|
|
| They say bad things happen for a reason. | |
| |
Auteur | Bericht |
---|
Storm Hall- Class 3
- Aantal berichten : 1904
Character Profile Alias: Lupos Age: 21 jaar Occupation:
| Onderwerp: They say bad things happen for a reason. wo dec 30, 2015 2:26 pm | |
| LONDEN EYE – 4 days before -het verhaal van Storm Hall, het verhaal van een monster- Het was als een kleine wervelwind door huis, een tien jaar jongere broer hebben. Toch was het de energie die iedereen in het huis nodig had om de dag te starten … tienjarige Levi. Storm ontweek zijn broertje handig toen die de trap naar boven op rende, niet veel later gevolgd door hun moeder. De vaste routine, moeder achter broer, vader achter de krant met een tas thee. En dan had je Storm Hall, die geen twee ochtenden hetzelfde deed. De ene ochtend trof je hem slaapdronken of met een kater aan voor de spiegel in de badkamer, wat dan ook uren in beslag nam om zichzelf er weer toonbaar te laten uit zien, of hij had zoveel haast dat hij rechtstreeks het huis uit liep zonder ontbijt. Vandaag … het was een normale dag voor hem. Maar ontbijten was nooit zijn sterkste kant geweest dus nam hij een versgebakken broodje en bleef tegen de keukenkasten staan terwijl hij over zijn vaders schouder mee las in de krant. Er was niet veel aan kranten wat fascinerend voor hem was, buiten aandelen en hopen kunst was Londen behoorlijk de stille stad. Maar vandaag, Storm zette zijn bril op zijn neus en leunde wat naar voren; “Mutant opgenomen in Londen Eye.” … ‘En dat rad is zo beveiligd.’ Merkte zijn vader net op dat moment op. Storm fronste zijn wenkbrauwen en ging er niet verder op in. Mutanten in Londen was altijd voorpagina nieuws, vooral omdat ze er alles aan deden om die te vermijden uit Londen. ‘Hij was misschien onzichtbaar.’ Merkte Storm op. ‘Wat was onzichtbaar?’ Vroeg Levi meteen opgewonden. Storm keek op naar zijn kleine broertje die op de stoel klauterde en begon aan zijn ontbijt. ‘Ik, als ik je cadeau ga beginnen inpakken.’ Hij haalde tweemaal zijn wenkbrauwen op en knipoogde. ‘Vergeet je niet dat je Levi van school haalt vanmiddag en dat je een oogje in het zeil moet houden voor hem?’ Vroeg hun moeder bezorgd. Storm keek weg van Levi naar zijn moeder en haar veel te bezorgde blik. ‘Is allemaal ingecalculeerd in mijn planning, Camille komt ook dus geen zorgen. Ik heb alles onder controle.’ Glimlachte Storm als antwoord. Iedereen vond zijn moeder wel de coolste, Storm vond dat ook. Hij had hele laxe ouders maar werd toch met het nodige respect en discipline opgevoed. Britse beleefdheid was nummer één ten huize Hall. ‘Waarom komt Camille zoveel langs en alle andere meisjes van school niet?’ Vroeg Levi domweg. Storm verslikte zich bijna in zijn broodje en keek kort naar zijn ouders, ze stonden hem beide aan te kijken met een blik van; “leg dat maar eens uit”. Storm kon niet op tien vingers tellen hoeveel dames hij al had gehad, ze kwamen niet allemaal mee naar huis want nouja … Levi was er ook nog. Maar blijkbaar viel het zijn broertje wel op. ‘Camille is mijn beste vriendin, de anderen niet.’ Antwoordde hij schouderophalend, een tikkeltje nonchalant. Hoe legde je uit aan een tienjarige dat je de dames voor het kiezen had en dus op dat vlak niet altijd de gentlemen was. ‘Je zult het ooit wel ondervinden, als je iets van je grote broer hebt dan zijn het wel,’ Hij zweeg omdat zijn moeder hem een waarschuwende blik toe wierp. ‘Zijn sociale skills.’ Ging hij keurig verder. Hij nam zijn schoudertas van op de grond en drukte zijn moeder een kus toe. ‘Geen zorgen, je gaat nooit twee keer dezelfde door huis hebben lopen.’ Knipoogde hij waarna hij naar buiten wandelde, een warme dag tegemoet. Storm stond in de metro, net zijn plaats af gestaan aan een oud dametje die het wat moeilijk had. Hij schonk haar een beleefde glimlach en stak het oortje van zijn Ipod terug in zijn oren terwijl hij zachtjes op de muziek mee neuriede. Er stapte een meid op de halte erna, zwart haar, knap gezicht, blauwe ogen. Storm nam haar observerend op tot ze zijn kant uit keek, er kwam een trage charmante glimlach op zijn lippen. Die ze niet wist te beantwoorden, ze sloeg haar ogen verlegen naar de grond. Storm keek langs haar naar een andere meid die kwam aangewandeld en zijn glimlach kreeg meteen iets onschuldig. Camille keek naar het meisje alvorens ze met een strenge blik op hem af kwam. ‘Goedemorgen schoonheid.’ Begroette hij haar. ‘Je weet dat dit niet helpt.’ Zei ze gelijk met een glimlach. Ze ging op haar tippen staan en drukte een kus op zijn wang. Storm haalde de oortjes uit zijn oren en keek kort even terug naar het meisje. ‘Kijken mag.’ ‘Bij jou is het veel meer dan kijken, dit,’ ze wees zijn gehele gezicht aan in één eenvoudig gebaar. ‘is een wapen op zich.’ Concludeerde ze. Storm knikte kort, alsnog gleed zijn blik af en toe eens naar het meisje, net als de hare soms naar hem gleed. Zie, het kwam van twee kanten. Zijn blik viel op Camille haar sportieve schoudertas. ‘Heb jij nu weer training?’ Vroeg hij verbaast. De hele metro keek kort verstrooid op omdat het er zo luid uit kwam. ‘Je weet dat iedere woensdagochtend training heb.’ ‘Maar toch niet na een voorstelling?’ Ging hij gelijk verder. Camille had een professionele ballet carrière tussen de kiezen zitten, loodzware trainingen en heel veel optreden. Je zou haar voeten moeten zien en je wilde niet meer dansen. ‘Het is oké hoor Storm.’ Zei ze met een liefdevolle glimlach. Hij pufte en keek weg van haar, ze sloeg hem lachend op zijn schouder en nam één van zijn oortjes en stak het in haar oog. Storm kon nooit lang “boos” zijn op Camille. Terwijl ze zachtjes heen en weer wiegde op het nummer nam hij haar op, met die haast liefdevolle glimlach op zijn lippen. Ze was een stukje kleiner dan Storm, donkerbruin haar, licht gebruinde huid, slank lichaam, ronduit het type waar elke jonge gelijk voor zou vallen. ‘Kom je naar het feestje vrijdag?’ Vroeg ze afwezig. Storm gaf haar een zetje waardoor beide tussen de mensenmassa naar voor kwamen en konden uitstappen. Storm wierp nog een blik over zijn schouder naar het meisje, hij knipoogde kort, geamuseerd. Hij liet Camille voor en volgde haar het metrostation uit. Het zat hem in de kleine dingetjes, zijn beleefdheid, zijn attente houding, zijn gevoel voor etiquette en natuurlijk … de charme. ‘Hal!’ ‘Dat ben ik.’ Storm draaide zich in een zwierig gebaar om naar Ethan, zijn nummer één beste vriend. Er was niet veel wat vrienden deden na afstuderen, maar deze twee, Ethan en Storm, wel die studeerden gewoon exact dezelfde vakken verder aan de universiteit hier in Londen. ‘Gehoord, mutant in de Londen eye.’ ‘Dat was ik, ik kan onzichtbaar worden, ik ben een mutant.’ Merkte hij met een gladgestreken gezicht op. ‘Kun je in de meidenkleedkamer geraken?’ Ze begonnen beide te lachen. Camille rolde hoofdschuddend haar ogen en nam Storm’ Ipod uit zijn handen en begon een stukje voor hen uit te wandelen. ‘Vrijdag feestje, kom je?’ Vroeg Ethan. Een gsm links in zijn hand en rechts een beker koffie, Storm trok een vies gezicht en schudde verward zijn hoofd. ‘Waarom weten jullie allemaal van een feestje en ik niet?’ Vroeg hij gelijk. ‘Jij moest zo nodig studeren, dan mis je zo’n weetjes.’ Gaf Ethan hem een elleboogstoot. ‘Wanneer heb ik die nieuwsflash gemist?’ Vroeg Storm nieuwsgierig. ‘Eergisteren, toen we iets gingen drinken en je zo nodig vroeg weg was.’ Zei Camille van voorop. Storm fronste zijn wenkbrauwen terwijl hij nadacht over die specifieke avond. Wel, hij was niet aan het studeren, hij gaf Ethan een veelbelovende blik. ‘Ah, daar was je. Wie, de blonde of de bruine?’ Fluisterde hij zachtjes zodat Camille het niet kon horen. ‘Bruin.’ Prevelde Storm haast triomfantelijk. ‘Uit klas?’ Vroeg hij verbaast, Storm knikte zachtjes. Ethan staarde hem stomverbaasd aan. ‘Ik dacht dat ze je niet kon uitstaan.’ Verklaarde hij. ‘Wel, je weet wat ze zeggen over mij.’ Storm haalde nonchalant zijn hand door zijn haar na die woorden. ‘Ik hoop dat je broertje nooit zo word, anders heb ik geen kans meer.’ Mompelde Ethan meteen. Levi? Een vrouwenverslinder? Hij zag het niet in zijn kleine broer maar … Storm had de charmes, Levi had de woorden dus het kon misschien wel nog zo eindigen. Al wilde hij niet zijn broertje dat soort dingen van hem zou gaan leren. Dat Levi zich voorlopig maar richtte op de dingen waar hij nu door gefascineerd was. Hij werd uit zijn gedachten gerukt door Camille die zijn muziek terug gaf. ‘Ik zie je vanmiddag, don’t be late.’ Knipoogde ze. Storm zwaaide haar na en keek dan met een moeilijke blik voor zich uit. ‘Ze weet het nog niet.’ Zuchtte Ethan. ‘Ik ga haar niets zeggen als het niet definitief zwart of wit staat.’ Ging Storm gelijk tegen zijn beste vriend in. Ethan stak zijn handen in de lucht als een afwerend gebaar. ‘Ik zeg maar, je weet dat ze er niet tegen kan als je iets voor haar achter houdt.’ Zei hij op een serieus toontje. Storm keek bedenkelijk opzij naar zijn beste vriend en schudde dan zachtjes zijn hoofd. ‘Ik zeg het haar wel als ik de test heb gedaan morgen.’ Mompelde hij stilletjes. De sporttest … de harttest. Voor iedereen die verder wilde gaan in de sport op hoog niveau moest eerst de nodige testen laten doen. Er was maar één reden waarom Storm er zo over twijfelde, waarom hij twijfelde aan zijn toekomst in de sport en dat was vanwege zijn hart … omdat het in de familie zat. En dat was iets dat je als twintigjarige nu eenmaal niet graag hoorde, dat je niet kon doorsporten omdat je hart niet sterk genoeg was... robb stark
Laatst aangepast door Storm Hall op vr jan 01, 2016 11:53 am; in totaal 1 keer bewerkt |
| | | Storm Hall- Class 3
- Aantal berichten : 1904
Character Profile Alias: Lupos Age: 21 jaar Occupation:
| Onderwerp: Re: They say bad things happen for a reason. wo dec 30, 2015 3:07 pm | |
| A heartsick joke – 3 days before De loopband rolde onder hem door, zijn passen waren snel, zijn ademhaling heftig. Het zweet parelde langs zijn voorhoofd naar beneden terwijl hij zijn blik op de verschillende gegevens liet glijden op het schermpje van de loopband. Onder zijn T-shirt op zijn borst waren allemaal plakkers met draadjes verbonden. Het maakte hem niet nerveus maar hij was er nu ook niet helemaal gerust op. Wat als hij een positieve uitslag had, wat als er iets mis was met de functie van zijn hart. De dokter maakte helemaal niets bekend, hij keek van de computer of naar Storm en dan terug naar de computer. ‘En?’ Vroeg Storm hijgend. ‘Geduld Storm.’ ‘Hal.’ Verbeterde Storm de dokter meteen. Hij werd niet graag Storm genoemd, net als hij niet graag wachtte op dingen als dit. Er kwam een verpleegster binnen met de uitslag van zijn bloed. Storm probeerde iets van hun gezichten af te lezen, hij was er normaal zo goed in maar nu … niets. Ze wisselde één enkele blik en dan wandelde de verpleegster weer buiten. Na een half uur onophoudelijk lopen mocht hij eindelijk stoppen. ‘Het zit in de familie?’ Vroeg de dokter terwijl hij door een dossier ging. Storm greep naar en flesje water en dronk het meteen half leeg. ‘Langs mijn vaders kant komt het vaker voor.’ Antwoordde hij eerlijk. Zijn vader had al eens een hartstilstand gehad door zich op te winden over iets kleins. De angst was er dus wel in de familie Hall, zo ook de bezorgdheid voor Storm. ‘Ga zitten jongeheer Hall.’ Wees de dokter hem naar een stoel. ‘Als je dat zegt is het nooit goed.’ Merkte hij serieus op. Hij veegde het zweet weg met een handdoek terwijl een andere verpleger de draadjes los koppelde. Storm ging zitten, de dokter keek hem met een serieuze blik een tijdje aan, hij werd er nerveus van. ‘En?’ Vroeg hij dringend. De dokter vouwde zijn handen samen en liet een kleine zucht aan zijn lippen ontsnappen. ‘Het is geen stoornis maar het is wel iets om rekening mee te houden.’ Begon hij langzaam. Storm zakte dieper in zijn stoel weg, knikte terwijl hij zijn blik uit het raam gericht hield. ‘Je hart slaat soms een hartslag over, wat normaal is, het kan iedereen overkomen. Maar bij jou is dat vier keer voorgekomen in dat halve uur en dat zou niet mogen.’ Ging hij langzaam verder. Storm draaide het flesje water in zijn hand en keek langzaam terug naar de dokter. ‘Dus geen beroepssport voor mij?’ ‘Ik bepaal je leven niet Hal maar ik zou het niet aanraden. Je leeft een volkomen normaal leven maar als je intensiever gaat sporten dan nu dan zou het wel eens problemen kunnen opleveren.’ Concludeerde hij. Storm sloeg zijn hoofd achterover en staarde naar het plafond. Hij stelde zichzelf weinig tot geen eisen voor de toekomst, dit, sport, was iets waar hij van hield, waar hij verder mee wilde. En nu werd het hem afgenomen door een stom kwaaltje dat door de familie ging. ‘Goed.’ Wat moest hij zeggen? Het was niet dat hij zijn hart uit zijn borst kon trekken er eens mee kon gaan schudden en het terug steken op de hoop dat het weer normaal zou gaan werken. ‘Ik geef de informatie mee met je. Het is raadzaam dit met je ouders te bespreken.’ Zei de dokter terwijl hij de papieren samen nam en in een dossiermapje stak alvorens hij opstond. Storm volgde zijn voorbeeld en schudde vriendelijk zijn hand. ‘Bedankt dokter.’ Nam hij beleefd afscheid. Daar ging een deel van zijn leven.
