Onderwerp: CREATURES LIE HERE, LOOKING THROUGH THE WINDOW di jul 01, 2014 9:18 pm
[TRIGGER WARNING]
Dikke, warme tranen maken langzaam hun weg over mijn roodgetinte wangen terwijl ik mij een weg langs de menigte baan. Ik houd mijn hoofd omlaag,ogen gericht op de houten vloer. Ik wou geen vragende of bezorgde blikken. Geen mokkende blikken of nog erger, blikken van medelijden. Het was vrij nadelig dat ik zo lang was, want ik kon zweren dat ik mensen over mij kon horen fluisteren. Of misschien ook wel niet. Misschien waren het stemmen wel in mijn hoofd. Pesters uit het verleden met hun woorden. Woorden om te verwonden. Een lijntje. Een lijntje kan geen kwaad. Dat was geen pester. Dat waren mijn eigen gedachten, verraderlijk en sluw. Overtuigend ook. Ik bijt hard op mijn onderlip in de hoop het duister te bedrukken.
Hoe was het dat mijn gedachten, dat het in mijn hoofd zo duister kon zijn. Zo donker zonder hoop of vreugde of energie, terwijl mijn mutatie licht was. Ik bal mijn handen in vuisten, mijn nagels bijten in mijn palmen, maar ik voel het bijna niet. Niet nu de al bekende jeuk zo groot is. Mijn polsen verlangen naar dat koele mesje, gedrukt tegen mijn huid, door mijn huid. Een lijntje.
Ik duw mijn slaapkamerdeur open. Mijn kamergenoot was er niet, hetgeen mij niet verbaasde gezien het tijdstip. Voor sommige waren lessen nog in volle gang, terwijl andere aan de lunchtafel zaten en weer andere buiten van de zon aan het genieten waren. Geen van dat voor mij. Ik had zojuist simulatie gehad, de hele oorzaak van mijn huidige staat. Ik weet niet wat de precieze trigger was geweest, maar ik wist wel dat ik daardoor een onvoldoende zou krijgen voor deze test. Ik was zo afgeleid en van de wereld afgeweest dat ik zelfs een medestudent bijna in gevaar had gebracht. Simpelweg door mijn onoplettendheid.
Ik haal gefrustreerd een hand door mijn krullen en grijp ze vast terwijl ik met mijn andere hand over mijn gezicht wrijf. Mijn polsen schreeuwen en mijn vingers branden. Het is maar een lijntje. Ik bijt weer op mijn lip en proef een ijzeren, stalen smaak. Lip open gebeten. En zeker niet de eerste keer. Maar het is niet genoeg. Ik laat mijn haren los en adem een beverige zucht uit alvorens ik mij een weg baan naar de aangrenzende badkamer. Ik loop richting het toilet en laat me ernaast op m’n knieën vallen. Een van de muurtegels naast het toilet zit los met daarachter een holte. Als je het niet weet, zul je het niet zien. Maar ik wist het en ik wist maar al te goed wat ik in de holte had verstopt. Ik krabbel de tegel weg en grijp het stoffen, veel te vrolijk gekleurde zakje wat in de holte ligt en maak deze met trillende vingers open. Mijn ademhaling versneld iets als ik het mesje uit het zakje neem en voor mijn ogen ophoud. Ik slik en voel nog een traan mijn ogen verlaten. Ik laat het zakje vallen en neem het mesje in beide handen.
Ik adem diep door mijn neus in als ik dan het mesje naar mijn pols breng. Een lijntje. Ik bijt mijn kiezen stevig op elkaar en maak een zacht kreunend geluid als het mesje een horizontale lijn in mijn huid maakt. Zo gemakkelijk. Ik slaak een beverige zucht uit euforie en staar even naar het bloed dat uit de snee bubbelt en zich langzaam via mijn arm naar de grond valt. De euforie is echter maar van korte duur en mijn opluchting veranderd langzaam in afschuw en realisatie.
Ik laat uit schrik en walging het bloederige mesje op de grond kletteren, alvorens ik hard ademend naar de hoek van de badkamer kruip. Dikke tranen stromen alweer over mijn wangen terwijl ik trillend mijn telefoon uit mijn broekzak friemel. Ik houd de 2 toets enkele seconden ingedrukt en breng de telefoon aan m’n oor. Als de vrolijke stem van Clementine opneemt kan ik een snik niet onderdrukken. ''Kom alsjeblieft snel,'' adem ik zachtjes uit. Dan hang ik de telefoon op en laat ik ook de telefoon op de grond kletteren. Dan druk ik mijn benen stevig tegen mij aan en sla ik mijn armen rond mijn knieën, mijn gezicht verstopt. Als mijn bloederige arm mijn kleding of iets vuil maakt, dan weet ik het niet. En zelfs al zou ik het weten, dan kon het me weinig schelen.
sleep & amnesia
"I wish that I could wake up with amnesia. And forget about the stupid little things. 'Cause I'm not fine at all.''
Onderwerp: Re: CREATURES LIE HERE, LOOKING THROUGH THE WINDOW wo jul 02, 2014 9:19 pm
De dag was ontzettend goed begonnen. Ik was met een zeer goed humeur opgestaan, wat eigenlijk maar één reden had: ik had PE vandaag. Ik studeerde over het algemeen wel graag en ik ging graag naar lessen, maar PE was het hoogtepunt van mijn week. Dan mocht ik namelijk vliegen. Ik kon nog niet lang of ver, natuurlijk, en ik was altijd wel een beetje duizelig na een PE les, maar het gevoel van vrijheid dat ik kreeg wanneer ik die paar meters mocht vliegen was onbeschrijfelijk. Ik stapte dan ook vrolijk neuriënd onder de douche, waarna ik me in een gemakkelijk zittende broek en shirt hees en mijn spullen bij elkaar pakte. Met een spring in mijn stappen loop ik mijn kamer uit en trek de deur achter me dicht.
