Het regende.
Of misschien was regenen niet het goede woord. Het stortte. Het hoosde. Het... Benjamin wist niet meer synoniemen dan dat te bedenken, omdat hij teveel gefocust was op het vasthouden van zijn capuchon, het wegwrijven van het water uit zijn ogen n het vinden van een plaats waar hij kon schuilen. Een geïrriteerde, verwrongen grimas was op zijn gezicht te zien terwijl hij een lok nat haar van zijn voorhoofd streek. Hij was verzopen van de capuchon van zijn rode hoodie tot aan de gekleurde sokken aan zijn voeten. Hij was moe en chagrijnig.
Waarom regende het zo hard? Hij had die ochtend het weerbericht gecheckt en – oké, er had weliswaar gestaan dat het niet zo mooi weer zou worden, maar deze regen? Dat was echt veel te wreed van de weergoden nu hij zijn leren jas en zijn nieuwe witte Old Skool Vans droeg. Of misschien waren het niet de weergoden waar hij eigenlijk niet in geloofde, maar een stel mutanten dat ruzie had. Hij had verhalen over Genosha gehoord die hem moesten doen geloven dat ruzies wel meer uit de hand konden lopen dan met een plensbui die ongeveer gelijk was aan de zondvloed. Maar misschien was het gewoon karma omdat hij vorige week een bedelaar genegeerd had omdat hij zijn bus moest halen.
Mutanten of geen mutanten, Ben was pittig kwaad dat zijn eigen mutatie nog geen milimeter in de buurt kwam van iets dat hem op dit moment zou kunnen helpen. Waarom kon hij geen speciale kracht hebben waarmee hij de zon kon laten schijnen? Of eentje waardoor hij waterbestendig was. Of iets waarmee hij zichzelf kon droogföhnen of zo – iets waardoor hij niet zijn nieuwe schoenen hoefde weg te gooien. Het leven was zo oneerlijk, zo vreselijk oneerlijk.
Terwijl hij wegkwijnde in zelfmedelijden, keek hij naar de straat om zich heen. Hij wilde ergens schuilen waar hij tegelijkertijd een groot glas ik-heb-zelfmedelijden-want-het-regent-alcohol kon halen. Iets wat hem zou opwarmen. Whisky of zo. Of misschien gewoon warme chocolademelk.
Hij zag de letters van het café en liep zonder te aarzelen naar het afdakje bij de deur. Na hij het grootste deel van het regenwater uit zijn haar had geschud, opende hij de deur en ging hij naar binnen. De golf van energie verwelkomde hem, voornamelijk positieve, ontspannen mensen die hier helemaal geen last hadden van de stortvloed die buiten uit de hemel kwam zetten. Goed. Hij kon wel wat positieve energie gebruiken.
Hij deed zijn jas uit, hing die aan de kapstok, liep naar de bar en bestelde ongegeneerd één warme chocolademelk. Met slagroom. Want, zoals het motto van veel ongestelde meisjes op Instagram klonk: chocolade en geluk waren ongeveer hetzelfde.