Hij lag languit op zijn, met één van zijn schoolboeken over zijn hoofd zodat hij niets hoefde te zien, toen Camille kwam binnen gestuikt. En op wat voor manier. Storm sloeg zijn boek weg en keek haar verward aan, van haar naar de papieren in haar hand. ‘Hoe kom je daaraan?’ Vroeg hij meteen alert. Niet dat hij het ver hoefde te zoeken, zijn moeder hield van Camille als een eigen dochter. ‘Wanneer zou je het me zeggen?’ Vroeg ze kwaad. Camille was zelden kwaad, zeker niet dit level van kwaad. Storm kwam uit zijn bed en sloot de deur achter haar zodat zijn ouders en Levi het beneden niet zouden horen. ‘Als het zelf tot me door gedrongen was.’ Antwoordde hij afstandelijk. Ze drukte de papieren tegen zijn borst, keek hem met haar felle groene ogen aan. ‘Je had het me moeten zeggen.’ ‘En wat dan Cam?’ Vroeg hij kwaad. ‘Er is niets dat je kon doen om deze uitslag te veranderen.’ Oh ja, hij kon ook kwaad worden. Hij had geen zin in dit, zeker niet na wat hij vanmorgen te horen had gekregen. ‘Ik kon er voor je zijn, ik zou je kunnen steunen.’ ‘Het is niet dat ik morgen zal doodvallen.’ Siste hij tussen opeen geklemde kaken. Hij stak zijn hand op en kneep zijn vingers in zijn neusbrug. ‘Ik wil het niet horen.’ Zei hij wat kalmer. Dat moest hij maar zeggen tegen iemand als Camille, een echt bezorgde meid, waarvan hij beste vriend was. ‘Dit is exact wat ik kon vermijden als ik het had geweten.’ ‘Jij bent mijn kamer binnen gewalst, helemaal kwaad.’ Verdedigde hij zichzelf meteen. Nee, ze zou het niet op zijn nek schuiven, niet vandaag. ‘Omdat ik geschrokken ben, wat wil je. Je moeder zegt me beneden dat je hartritmestoornissen hebt en je verwacht dat ik erom glimlach?’ Vroeg ze kwaad. ‘Ik heb geen hartritmestoornissen!’ Beet Storm haar nijdig toe. Hij trok zijn bril van zijn neus en gooide hem op zijn bureau. Hij liet zijn hoofd tussen zijn handen zakken en wreef gefrustreerd in zijn ogen. ‘Je hebt iets aan je hart, ontken het niet.’ Wierp ze meteen kwaad in. De deur piepte open en Storm keek om, naar Levi die als een standbeeld in de deuropening stond. ‘Wat doe je hier?’ Vroeg Storm kwaad. ‘Dit is ook mijn kamer broer.’ Zei hij stilletjes. Zijn blik gleed naar Camille die stond de ijsberen door de kamer. ‘Moet ik terug weg gaan?’ Vroeg hij onschuldig. ‘Nee, Cami ging net vertrekken.’ Merkte Storm grimmig op. Hij wierp een blik naar zijn beste vriendin. Ze haalde diep adem en wandelde naar de deur. ‘Camille, gaat mijn broer sterven?’ Vroeg Levi haar zachtjes. Ze bevroor en draaide zich langzaam naar hem om. Storm keek machteloos toe. Camille wandelde naar hem toe en legde haar handen op zijn schouders, hurkte neer. ‘Nee, tuurlijk niet.’ Glimlachte ze liefdevol. ‘Waarom schreeuwen jullie dan tegen elkaar?’ Vroeg hij opnieuw onschuldig. Hij leek wel een kind van vijf, hoe hij zich zo gedroeg. ‘Meningsverschil, ooit zal je dat wel begrijpen.’ Ze gaf hem een kneepje en stond terug op. Ze wierp Storm een boze blik en denderde de trap af. Storm zakte ineen in zijn bureaustoel en staarde door het raam naar buiten. ‘Wat zijn hartritmestoornissen?’ Vroeg Levi nieuwsgierig. Storm keek zwijgend toe hoe Levi op zijn bed zakte en met zijn voeten heen en weer begon te wiegen. ‘Een foutje in het hart.’ Zei hij zachter dan eerder. Hoe legde je een kind uit van tien dat je hart niet meer zo goed functioneerde? Camille had gelijk, hij ontkende het hele voorval en daarom was ze nu boos vertrokken. Geweldige job Storm Hall, echt geweldig. ‘En jouw hart heeft ook een foutje?’ ‘Ja, enkel als ik zware inspanningen doe.’ Knikte Storm. Levi staarde door het raam naar buiten, bedenkelijk alvorens hij zijn grote broer terug aan keek. ‘Dus je kunt niet meer sporten?’ ‘Niet meer zo hard als ik gewoon ben.’ ‘Nooit meer?’ Vroeg hij verbaast. Storm duwde zichzelf van zijn bureaustoel en ging naast zijn kleine broer op het bed zitten. ‘Waarschijnlijk niet.’ Zei hij zachtjes. ‘Wie gaat dan met mij mee als ik de veldloop van school ga doen?’ Vroeg hij verdrietig. Storm legde zijn arm rond Levi’s schouder en trok hem tegen zich aan. ‘Ik, ik zal er iedere keer voor je zijn ondanks wat voor resultaten ik krijg. Trouwens, zo ernstig is het niet met me gesteld.’ Glimlachte Storm bemoedigend. Levi keek op, bruin tegen bruin. ‘Je gaat niet tegen me liegen he?’ ‘Nooit.’ Knikte Storm plechtig. Levi sprong recht en kroop achter zijn bureau, kleurpotloden overal. Storm liet zich op zijn rug zakken en staarde naar de muur van Levi’s deel van de kamer. Er hingen allemaal tekeningen op, draken, trollen, elfjes, alles wat niet thuis hoorde in deze wereld. ‘Op school was iemand aan het vertellen over een meneer die de Londen Eye is op geraakt. Hij sprong blijkbaar zo hoog dat het onmogelijk was.’ Begon Levi terwijl hij driftig begon te tekenen. ‘Hoog springen is onmogelijk.’ Hij hoorde de opgewondenheid in Levi’s stem dus temperde hij dat een beetje. ‘Mijn vriend Lucas sprak over een mutant, dat zijn toch mensen die onnatuurlijke dingen doen he?’ Vroeg Levi nieuwsgierig. Storm drukte zich op, op zijn ellebogen en keek zijn broertje onderzoekend aan. ‘Ja.’ Knikte Storm. ‘Ik wil een mutant ontmoeten, ze lijken me zo cool, ze hebben krachten, ik wil superkrachten.’ Begon hij opgewonden. Storm sprong recht en kneep zijn handen in Levi’s schouders. ‘Ik weet niet of je dat wel wilt maatje.’ Grinnikte hij alvorens hij naar de deur wandelde. ‘Broer, heb je mijn cadeautje al?’ Vroeg hij nieuwsgierig. Storm draaide zich om en gaf hem een onheilspellende blik. ‘Eerst een goed rapport. Maar je kunt alvast beginnen zoeken, hier ligt het niet.’ Knikte hij de kamer in terwijl hij zijn wenkbrauwen tweemaal op haalde. Levi begon gelijk de kamer rond te kijken op zoek naar iets … “ander” en Storm sloot zachtjes lachend de deur.