Een vlug ontbijt later begaf ik me naar buiten, aangezien de les vanwege het goede weer (en de mutaties van de meeste mensen uit mijn groep) naar buiten was verplaats, wat ik al helemaal prima vond – binnen wilde ik nog wel eens tegen de rekken knallen, of de afstand naar het plafond verkeerd inschatten. Buiten kon ik gaan en staan, om het maar zo te zeggen, waar ik wilde. In mijn enthousiasme kwam ik zo’n tien minuten te vroeg aan, en waren er nog maar een handvol andere mensen; ik twijfelde of ik niet al even naar die boom enkele meters verderop kon vliegen en terug, maar ik had nog een hele les voor de boeg, en als ik nu al begon met vliegen, kon ik de les waarschijnlijk niet afmaken. Ik kon dus niet veel meer dan ongeduldig van het ene been naar het andere hoppen terwijl ik wachtte tot de docent en rest van mijn groep arriveerde.
Zoals altijd leek de les voorbij te vliegen. Voor ik er erg in had, sleepte ik mezelf alweer terug richting mijn kamer, uitgeput en met ogen die haast dicht vielen met elke stap die ik zette, maar ontzettend voldaan. Eenmaal terug op mijn kamer plofte ik languit op bed neer en slaakte een diepe zucht. Ik had wel even tijd om mijn ogen dicht te doen; ik had pas weer echt les in de late middag. Normaal gesproken zou ik dat erg hebben gevonden, omdat ik liever zo vroeg mogelijk klaar was met lessen en huiswerk en dergelijke, maar op dagen dat ik PE had, vond ik het eigenlijk wel fijn – dan kon ik tenminste wat bij trekken voor ik weer mijn volste concentratie moest gooien op het opletten tijdens de les. Ik schopte dan ook zonder overeind te komen mijn schoenen uit en crulde me op bovenop de dekens voor een kort dutje.
Alleen kwam dit er niet van. Nog voor ik goed en wel in kon doezelen, klonk het vrolijke (maar momenteel veel te harde) geluid van mijn telefoon. Met een kreun hief ik mijn hoofd op en greep mijn tas, waar ik vervolgens in rondgraaide tot ik het apparaat in mijn hand had. Een vlugge blik op het scherm liet zien dat het Adam is die me belde, waardoor er automatisch een glimlach op mijn gezicht verscheen. “Helleuw,” zei ik dan ook uiterst opgewekt toen ik opnam, en klemde mijn telefoon tussen mijn oor en schouder zodat ik me kon uitrekken. Al snel verstijfde ik, want toen Adam antwoord gaf, was zijn stem niet zo helder en ronduit blij zoals hij dat normaal wel was – integendeel, ik kon hem amper verstaan, zo dik en zacht was hij, alsof Adam net gehuild had, of dat nog steeds deed. Kom alsjeblieft snel.
Ik wist dat het geen nut had te vragen wat er was. Als ik hem nu al amper kon verstaan, dan kon hij me niet over de telefoon uitleggen wat er mis was. Bovendien had ik het zinkende gevoel dat ik wel wist wat er mis was. Ik schoot overeind en deed met één hand mijn schoenen aan. “Adam? Blijf waar je bent, okay? Ik kom eraan,” probeerde ik hem te zeggen, maar ik hoorde al niets meer; waarschijnlijk had hij al opgehangen. Ik struikelde haast over mijn eigen voeten in mijn haast de kamer uit te komen. Gelukkig was het vanuit mijn kamer niet ver naar de zijne, waardoor ik binnen twee minuten zijn deur openduw. De kamer zelf was leeg, maar het licht op de badkamer was aan.
Mijn hart bonst in mijn oren wanneer ik de badkamerdeur opendoe. Vrijwel meteen valt mijn blik op het bevende hoopje Adam in de hoek van de badkamer; snel daarna merk ik het bloed op zijn arm op. Ik moet de deurpost vastgrijpen zodat ik niet meteen naar het toilet stommel, al moet ik alsnog veel moeite toen om een plotselinge golf misselijkheid weg te slikken. Mijn blik is al zwart aan de randjes, en het voelt alsof ik niet meer met beide voeten op de grond sta. Ik weet dat ik flauw kan vallen als ik me niet nu meteen ga concentreren. Adam is gewond. Ik moet eerst voor hem zorgen.
Ik pak een handdoek en laat me voor hem op mijn knieën vallen. “Adam? Kun je me horen?” vraag ik half-beverig, en zet mijn hand tegen zijn wang zodat ik zijn gezicht naar me toe kan kantelen. Pas wanneer ik zijn ogen heb gevonden richt ik mijn aandacht op de snee in zijn arm. Ik wikkel de handdoek eromheen en oefen wat druk uit, in de hoop dat ik het bloeden zo kan stelpen. Ik weet niet hoe diep de snee is; ik ben bang om te kijken, voor het geval ik slecht op het bloed reageer. Zodra ik weet of hij fatsoenlijk op me kan reageren, kan ik proberen hem overeind te krijgen, en kan ik hem naar de ziekenzaal brengen. Terwijl ik met één hand de handdoek op zijn plek houd, strijk ik met de andere de krullen van zijn voorhoofd weg. “Weet je waar je bent?” vraag ik Adam zachtjes, terwijl ik met mijn hand over zijn haar blijf strijken. Ik merk pas dat er tranen over mijn wangen lopen wanneer ik het zout op mijn lippen proef.
