Eigenlijk was haar leven hier niet zo heel veel anders dan haar leven thuis. Natuurlijk, hier was ze constant omgeven door vrolijke leerlingen, luxe snufjes die ze nooit van haar leven zou gebruiken (want wat voor een beangstigend soort mens doet in hemelsnaam aan sport?) en een algehele sfeer van vooruitstrevendheid die ze tot voor haar komst op deze school nooit had ervaren, maar anders dan dat viel het allemaal erg mee. Dat ze moeite had met zich aanpassen en thuis voelen, had ze eigenlijk alleen te danken aan het feit dat ze simpelweg niet bereid was zich aan te passen of zich te settelen. Precies zoals ze thuis had gedaan, besteedde ze nog altijd vrijwel al haar tijd aan dwalen. Doelloos rondlopen, staren, roken. Op avontuur gaan, hoe weinig actief of intensief dit avontuur dan ook mocht zijn.
Hoewel ze vaker dan niet vergezeld was door de rest van de Spacerangers, die elkaar allemaal op een wat trieste manier waren komen volgen naar de school, was ze inmiddels ook weer regelmatig alleen te vinden. Zo ook nu, terwijl ze met een half opgerookte joint over het schoolterrein aan het slenteren was. Zij, in haar versleten skinnyjeans en minstens net zo versleten gympen, af en toe stilstaand om haar joint weer aan te steken, was absoluut geen onbekend tafereel meer. Sinds ze hier was had ze maar amper lessen bijgewoond, maar haar uitgedrukte pretsigaretjes waren overal op het schoolterrein terug te vinden.
Maar zo bijster lang was ze hier nog niet en dus waren er nog altijd momenten waarop ze nieuwe plekken ontdekte. Meestal gebeurde dit wanneer Sarina bewust op avontuur was en iets meer in haar mik had gegooid dan alleen een beetje wiet, maar heel soms kwam het voor dat ze, zoals nu, rustig aan het wandelen was, gebakken als een banaan, en dat ze geheel ongepland op een nieuwe plek stuitte. Ze had over het pad gelopen dat van de school naar een misselijkmakend romantisch bloementuintje liep, toen haar voor het eerst – wat een mens al niet opmerkt wanneer hij of zij afstand neemt van zijn nuchtere staat van zijn – een ander pad opviel, dat zich afsplitste van het weggetje waar ze op dat moment over banjerde. Voor niemand in het bijzonder had ze wat achterloos haar schouders opgehaald, als een 'hmh, waarom ook niet', om na een diepe hijs van de joint tussen haar vingers het pad ingeslagen te zijn. Met een wat verveelde blik in haar ogen nam ze de nieuwe omgeving in haar op. Zou ze iets van waarde gehecht hebben aan de natuur en zijn schoonheid, dan was ze vast en zeker onder de indruk geweest, maar gezien het Sarina betrof absorbeerde ze alles met een houding alsof alles, de hele wereld en haar natuur incluis haar gestolen kon worden. Het duurde niet lang voor haar blik de omgeving verliet, om zich te richten op het haast opgerookte ding tussen haar vingers. Ze zou een nieuwe moeten draaien, want zonder, dat kon natuurlijk niet. Met samengeknepen ogen nam ze haar laatste hijs, vooraleer ze het stompje met haar duim en wijsvinger de allerschattigste bosjes inschoot.
“Hmmmmmmmm oké,” verzuchtte ze overbodig, gezien er niemand was om te luisteren – en als die er al waren, dan wilden ze vast niet luisteren naar Sarina die een moeilijk geluid produceerde. Van de filter, die nu ergens tussen het groen zijn laatste rook deed opwaaien, keek ze weer terug voor zich, op zoek naar een plek waar ze de volgende toeter zou kunnen draaien. Een frons vormde zich op haar voorhoofd toen haar blik viel op het kleine gebouwtje waar ze voorheen blijkbaar blind voor was geweest. Een snoepig houten bouwseltje dat zo mooi opging in de omgeving, dat het bijna pijn deed aan haar ogen. Langzaam gleden Sarina haar mondhoeken omhoog in een geamuseerde glimlach. Hoe heetten die dingen ook alweer? Kleine huisjes waar je net niks aan had, open, vaak rond? Bedenkelijk tuitte ze haar lippen, tot ze het woord had gevonden en opnieuw geheel overbodig tevreden knikte. Een prieeltje. Absoluut de enige reden waarom ze dat woord überhaupt kende, was omdat het ooit het thema was geweest van een zeer trieste tekenserie die ze vroeger had gekeken omdat haar moeder te lui was geweest om normale tv op te zetten. Maar goed, dit was allemaal onbelangrijk. Het enige wat er momenteel toe deed, was dat zij op dit moment in dat snoezige prieeltje haar volgende joint zou draaien (en roken).
Geamuseerd om de ironie van het hele geheel, stapte ze richting het bouwsel. Haar focus lag zodanig op het pretsjekkie die ze zo zou draaien, dat ze absoluut geen aandacht besteedde aan het – toegegeven prachtige – uitzicht. Het hout kraakte aangenaam onder haar voeten en haar glimlach groeide. Ze mocht dan nog zo negatief zijn en denken over alles, zelfs zij kon genieten van goed krakend hout en wellicht zelfs van een mooi stukje natuur, als ze in de
mood was. Bij binnenkomst wierp ze haar tas in een hoek, voor zover dit mogelijk was in een praktisch ronde ruimte, en nam ze zelf ook plaats om maar zo gauw mogelijk te beginnen. Ze opende de tas, trok er haar grinder, een pakje tipjes en de vloeitjes uit en begon zacht neuriënd met het uitstallen en klaarleggen van haar rookgerei.