robb stark
Laatst aangepast door Storm Hall op vr jan 01, 2016 11:52 am; in totaal 1 keer bewerkt |
| | | Storm Hall- Class 3
- Aantal berichten : 1904
Character Profile Alias: Lupos Age: 21 jaar Occupation:
| Onderwerp: Re: They say bad things happen for a reason. wo dec 30, 2015 6:24 pm | |
| Partyanimal – 2 days before Drie borden op zijn ene arm en twee op zijn andere. Alle vijf met het malste vlees, de verste groenten en een streepje saus. De borden bewogen niet terwijl hij zich snel en behendig een weg baande tussen de drukbezette tafels van het restaurant waar hij werkte. Dit was een driesterrenrestaurant, Storm liep er dan ook bij in een keurig gladgestreken zwart pak en met zijn meest beleefde glimlach. De tafel waar hij zich heen baande lag in het uiterste hoekje, de lichten die hij passeerde wierpen een warme gloed over het hele restaurant. Het was laat, bij middernacht laat en zijn shift zat er zo goed als bijna op. Hij kwam bij de tafel aan en serveerde de mannen hun eten, daarbij keurig opsommend wat er op hun bord lag. ‘Kan ik jullie verder nog van dienst zijn?’ Vroeg hij beleefd, een hand tegen zijn onderrug. ‘Nee, bedankt.’ Storm knikte bij dat antwoord en liep terug richting de keuken. Het silhouet dat hij tegen de keukendeur zag staan zou hij overal kennen. ‘Camille.’ Begroette hij haar beleefd. Ze keek op, haar blik onderzoekend en een tikkeltje onzeker. Daar brak zijn hart iedere keer van, haar onzekerheid, haar twijfel. Het was alsof hun hele vriendschap gisteren door het raam was gehoord. Zijn blik verzachtte en hij duwde haar de keuken in. ‘Mijn shift is bijna over.’ ‘Je kunt stoppen hoor Hal.’ Kondigde zijn baas vriendelijk aan. Storm schonk hem een dankbare glimlach en liep met Camille in zijn kielzool naar de kluisjes achterin. ‘Wat doe jij s’nachts alleen op straat?’ Zei hij eens hij onder de koude hemel stond voor het restaurant. ‘Jou zoeken, overduidelijk. Er is dat feestje en ik ga niet alleen.’ Ze kauwde op haar wang. Hij wist dat het zou komen, ieder moment nu. ‘En?’ Vroeg hij afwachtend. ‘Het spijt me van gisteren. Ik maakte me zoveel zorgen en ik was boos omdat je niets had gezegd.’ Daar was het. Storm bleef tegen de gevel van het restaurant staan, sloofde het witte hemd op tot zijn ellebogen en trok zijn das wat losser. ‘Er is niets om je zorgen om te maken.’ Suste hij haar bezorgde blik meteen. Hij trok haar naar zich toe en omhelsde haar. Haar armen kwamen samen op zijn rug, haar hoofd begroef ze tegen zijn schouder. ‘Het is je leven Storm, dan ben ik altijd bezorgd.’ Fluisterde ze zachtjes. Storm trok haar terug en streek zijn vingers kort over haar wang. 'Zeg het maar, ik weet dat het op je tong ligt.' Dwong hij haar met een lieve glimlach. 'As long as we have each other.' Zuchtte ze glimlachen. ‘Ga je ook bezorgd om me zijn als ik ooit in een groot groen monster verander omdat ik mee doe aan experimenten om mijn hartritme goed te krijgen?’ Vroeg hij met een onschuldig trage glimlach. Ze sloeg haar hand tegen zijn borst en stapte van hem vandaag. Zo, missie geslaagd. Hij wandelde achter haar aan, weer helemaal op en top in zijn nachthumeur. ‘Zelf als groot groen monster zal ik bezorgd om je zijn.’ Merkte ze uiteindelijk luchtig op. Storm liet zijn blik kort over haar rug naar beneden glijden, ze droeg een kort kleedje, ze was duidelijk klaar voor een feestje. ‘Ook als ik je wil opeten?’ Stelde hij de vraag gelijk terug. Camille draaide zich om en kwam naast hem lopen, ze stak haar arm door de zijne en keek hem aan. ‘Het is zeker niet ernstig?’ Vroeg ze voor de zekerheid nog maar eens. ‘Het is niet dat mijn hart stil valt als ik te hard loop ofzo, het vergeet gewoon eventjes een tel te kloppen.’ ‘En dat is niet hetzelfde als stil vallen?’ Vroeg ze met een eigenwijze blik. ‘Stil vallen is langer dan één tel.’ Ging hij er gelijk op in. Ze glimlachte en richtte haar blik terug naar voor. ‘Dus daar gaat je sportcarrière.’ ‘Ik ben toch een meer uitgesneden businessman, niet?’ Vroeg hij terwijl hij zijn das glad streek tussen zijn vingers. ‘Ik weet niet in wat je beter bent.’ Gaf ze peinzend toe. Ze liepen de trappen af naar het metro platform. Het was er overal akelig stil, hij vroeg zich af of Camille bang zou zijn geweest eerder, zo helemaal in haar eentje in deze gangen. ‘Je bent mijn beste vriendin en je weet niet in wat ik beter ben?’ Vroeg hij op een vals verontwaardigde toon. ‘Nee, omdat je het zelf niet weet.’ ‘Punt.’ Glimlachte hij meteen. Storm was niet de top in plannen, al zeker niet wat betrof zijn toekomst. Dat was gewoon van dag tot dag. Daarnaast, hij was twintig wie, buiten Camille dan, zat nu al zijn hele leven uit te plannen.