Onderwerp: Re: CREATURES LIE HERE, LOOKING THROUGH THE WINDOW zo jul 06, 2014 10:48 pm
Mijn vingers grijpen de stof van mijn broek stevig vast. Het is alsof ik mezelf bij elkaar probeer te houden. Dat doe ik wellicht ook wel, zonder dat ik er erg in heb. Ik probeer rustig door te ademen, lange adem in, lange adem uit. Langzaam voel ik mij enigszins kalmeren als ik mijn ademhaling weer wat onder controle krijg en die eventuele paniekaanval die ik had kunnen krijgen, voorlopig in ieder geval, vermeden is. Niet kalm genoeg op mijn gespannen spieren wat te ontlasten, maar wel kalm genoeg om geen zwart meer voor mijn ogen te zien.
Dat was de schok. De paniek. De angst, misschien. Maar een ander gevoel deed nu zijn opkomst. Woede. Ik was zo boos en teleurgesteld. In mezelf natuurlijk. Waarom was ik zo stom? Waarom was ik zo lichtgeraakt? Waarom kon ik niet gewoon stoppen met al deze onzin? Waarom verraadde mijn eigen hoofd, mijn eigen hart mij? Hoewel kalmer dan voorheen, stromen tranen consequent nog steeds over mijn wangen heen, terwijl ik zachtjes om mijn reeds gebroken lip bijt om de eventuele snik binnen te houden. Mijn laatste waardigheid, zullen we maar zeggen. Hoewel, dat kon ik de kat wijs maken. Mijn waardigheid was lang geleden al door de modder gehaald.
Diep in gedachten verzonken hoor ik de badkamerdeur niet opengaan. Later vraag ik mij nog af waarom ik de deur niet op slot had gedaan. Een vreemde gedachte in de gegeven situatie, maar eentje met een simpel antwoord; ik wou gevonden worden. Ik wou geholpen worden. Ik wou niet dood. Verre van! Ik wou leven en daar was waar het probleem wellicht zat. Mijn leven leven en niet geleefd worden.
Clementine’s aanwezigheid in de kamer merk ik eigenlijk pas als ze mijn betraande wang aanraakt. De lichte druk van haar hand wil mijn hoofd omhoog kantelen en ik sta het toe. Het was gemeen en het was cru, maar Clementine had me in ergere omstandigheden gezien en ik wou me niet voor haar verbergen. Ik probeer haar ogen te vinden, maar kan niet focussen en kijk haar daarom in plaats aan als door een waas. Ongefocust maar zoekend naar de dat brandpunt waarop ik kon scherpstellen. Ik neem haar bewegende lippen waar, bewegend zoals gedaan als iemand spreekt, maar de woorden registreren niet. Het geluid is alsof mijn oren verstopt zitten, als gemompel in een deken op een grote afstand. Ik schud mijn hoofd lichtjes, waarschijnlijk nauwelijks zichtbaar, om de waas van me af te schudden.
Ik voel mijn arm gepakt worden en ik laat mijn blik vallen naar waar nu een handdoek om mijn pols strakgetrokken is. Bedenkelijk blijf ik naar handdoek staren, totdat ik een hand door mijn haren voel aaien. Ik adem plots stevig uit, een adem waarvan ik geen idee had dat ik hem had ingehouden. Óf ik hem überhaupt had ingehouden. Het geaai brengt mij terug in het heden, zodat mijn zicht langzaam scherper word. Het aaien en maaien door mijn haren was altijd al een magisch trucje geweest dat mij kalmeerde en het feit dat Clementine dit leek te weten was een geruststelling. Maar tegelijk ook een teken van hoe vaak het wel niet fout ging. Ik beweeg mijn hoofd traag omhoog om nu wel Clementine’s gezicht gefocust in beeld te hebben. Ik voel meer tranen in mijn ogen opwellen en je zou zeggen dat ik genoeg gehuild had. Maar de kraan stond klaarblijkelijk goed open. ''Het spijt me zo,'' fluister ik zachtjes, mijn stem bevend. Ik observeer haar tranen die nu over haar wangen rollen en voel me opslag schuldig. Ik was zo zelfzuchtig. ''Het spijt me,'' zeg ik weer, wederom zachtjes. ''Ik wou niet.. Niet.. dit,'' breng ik uit, m’n gewonde arm iets schuddend als benadrukking. ''Ik had geen keus. Het spijt me zo erg.''
Het was alsof dat het enige was wat ik nog kon uitbrengen. Dat het me speet. Dat ik het niet had gewild. Dat ik geen keus had gehad. Ik gebruik m’n niet gewonde hand om de mouw van Clementine haar dunne vest te grijpen. Ik wou contact, hetgeen waar ik altijd naar hunkerde in situaties als deze, maar tevens ook maar zelden kon initiëren. Durfde te initiëren. Het was niet dat ik bang was voor afwijzing of iets dergelijks. Maar ik was al zo’n grote last en ik wou niet ook nog kleverig zijn. Het gestreel door mijn haren, echter, in combinatie met mijn vingers in haar mouw verstrengeld was al meer dan fijn en ik nam er genoegen mee.
