robb niet ouder en heelt hij van elke verwonding. Zijn levensduur is oneindig. Het voordeel hiervan is dat hij elk deel van de wereld kan gaan bekijken, al is het grootste nadeel dat hij nooit een band kan vormen met iemand en dat hij hoe dan ook eigenlijk alleen zal eindigen. Apocalyptic Force Manipulation Dit is wellicht zijn meest gevaarlijke mutatie. Met deze power kan hij een einde brengen aan het universum, met andere woorden the end of days. Robb kan deze kracht op wekken en zo de beslissing maken of de wereld tot zijn einde komt. Omdat deze nieuw is heeft hij het totaal niet onder controle, de kleine uitbarsting waardoor hij terecht is gekomen op Genosha was nog maar het begin toen veroorzaakte hij nog geen totale wereldvernietiging omdat hij het totaal niet onder controle heeft en omdat hij onder hevige invloed was van zijn emoties.
| |