‘Hal!’ Riepen zijn vrienden toen hij en Camille het feestje binnen vielen op dit perfect getimde uur. ‘We dachten al dat je niet meer zou opdagen.’ Kondigde Ethan aan. Hij gaf over enkele hoofden twee bekers aan drank, Storm gaf er gelijk eentje aan Camille. ‘En je bracht Cami mee.’ Greens één van zijn andere vrienden met een blik over Camille’s uiterlijk. Goed, ja, ze zag er sexy uit maar dat was nog geen reden om naar haar te kijken als een hongerige wolf. ‘En ik geef je op je dak als je haar iets doet.’ Knipoogde Storm haast lief. Camille gaf hem een korte glimlach voor ze tussen de jongen door liep en op zoek ging naar haar vriendinnen. Storm keek haar eventjes na voor hij zich terug op zijn vrienden richtte. ‘Vertel, wat hebben we in de aanbieding?’ Vroeg hij nieuwsgierig met een blik over de dames. ‘Genoeg voor ons allemaal.’ Zei Ethan gelijk streng. Alsof hij dacht dat Storm ze allemaal zou mee nemen naar huis. Zo erg was hij nou ook weer niet. Zijn beste vriend was gewoon niet de zelfzekerste onder hen en daar moest Storm nodig eens verandering in brengen. ‘Ik los je probleem op maat.’ Hij klopte Ethan op zijn schouder en liet zijn blik naar de dames glijden. Hij had mensenkennis, genoeg om te zien dat het blonde meisje af en toe een blik wierp naar Ethan. Storm glimlachte voor zichzelf en liet zijn blik dan naar haar vriendin glijden, en dat was Tamara, wat ideaal uit kwam. Storm richtte zijn blik terug naar zijn beste vriend en dronk zijn bekertje leeg. Hij trok zijn das uit en duwde die in de zak van zijn broek. ‘Hal met een plan.’ Riep Erik. Storm keek kort naar het meisje dat aan zijn arm hing, dat was nieuw. Hij gaf haar een knipoog en maakte het bovenste knopje van zijn veel te strakke witte hemd los. ‘Klaar?’ Vroeg hij aan Ethan. Zijn beste vriend stond met zijn mond open, niet echt wetend wat te zeggen. ‘Klaar Hal.’ Zei Storm de woorden voor. Hij ging om vier biertjes, want ja, hij had gezien dat Tamara en haar vriendin ook een biertje dronken, en liep dan met Ethan in zijn kielzool naar de twee dames. ‘Dames.’ Begroette hij hen charmant. Tamara keek gelijk op, haar glimlach verbreedde toen ze zag wie het was, net als haar ogen die langs zijn lichaam gleden. Dat was het voordeel van op een feestje toe stuiken in pak, iedereen hield van mannen in uniform. Al zeker als het Storm Hall was. Storm gaf hen beide een drankje en tikte kort tegen Ethan’ schouder. ‘Dit is Ethan trouwens.’ ‘Bethany.’ Stelde Tamara haar vriendin voor. De twee keken elkaar kort aan, glimlachend begroetend en ze begonnen zachtjes te praten. ‘Waar heb je me voor nodig Hal?’ Vroeg Tamara terwijl haar vingers kort langs de knopen van zijn hemd gleden. Storm glimlachte charmant en leunde tegen de muur naast haar. ‘Ik zag hoe je vriendin naar Ethan keek en omgekeerd. Ik ben enkel die behulpzame vriend,’ hij zweeg en haalde onschuldig zijn schouders op. ‘En je hebt mijn hulp daarvoor nodig?’ Vroeg ze traag. Storm keek in haar donkere ogen en glimlachte verleidelijk. ‘Ze zijn beter alleen op dit soort kennismakende gesprekjes. Als jij dit doet voor me, beloof ik je het ander.’ Beloofde hij haar plechtig. ‘Goed, mijn ouders zijn niet thuis voor enkele dagen.’ ‘Perfect.’ Hij boog naar haar toe maar bedacht zich op het allerlaatste moment. ‘Wil je dansen?’ Vroeg hij. Tamara keek kort opzij naar Ethan en Bethany; Ze kapte het bier in haar keel en gaf haar beker aan Bethany. ‘Ik ga dansen.’ Ze nam Storm bij zijn arm en danste eronder door. Storm gaf Ethan een knipoog, zijn beste vriend keek hem nogal ontredderd na. ‘Je overleeft het wel.’ Riep hij boven de muziek uit. Hij liep achter Tamara aan, dronk zijn tweede biertje leeg en zette zijn bekertje op de eerste beste plek die hij vond. Zo speelde je dat klaar, simpel, glad en op Storm’s manier.