[dus.. ik lijk Adam totaal niet onder controle te hebben, dus sorry voor de mess~]
sleep & amnesia
"I wish that I could wake up with amnesia. And forget about the stupid little things. 'Cause I'm not fine at all.''
Onderwerp: Re: CREATURES LIE HERE, LOOKING THROUGH THE WINDOW di jul 08, 2014 1:53 pm
Dat Adam niet meteen antwoordde was reden tot bezorgdheid, vooral omdat het leek alsof hij me niet kon horen. Ik kon niet veel doen om zijn aandacht te trekken; uit ervaring wist ik dat hij op een gegeven moment wel helderder zou worden, maar dat betekende niet dat ik er gerust op was. Ik wilde hem zo snel mogelijk overeind hebben zodat de snee op zijn arm verzorgd kon worden. Zoals zovaak was ik kwaad op mezelf dat ik het zelf niet kon doen – Adam was alles wat ik had zolang ik hier zat, hij betekende alles voor me, en ik kon niet eens zijn wonden verzorgen omdat de aanblik van het kleinste beetje bloed me al bijna over mijn nek deed gaan. Bij die gedachte voelde ik nieuwe tranen in mijn ogen opwellen, maar ik probeerde ze weg te slikken; ik wilde niet dat Adam me zag huilen, ik wist dat hij zich dan schuldig voelde, en dat was het laatste wat ik wilde. Ik wilde gewoon dat alles goed met hem was. Maar tot hij antwoord gaf kon ik niet veel anders doen dan door zijn haar strijken en wachten.
Na een tijdje leek hij uit zijn waas te ontwaken. Hij keek me voor het eerst echt aan en zag waarschijnlijk voor het eerst de tranen die ik niet had kunnen tegenhouden. Ik zag ook bij hem tranen opkomen en over zijn wangen rollen. Haast automatisch veegde ik ze weg met mijn vrije hand en streelde zijn wang in een gebaar van troost, terwijl ik met de andere nog steeds de handdoek tegen zijn arm geklemd hield. Ik hoorde hem zachtjes iets uitbrengen – “Het spijt me.” Er krimpte iets samen in mijn borst. Ik wilde niet dat hij zich schuldig voelde. Hij had al zoveel meegemaakt, ik wilde niet dat hij ook nog ging denken dat hij hiervoor zijn excuses moest aanbieden. Maar ik durfde hem niet af te kappen. Beter dat hij het eruit kon krijgen en dat ik hem daarna vertelde dat hij zich niet hoefde te verontschuldigen dan dat ik hem met die woorden in zijn hoofd liet zitten.
Toen zijn hand mijn vest vastgreep (waarvan ik nu blij was dat ik het aangetrokken had, zowel omdat hij zich er nu aan kon vasthouden als omdat ik het gewoon koud van deze hele situatie had) veegde ik opnieuw zijn tranen weg. “Dat hoef je niet te zeggen,” zei ik hem zachtjes. Ik bracht mijn hand terug naar zijn haar en streek het van zijn voorhoofd. “Het is niet jouw schuld. Ik ga je helpen, okay?” Het was niet zijn schuld. Het was de schuld van iedereen die hem op school verkeerd had aangekeken of hem uitgescholden had, iedereen die hem aangeraakt had. En ergens was het ook mijn schuld. Want ik had hier gezeten terwijl Adam alleen was geweest. Ik had hem niet kunnen helpen, terwijl ik dat wel had moeten doen.
Ook al zei ik vol overtuiging dat ik hem zou helpen, ergens diep van binnen was ik bang dat ik het niet zou kunnen. Ik had een tijd gedcht dat hij klaar was met zichzelf te verwonden – dat het hier beter ging. Dat ik hem geholpen had. Maar het bleek nu dat hij nog lang niet de oude was, en dat ik als het ware machteloos tegenover deze hele situatie stond. Ik wilde dat ik meer kon doen – dat er iets was wat ik kon zeggen waardoor hij dit nooit meer hoefde te doen. Ik wist echter dat ik van alles kon zeggen, maar dat Adam zelf moest stoppen. Toch gaf ik hem niet de schuld van zijn terugval; ik vond nog steeds dat ik uiteindelijk verantwoordelijk was. Ik had mezelf beloofd dat ik op Adam zou passen en dat alles goed zou komen, en ik had gefaald.
Ik zei hier niets van tegen Adam, uiteraard; het laatste wat ik wilde was dat hij zich hier ook nog eens schuldig over voelde. In plaats daarvan bleef ik met hem in mijn armen op de badkamervloer zitten, gaf hem de kans wat rustiger te worden. Na een tijdje keek ik hem weer aan en werkte een kleine glimlach op mijn gezicht. Mijn gezicht voelde vreemd, met opgedroogde tranen die aan mijn huid trokken, maar ik wilde ze nog niet wegwassen; eerst moest ik zorgen dat Adam in orde was. “Kun je staan? Dan kan ik je naar de ziekenzaal brengen zodat er wat aan je arm gedaan kan worden.” Ik vroeg me voor de zoveelste keer af of ik ze daar niet moest vertellen over Adam, maar zoals altijd wist ik dat ik dat uiteindelijk toch niet zou doen. Adam zou het niet willen, hij wilde niemand tot last zijn. Dit was iets tussen ons tweeën, en bij de ziekenzaal zou ik dus wederom een smoes moeten verzinnen waardoor Adam nu weer een snee op zijn arm had. Een andere keuze had ik niet.
