Hij had stappen gehoord, daarna een stilte alsof de persoon halt hield. Oliver hield zijn adem in en keek over zijn schouder, naar de dunne streep licht die via de gang het lokaal binnenviel. Opnieuw het geluid van schoenzolen op de vloer en even later het silhouet van een persoon die verscheen in de deuropening. Langzaam ging de deur open, waardoor Oliver kort zijn ogen dichtkneep om het felle licht te weren. Hij kon niet zien wie of
wat het was, doordat hij werd verblind door het tegenlicht. Een zacht geroffel weerklonk, en hij kon vaag opmaken hoe de persoon tegenover hem met zijn vingers een melodie op zijn broek roffelde. Hij wilde iets zeggen, vragen wat de persoon wilde of hem zeggen dat hij toestemming had om in het lokaal te zijn. Maar zijn mond voelde als verdoofd aan waardoor hij niets over zijn lippen kreeg. Zijn lichaam daarentegen stond op springen van de spanning en voornamelijk de energie die door zijn lichaam raasde.
’Waarom zoek je die dingen op?’ De stem van de jongen klonk gedempt, alsof zijn mond verscholen zat achter iets, maar Oliver kon niet zien wat. Vanuit zijn ooghoek zag hij beweging op zijn scherm, en argwanend keek hij ernaar. De vetgedrukte titel van het krantenartikel sprong meteen weer in zijn oog, het tabblad was vanzelf weer geopend.
Mutants declare war. x Oliver trachtte zijn rug wat te rechten, maar was niet in staat om te bewegen zonder dat de pijn de overhand nam. Waarom voelde hij zich zo in het nauw gedreven? Hij deed niets wat als overtreding gezien kon worden, en hij was er zeker van dat hij zijn mutatie onder controle had.
’Je bent toch niet van plan om iets te ondernemen?’ Opnieuw bewoog zijn scherm en Oliver fronste zijn wenkbrauwen waardoor er een woeste uitdrukking op zijn gezicht verscheen. Op een of andere manier voelde hij zich in het nauw gedreven. De manier waarop hij werd benaderd, toegesproken.. alsof hij de oorzaak was van dit allemaal. Hij wilde het niet, maar hij voelde een zekere spanning in zijn lichaam opbouwen. Zonder nadenken drukte hij zichzelf op uit zijn stoel waardoor hij lichtjes boven de andere jongen uit kwam. Behendig draaide hij de toren van de computer naar hem toe en trok de hoofdkabel uit die het ding van stroom voorzag. Nadat het scherm volledig zwart was geworden keek hij weer naar de jongen en ademde beverig in als poging om zichzelf onder controle te houden.
’Ik hoop niet dat ik iets moét ondernemen.’ sprak hij met een lage stem waarin duidelijk hoorbaar was dat hij een poging deed om kalm te blijven. Wantrouwig staarde hij de jongen aan, niet wetende wat hij in een situatie als deze moest doen. Doordat hij zo met zijn eigen houding bezig was, had hij nog niet eens door dat de jongen voor hem misschien minstens even onzeker was als hijzelf.