robb stark
Laatst aangepast door Storm Hall op vr jan 01, 2016 11:52 am; in totaal 1 keer bewerkt |
| | | Storm Hall- Class 3
- Aantal berichten : 1904
Character Profile Alias: Lupos Age: 21 jaar Occupation:
| Onderwerp: Re: They say bad things happen for a reason. wo dec 30, 2015 8:04 pm | |
| Golden Life – 1 day before De meeste mensen zouden zich gegeneerd voelen als ze in een vreemd huis wakker werden wel … dat gold dus niet voor Storm. Hij had natuurlijk eerst een vijftal minuten aan de slaapkamerdeur gestaan om te luisteren over er niemand thuis was maar Tamara had gelijk, geen ouders, niemand. Op blote voeten, in zijn gekreukte zwarte broek van werk en in zijn bloot bovenlichaam stond hij in de keuken en trok alle kasten inclusief de koelkast open. Hij haalde er eieren, spek uit, hij plukte wat fruit uit de fruitschaal. Hij zocht een appelsienperser … found that en zocht achter een broodrooster … found that to. Hij stak de muziek aan en kwam meteen terecht op een CD van Beyonce … waarom was hij niet verbaast? Hielden alle meiden enkel van Beyonce of was er nog iets anders waar ze interesse in toonden? Hij zette de radio aan, waar tamelijk oude muziek op speelde. Goed, het was beter dan Beyonce in ieder geval. Hij zette het volume wat zachter en richtte zich weer tot de kasten tot hij alles had wat hij nodig was. Het was pure gewoonte van hem, daarnaast keurde geen enkel meisje het af als ze op stonden en er een ontbijt stond te wachten. Zijn moeder keurde het zelf niet af als hij eens vroeg uit de veren was. En Storm, wel, hij kon aardig goed koken. Hij maakte een snelle deeg voor pannenkoeken, bakte eieren met spek, maakte verse appelsiensap en een snel fruitslaatje. Heel de tijd bleef hij vrolijk meefluiten op de muziek. Hij stond voor het fornuis toen zijn gsm over ging, Ethan. ‘Wel wel, zo vroeg uit de veren. Wat betekend dat?’ Begroette hij zijn beste vriend meteen. ‘Aan jouw toon hoor ik al meer dan genoeg.’ Begroette Ethan hem terug. ‘Dat is geen antwoord op mijn vraag.’ ‘Het ging goed, we spreken morgen nog eens af. Ik ben niet als jou Hal.’ Nee, dat was duidelijk. ‘Ik heb ook niet gezegd dat je als mij moet worden.’ Zei Storm gelijk. Hij duwde de pan in de lucht, de pannenkoek zweefde even en hij ving het dan weer handig op. ‘Je hebt echt een partner in crime nodig op dat vlak, zo voelen de andere mensen zich niet slecht.’ Ging Ethan verder. Storm grinnikte en schoof de pannenkoek op de stapel bij de rest. ‘Ik vind mijn partner in crime wel.’ Glimlachte Storm onheilspellend. Hij zag in zijn ooghoeken iets bewegen, Tamara kwam de hoek om in zijn hemd. Wel, dat was zou ook één van de redenen om een pak te dragen voor werk. Het was net lang genoeg, ze liep op haar tippen de keuken in en keek goedkeurend naar het ontbijt en naar hem. ‘Ik moet je laten maat.’ ‘Laat me raden, Tamara is wakker.’ Grinnikte Ethan. ‘Zoiets.’ Hij duwde af en legde de gsm op het aanrecht. Tamara liep om het kookeiland heen, haar vingers gleden over het gladde marmer. ‘Wauw, dit is ook niet iets wat alle mannen aanbieden.’ Knikte ze goedkeurend naar het ontbijt. Ze sprong op het kookeiland en ze trok Storm gelijk naar haar toe. Storm zette zijn pan veilig ver weg en opende zijn lippen tegen de hare. ‘Ik doe dit alleen maar voor jou weet je.’ Prevelde hij geamuseerd. Ze legde haar handen langs zijn hals en trok hem een stukje terug. ‘Ik geloof je niet.’ Glimlachte ze. Storm legde zijn handen langs haar bovenbenen en tekende trage cirkels met zijn vingers. ‘Ben ik zo transparant?’ ‘Nee, je bent een echte Brit, dit is enkel om goed te maken wat je niet kunt beheersen.’ Ze streek haar vingers door zijn haar en drukte haar lippen weer tegen de zijne. ‘Ik kan het ontbijt gewoon zelf opeten.’ Merkte hij haast lief op. Tamara gaf hem een klopje op zijn blote borst en sprong van het keukenblad. ‘Dat doe je niet.’ Opperde ze vrolijk. Zie, er was niemand die met een schuldgevoel naar huis zou gaan na een nacht met Storm door te brengen. Kon ook niet anders dan wakker worden met een ontbijt voor je neus waar je je vingers bij ging aflikken. Ze schoof aan op een grote barkruk, Storm leunde voorover op het kookeiland en keek toe hoe ze begon te eten. ‘Ga je niet mee eten?’ Vroeg ze met een kleine glimlach. ‘Ik bewonder mijn uitzicht.’ Hij glimlachte onschuldig. ‘En nee, het is allemaal voor jou.’ Knikte hij naar al het eten. Ze zou het nooit allemaal op krijgen maar hij was nu eenmaal geen ontbijt persoon. Het zou nochtans moeten na een goed gevulde nacht als deze. En zo was Storm’s leven, vrij als een vogeltje met vaak een geweldig uit zicht op alles wat mooi was op deze wereld. Hij was een behoorlijk gelukkige Brit, dat kon je wel zeggen ja.