Onderwerp: Re: CREATURES LIE HERE, LOOKING THROUGH THE WINDOW do jul 10, 2014 11:14 pm
Ik hoorde haar zeggen dat het niet mijn schuld was. Dat ze wou helpen. Ik knikte lichtjes, maar durfde de woorden niet te geloven. Dat eerste tenminste. Dat Clementine me wou helpen, dat wist ik. Dat geloofde ik met heel mijn hart. Sterker nog, ze had al zoveel voor me gedaan dat het moeilijk was het niet geloven. Ik begon me echter wel af te vragen of ik al die hulp en steun en vriendschap wel verdiende. Vooral als ik zo stom was dat ik om de haverklap een terugval had. Was er dan écht iets mis met me? Was er toch ergens een draadje los geschoten? Ik kon niet helpen dan geloven dat het wel mijn schuld was. Dat ik een zwak persoon was voor het niet kunnen stoppen van mezelf. Het niet willen stoppen van mezelf?
Ik voel mijn lichaam lichtjes naar Clementine toegetrokken worden en terwijl ik word omhelst, mijn vingers nog steeds begraven in haar mouw, blijft het een tijdje stil tussen ons. Ik voel me zo klein in haar armen, zelfs al ben ik bijna tien centimeter groter. Ik voel me klein als een kind dat door zijn moeder getroost word. Mijn ademhaling keert langzaam terug naar regulier en mijn spieren ontspannen zich wat. De tranen die eerst nog in zo’n grote getale over mijn wangen stroomde, zijn nu gestaakt. Mijn wangen zijn vochtig en plakkerig, en waarschijnlijk rood gevlekt en wat gezwollen, zoals mijn ogen vermoedelijk. Ook mijn wimpers zullen de nodige tranen op hen hebben liggen, als dauw in de vroege ochtenden op bladeren.
Op een gegeven moment word de omhelzing losser en zoekt Clementine mijn blik. Nu ik een stuk meer ontspannen en gekalmeerd ben, kan ik daadwerkelijk haar blik ontmoeten. Ze glimlacht lichtjes naar me en ik weet deze te beantwoorden met een zwakke glimlach van mezelf. Het is geen échte lach en evenmin gemeend, en ik weet bijna zeker dat Clementine hiervan op de hoogte is, maar een poging is beter dan niets. Een halve geruststelling is beter dan niets. Een glimlach kunnen vervalsen zal vast beter zijn dan helemaal geen glimlach… Toch?
Het is pas als ik Clementine haar woorden hoor, dat ik mijn linkerarm voel steken. Ik laat mijn blik weer naar mijn arm vallen, waar nu het bloed door de handdoek is gelekt en ik bijt zachtjes op mijn lip. Hoe zelfzuchtig kon ik zijn? Ik wist dat Clementine niet tegen bloed kon en toch liet ik haar altijd komen als ik weer stom was geweest. Soms vroeg ik me af of ik niets tegen het bestuur van de school moest zeggen. Maar nee. Dan werd ik niet alleen als zwak gezien, maar kreeg ik ook speciale behandeling en zou ik waarschijnlijk lessen mogen missen of het een of ander en daar had ik een hekel aan. Ik zou het moeten aankunnen op eigen kracht en daarnaast wou ik de beoordelende blikken van andere leerlingen niet. Ik hield van aandacht, ja, maar niet zulke. Trouwens, voor hetzelfde geldt zouden ze me tot psychologisch ziek kunnen verklaren en me kunnen wegsturen en dat… Nee, dat mocht niet gebeuren.
Ik knik als antwoord op haar vraag, alvorens ik mijn blik weer op Clementine richt. Ik laat Clementine me aan mijn rechterarm omhoog helpen, zodat ik helaas haar mouw moet loslaten. Ik zet twee stappen en hoewel mijn hoofd een beetje draaierig is van het bloedverlies, heb ik niet het gevoel dat ik elk moment kan gaan omvallen. Ik waggel mijn slaapkamer in en grijp het zwarte vest wat op mijn bed ligt en trek deze aan over de bebloede handdoek. Mensen hoefde niet te weten wat er gaande was.
Enkele seconde hierna loop ik naast Clementine door de gang heen, op weg naar het trappenhuis. De ziekenzaal lag immers een verdieping lager. Ik stop met lopen en grijp Clementine’s arm stevig vast als er een plotse vlaag van duizeligheid over me heen gaat. Het is gelukkig maar van korte duur en als het voorbij is richt ik mijn blik weer op Clementine. “Ik ben okay,” mompel ik zachtjes, voor ik mijn benen weer in beweging breng. Dit keer echter met mijn vingers wederom in Clementine’s mouw verstrengeld. We lopen langzaam de trap af en duurt hierna niet meer lang voor we voor dubbele deuren staan, waar in grote letters ‘Infirmary’ op staat.
[merkte dat ik de arm nog niet had gespecifasdfghj, maar nu wel~ ;D woooooeeej~… succes… miauw]
sleep & amnesia
"I wish that I could wake up with amnesia. And forget about the stupid little things. 'Cause I'm not fine at all.''
Onderwerp: Re: CREATURES LIE HERE, LOOKING THROUGH THE WINDOW zo jul 13, 2014 6:59 pm
Het ergste aan dit alles was gewoon dat ik letterlijk niets kon doen. Ik kon bij hem zitten en hem zeggen dat alles in orde was, dat hij zichzelf niet de schuld moest geven, maar dat was alles. Ik kon er niet voor zorgen dat hij stopte met automutilatie, ik kon niet eens zijn wonden verzorgen. Toen ik hem naar zijn arm zag kijken, deed ik dat automatisch ook, en zag ik dat het bloed langzaam door de handdoek heen begon te sijpelen. Snel keek ik weg, ook al was ik kwaad op mezelf dat ik dat moest doen. Als ik ook maar enigszins normaal was geweest en niet deze stomme fobie had, had ik Adam niet eens mee zijn kamer uit hoeven nemen. Dan had ik het kunnen schoonmaken en verbinden en was ik niet zo nutteloos geweest.
Adam komt langzaam in beweging en ik help hem overeind, hem goed in de gaten houdend voor het geval hij zoveel bloed heeft verloren dat hij licht in zijn hoofd is of zijn evenwicht verliest. Zijn ogen staan nog niet helemaal helder, dus iets van lichthoofdigheid moet hij wel voelen, maar hij blijft op de been, laat zelfs mijn arm los om naar zijn slaapkamer te lopen. Ik kijk hem na en draai me vervolgens snel terug naar de badkamer, waar het mesje dat hij gebruikt heeft om zijn arm te verwonden nog op de grond lig. Ik pak een stuk keukenpapier en pak het mesje op zodat ik niet naar het bloed erop hoef te kijken, en wikkel het in het keukenpaper, zodat ik mezelf niet per ongeluk snij. Zodra ik ergens langs een prullenbak kom, zal ik het weggooien; ik wil het niet hier op Adam’s kamer doen, zodat hij hem in ieder geval niet meer kan vinden. Ik neem mezelf voor om later, wanneer zijn arm verzorgd is en hij wat gekalmeerd is, zijn kamer te doorzoeken naar andere mesjes of dergelijke. Het voelt alles behalve fijn dat ik dat moet doen, maar ik kan gewoon geen andere manier bedenken waarop ik ervoor kan zorgen dat hij in orde is.
Wanneer Adam enkele ogenblikken later terug komt, gehuld in een zwart vest en de handdoek en zijn arm bedekt door een mauw, bevindt het mesje zich al in mijn broekzak. Ik hou de deur voor Adam open en haast me vervolgens om weer naast hem te kunnen lopen, zodat ik hem kan opvangen als hij zich niet goed voelt. Samen lopen we richting het trappenhuis, maar nog voor we daar kunnen aankomen, grijpt Adam mee plotseling bij de arm. Meteen blijf ik staan en sluit mijn handen rond zijn bovenarmen. Ik ben al bezig met indenken hoe ik hem beneden krijg als hij flauwvalt wanneer hij me aankijkt en me zegt dat hij in orde is. Dat betwijfel ik ten zeerste, maar hij lijkt niet meer op het punt van flauwvallen te staan, dus laat ik hem zijn hand rond mijn arm sluiten zonder er iets over te zeggen. Op de trap verruil ik mijn linkerarm onder zijn hand voor mijn rechter en sla mijn linker rond zijn schouder slaan, zodat ik hem wat beter kan ondersteunen terwijl we naar beneden lopen. Eenmaal beneden geef ik hem mijn linkerarm weer.
Bij de ziekenzaal aangekomen (waar ik al vaker ben geweest dan me lief is, zowel voor Adam als voor mezelf wanneer ik weer eens te ver gevlogen had) hou ik de deur voor Adam open en ga op zoek naar de verpleegster. Wanneer ik haar heb gevonden, neem ik haar mee naar Adam, onderweg een beetje onhandig uitleggend dat Adam een “um, ongelukje bij de les” heeft gehad, waardoor er even naar zijn arm moet worden gekeken. Ik weet niet of ze me gelooft. Het helpt dat ik nog niet vaak bij deze verpleegster ben geweest, en ze dus niet het volledige plaatje heeft van de frequentie waarmee Adam op de ziekenzaal komt. Maar ik weet haast zeker dat ze ook wel kan zien dat het één snee is op één arm, een rechte lijn, en dat ze hier vast haar conclusies uit trekt. Ze zegt echter niets, pakt simpelweg haar spullen en begint de handdoek van rond Adam’s arm te wikkelen. Ik draai me weg, loop naar het raam, zodat ik het niet hoef te zien.
Pas wanneer ik de verpleegster hoor opstaan draai ik me terug naar Adam. Ik ga op de kruk zitten waar de verpleegster net op gezeten heeft en vouw mijn handen in mijn schoot ineen. Ik kijk Adam met een kleine glimlach op mijn gezicht aan, al vervaagt hij weer wanneer ik het verband rond zijn arm zie. “Wil je me vertellen wat er is gebeurd?” vraag ik zachtjes. Het ging zo goed, waarom heb je een terugval gehad? Wat ging er mis? wil ik eigenlijk vragen, maar ik weet dat dat hem alleen maar slechter zou laten voelen, dus dat doe ik niet. Ik kan altijd later nog praten over wat er te veranderen valt. Op het moment moet ik ervoor zorgen dat hij kalmeert, zich beter gaat voelen. De rest komt later.
Onderwerp: Re: CREATURES LIE HERE, LOOKING THROUGH THE WINDOW ma jul 21, 2014 9:40 pm
Clementine houd een van de deuren voor me open alvorens ze naar achteren doorloopt, waarschijnlijk op zoek naar een verpleegster. Ik schuifel langzaam naar het verhoogde ziekenhuisbed in de hoek en spring er handig met behulp van mijn ongedeerde hand op. Hierna wurm ik mezelf uit mijn vest en leg ik deze naast me op het hoofdkussen neer. Wederom laat ik mijn blik naar mijn linkerarm glijden. De handdoek is nu voor een groot deel bordeaux gekleurd, in plaats van de lichtblauwe kleur wat het origineel was geweest. Ik vraag me vaagjes af of het mogelijk is om mijn eigen wond te helen. Ik breng mijn rechterhand, vingers gespreid, aarzelend boven waar de wond ongeveer zal moeten zitten. Dan sluit ik mijn hand in een vuist en leg ik hem terug naast mijn zij. Nee. Zelfs al kon ik wonden helen, het vergde te veel fysieke en mentale inspanning, en momenteel had ik beide hard nodig om niet buiten bewustzijn te raken.
Ik richt mijn blik op de deur achterdoor, waar normaliter de verpleegster zich ophoud. Ik vraag me nog even af of Lillian vandaag dienstdoende was op de ziekenzaal. Ze had al enkele keren geholpen met mijn wonden, vaak onder smoezen waarvan de een nog slechter was dan de andere en ik kon me nauwelijks indenken dat ze ondertussen niet door me heen kon kijken. Het kon bijna niet anders dan dat ze in ieder geval een vermoeden had. Ik kom al gauw tot de conclusie dat het schoolhoofd vandaag geen dienst heeft als er een andere verpleegster door de deur komt gelopen, een pratende Clementine aan haar zijde. Deze verpleegster heb ik wellicht een of twee keer voorheen gezien. Of ze iets doorhad van de eigenlijke oorzaken van mijn wonden wist ik niet, maar ik gedroeg me desalniettemin zo schijnheilig mogelijk. Eenmaal bij mij aangekomen, draait Clementine zich weg en neemt enkele passen naar het raam. Begrijpelijk, gezien haar fobie.
De verpleegster neemt haar spullen ter hand en schenkt mij een vriendelijke glimlach, alvorens ze op een kruk plaatsneemt. Het doet vrijwel niets om me gerust te stellen over of ze iets wist, maar tegelijkertijd was dat in alle waarschijnlijkheid ook niet de bedoeling. Ik glimlach hierom maar beleefd, hoewel kort terug. Als de vrouw de handdoek van mijn arm af begint te rollen, kan ik een scherpe ademhaling niet onderdrukken. Naar verwachting was de handdoek natuurlijk aan de wond blijven plakken, hetgeen het proces van het weghalen van het gezegde object niet geheel pijnloos maakte. Ik bijt mijn kiezen hard op elkaar om niet mijn arm bij de verpleegster weg te trekken. Als de handdoek eenmaal verwijderd is, adem ik enkele keren stevig in en uit. Ik probeer mezelf zo kalm mogelijk te houden terwijl de verpleegster de wond schoonmaakt met alcohol. Het brand en het prikt en ik knijp mijn ogen stevig dicht, hoorbaar door mijn neus ademend. Dan houd de verpleegster een hand boven de wond en de pijn begint weg te trekken. Dit was haar kracht wist ik. Ze kon plaatselijk en tijdelijk de zenuwcellen of zoiets verdoven. Niet vreemd dus dat ze verpleegster was. Ze pakt er naald en draad bij en begint rustig de wond te hechten. Zo’n acht hechtingen verder, geen van allen deden pijn, verbind de verpleegster nog verband om mijn pols, opdat de wond niet verder beschadigd raakt. Hierna legt ze haar hand vriendelijk op mijn schouder en verteld ze me over zeven dagen terug te komen om de hechtingen te verwijderen. Ook vraagt ze van me om nog even te blijven hangen in de ziekenzaal totdat de duizeligheid wat is weggetrokken. Ik knik lichtjes en mompel een bedankje, voordat de verpleegster haar weg terug naar haar kantoor maakt.
Het duurt niet lang, niet meer dan enkele seconden, voor Clementine de plaats van de verpleegster op de kruk heeft ingenomen en me met een kleine glimlach aankijkt. Ik glimlach terug, dit keer iets meer gemeend dan voorheen op mijn slaapkamer, terwijl ik wacht op de vraag die ik weet dat komt. Niet teleurstellend volgt de vraag inderdaad al snel. En hoewel ik niets liever wil dan antwoorden en uitleggen… Ik wist het simpelweg niet. Ik zoek naar woorden om mezelf uit te drukken, een frons op mijn gezicht. Ik trek mijn mond enkele keren open om woorden te vormen, maar tevergeefs. Dan slaak ik een zucht en richt ik mijn blik op mijn schoot, waar mijn rechterhand aan het verband om de linker is aan het friemelen. “Ik weet het niet,” begin ik zachtjes, mijn schouders lichtjes ophalend. “Ik had simulatie en.. En er gebeurde iets?” Gefrustreerd haal ik verwoed een hand door mijn haar en er valt een korte stilte. “Ik kon niet kalmeren,” adem ik uiteindelijk zachtjes uit. Een zwak excuus, waar niets minder dan de waarheid.
[sorry voor het lange wachten~ de hitte vermoorde m'n inspi ;| XD]
sleep & amnesia
"I wish that I could wake up with amnesia. And forget about the stupid little things. 'Cause I'm not fine at all.''
Onderwerp: Re: CREATURES LIE HERE, LOOKING THROUGH THE WINDOW za jul 26, 2014 2:34 pm
Terwijl ik wacht tot Adam zijn gedachten bijeen geraapt heeft, laat ik mijn blik naar het verband rond zijn pols glijden. Gelukkig maar aan één kant, dit keer, wat ook al eens anders was geweest – ik kon me nog als de dag van gisteren herinneren dat ik hem voor de eerste keer vond, de dag dat ik er pas achter kwam dat hij zichzelf verwondde. Er was niet veel bloed geweest, vreemd genoeg minder dan nu. Maar hij was al, trillend, bezig geweest met zijn eigen wonden verbinden toen ik binnenkwam, dus wie weet hoeveel het eerst was geweest? Het meeste bloed dat ik toen gezien had was aan het mesje dat ik toen, net zoals vandaag, in een prullenbak ver van zijn kamer gegooid had. Bloed of niet, het was meteen duidelijk waar hij mee bezig was, en het was dan ook vanaf die dag dat ik was gaan controlleren. Dat leek een tijd te helpen; ik zag immers zelden of nooit sneeën erbij komen, en als ze er al waren, waren ze niet diep genoeg om daadwerkelijk bloed te trekken. Ik dacht dat hij beter aan het worden was.
Natuurlijk was het tegenovergestelde het geval. Ik was te regelmatig geweest met mijn controles; Adam wist wanneer ik zijn armen zou inspecteren, wist ook dat ik alleen daar keek omdat ik me niet gerealiseerd had dat hij zich ook op andere plekken kon snijden. Natuurlijk had hij, wanhopig als hij was, andere manieren gevonden, zodat ik er niet achter zou komen. Alleen was dat wel gebeurd. Net zoals de eerste keer was ik zijn kamer opgelopen en had ik hem gezien, in de badkamer, zijn benen onder de sneeën. Van die dag heb ik nog steeds nachtmerries; dat heb ik Adam nooit verteld, maar ik denk dat hij het wel weet. En ik weet op mijn beurt weer dat hij zich schuldig voelt dat hij mij hier altijd mee opzadelt, zoals hij dat zelf zou zeggen, vooral omdat hij weet hoe squeamish ik met bloed ben. Ik wou dat ik hem op de een of andere manier duidelijk kon maken dat hij er niets aan kan doen, net zoals ik niks aan mijn fobie kan doen, maar ik weet dat dit het ene oor in zou gaan en meteen het andere weer uit. Zoals zo vaak vraag ik me af of ik Kris niet moet bellen, haar hulp vragen – misschien dat zij wel tot Adam zou kunnen doordringen. Maar tegelijkertijd weet ik ook dat dit alleen maar averechts zou werken, aangezien Adam zich dan waarschijnlijk nog schuldiger zou gaan voelen.
Eindelijk hoor ik hem zachtjes antwoorden op mijn vraag. Ik hou hem in de gaten en leg mijn hand voorzichtig op de zijne wanneer ik zie dat hij aan zijn verband begint te plukken, zodat hij daarmee ophoudt; het verband zit er immers niet voor niets. Zijn uitleg vertelt me niet heel veel meer, maar waarschijnlijk weet hij zelf ook gewoon niet zo goed wat nu uiteindelijk de doorslag had gegeven – dat is wel vaker zo geweest. Net zoals ik niet kon vertellen wat er nu uiteindelijk écht voor gezorgd had dat ik niet meer tegen bloed kan (toen ik klein was had ik er immers geen problemen mee gehad, ik viel zelf vaak genoeg mijn knieën open) kan Adam niet onder woorden brengen wat er mis was gegaan. De reden maakt misschien ook niet heel veel uit; ik ben er al een tijd achter dat er meerdere dingen zijn die Adam kunnen triggeren, en ervoor zorgen dat hij ze vermijdt is onbegonnen werk. Het zou het probleem sowieso niet oplossen. Hij moes op de een of andere manier met deze triggers leren omgaan, ze tegen kunnen komen en vervolgens niet naar een mesje grijpen. Pas dan zal hij echt beter worden. En ik moet er op de een of andere manier voor zorgen dat dat gaat gebeuren, ook al heb ik geen idee hoe.
Met een kleine, droevige glimlach strijk ik wat van zijn haar van zijn voorhoofd weg. “Adam,” zeg ik zachtjes, “je weet dat ik er altijd ben als zich iets voordoet, toch? Misschien kun je de volgende keer naar mij komen als er zoiets gebeurt. Wanneer je voelt dat je...” Ik laat de rest van de zin in de lucht hangen met een blik op zijn verband en slik een brok in mijn keel weg. “Ik weet niet of ik kan helpen, maar ik kan het wel proberen. Wil je dat voor me doen, mocht het nog eens gebeuren?” Misschien pakte ik het verkeerd aan, maar dit was het enige wat ik kon bedenken om te doen. Het moest werken. Het moest gewoon. Ik haal mijn handen van hem af en vouw ze in mijn schoot bijeen. “Ben je nog licht in je hoofd?” vraag ik, met de bedoeling dat ik hem terug naar zijn kamer kan brengen als hij zich beter voelt. Beter dat hij daar was dan hier, waar iedereen binnen kan lopen en vragen kan gaan stellen.
[same~ XD al... niet de hitte maar gewoon... idk... something ;D Comic Con frustraties? Yup. Laten we het daarop houden~ XD Also sorry voor de general lack of quality en progress. ._.]
Gesponsorde inhoud
Onderwerp: Re: CREATURES LIE HERE, LOOKING THROUGH THE WINDOW