‘Sneller Hal!’ ‘Op welke Hal heb je het nu?’ Vroeg Storm met een snelle blik naar Camille die achter hen over de zetel zat geleund. ‘Mini Hal. Kijk naar je scherm, je bent aan het verliezen van je broertje.’ Wees Camille naar het scherm van de televisie. Storm keek kort opzij naar Levi die met een geconcentreerde blik naar het scherm keek, zijn vingers gingen over de control sticks van zijn spelconsole. Storm lag achterover geleund in de zetel, wiegde zijn hoofd mee met de bochten waarin zijn race auto reed. ‘Mini Hal gaat winnen.’ Opperde Camille plagerig. ‘Waarom neem je het nooit voor mij op als Levi erbij is?’ Vroeg Storm afwezig. ‘Omdat je broer zoveel schattiger is dan jou.’ Ze leunde vooruit en wreef haar vingers door Levi’s haar. ‘Camille, sstt, ik ben bezig.’ Protesteerde hij kwaad. Storm begon luidruchtig de lachen, zijn raceauto vloog de bocht uit in een hoop banden. Levi sprong recht en deed een vreugdedansje. ‘Weeral van je gewonnen!’ Riep hij euforisch. Storm kon hem amper verstaan boven zijn eigen lach, de tranen sprongen ervan in zijn ogen. ‘Jij vind echt alles grappig he.’ Schudde Camille haar hoofd. ‘Blijf je eten Cami?’ Vroeg Storm’s moeder van om de hoek. Storm sloeg zijn hoofd naar achter en keek naar Camille. ‘Ik moet studeren.’ Beantwoordde hij haar vragende blik. ‘Nee, ik blijf niet eten.’ Riep ze terug. Ze drukte een kus op Storm’s voorhoofd. ‘Ik zie je morgen.’ ‘Voorstelling, right, ik zal op tijd zijn.’ Knikte hij instemmend. ‘En ik breng die cursussen ook voor je mee.’ Riep ze nog vanop de gang. ‘Je bent de beste Cami!’ Riep Storm terug. Levi zat in de zetel en keek zijn broer afwachtend aan. ‘Wat?’ vroeg Storm meteen neutraal. ‘Ik snap niet waarom ze je vriendinnetje niet is.’ Merkte hij kritisch op. Oké, daar gingen ze weer. Het was niet de eerste keer dat Levi dat ter sprake bracht. ‘Dat heb ik je al uitgelegd.’ ‘Ja, maar ik snap het nog steeds niet.’ Ging Levi er gelijk op. Storm trok zijn mondhoek omhoog en gaf hem een scheve grijns. ‘Je begrijpt het ooit wel. En je begrijpt ook dat broer nu moet studeren dus,’ ‘je niet storen, ik weet het.’ Maakte Levi zijn zin keurig af. ‘Bedankt.’ Zei Storm terwijl hij rechtkwam uit de zetel. ‘Je bent de beste.’ Riep Levi plagerig toen Storm de woonkamer uit wandelde. Storm schudde lachend zijn hoofd en liep de keuken in waar zijn moeder druk stond te koken. Storm opende de koelkast en nam er een flesje bier uit. ‘Niet door de week.’ Zei zijn moeder meteen streng. ‘Ik moet morgen niet werken en ik moet studeren. Voor één keer?’ Vroeg hij lief. Ze keek over haar schouder, meteen in die charmant lieve blik van hem. ‘Goed.’ Gaf ze stilletjes toe. Het werkte zelf op zijn eigen moeder. Storm liep met twee treden gelijk de trap op naar zijn kamer. Hij zakte op zijn bureaustoel neer, legde zijn voeten op het bureauvlak en trok de cursussen erbij die hij nodig had om te studeren. Dat, het flesje bier, op naar een late avond. Het enige wat Storm stoorde in zijn studeren was Levi die naar bed ging, de jongen maakte geen geluidje toen hij ging slapen. Het was ergens bij elven toen Storm naar zijn slapende broertje zat te kijken en zijn gsm over ging. ‘Waarom bel jij zo laat?’ Vroeg hij gapend. ‘Mutant in het bos.’ Zei Erik opgewonden. Storm fronste zijn wenkbrauwen. ‘En?’ ‘Ze zagen hem veranderen van een mens naar een dier. Ben je nu niet een heel klein beetje nieuwsgierig?’ Vroeg Erik opgewonden. ‘Wie zag hem veranderen?’ Vroeg Storm nieuwsgierig. ‘Ethan, het is vlak achter zijn huis, het bos daar. Kom je?’ Vroeg Erik. Storm haalde zijn voeten van het bureauvlak en staarde door het raam naar buiten. ‘Jullie gaan het zoeken?’ Vroeg hij verbaast. ‘Wat kan er erg aan zijn, ik heb nog nooit een mutant in het echt gezien. Ethan en de rest van ons groepje gaan ook.’ Erik klonk echt veel te opgewonden om gezond te zijn. ‘Oké, ik kom, al is het maar om jullie idioten uit de miserie te halen achteraf.’ ‘Je bent ook nieuwsgierig, je wilt het gewoon niet toegeven.’ Greens Erik. Misschien was het wel waar, misschien was Storm wel een beetje nieuwsgierig. Hij zou het niet zijn als hij wist wat er met zijn leven zou gebeuren.
robb stark
Laatst aangepast door Storm Hall op vr jan 01, 2016 11:51 am; in totaal 1 keer bewerkt |
| | | Storm Hall- Class 3
- Aantal berichten : 1904
Character Profile Alias: Lupos Age: 21 jaar Occupation:
| Onderwerp: Re: They say bad things happen for a reason. do dec 31, 2015 12:21 am | |
| From five to three – That night Storm was een nachtpersoon, hij werkte tot diep in de nacht, hij studeerde tot diep in de nacht en ging vaak nog eens uit tot diep in de nacht. Hij had niet veel slaap nodig om er de volgende dag weer fris voor te staan. Dus hij kende de nacht en deze was koud, bijna kil toen hij aan kwam bij Ethan thuis. ‘Zijn je ouders niet thuis?’ Vroeg hij meteen toen Ethan de deur open rukte. Hij schudde zijn hoofd en liet Storm erlangs. Erik, Bach en Martin waren er ook al, het vaste partysquad en nu waren ze hier samen voor … een mutant? Hoe serieus ze het namen wist Storm niet, Erik zat al met een fles drank tussen zijn handen en Bach had precies al redelijk wat gedronken, hij kraamde onzin uit. ‘Je hebt het gezien?’ Vroeg Storm met een blik opzij naar Ethan, hij schudde gelijk zijn hoofd. ‘Het oudje twee huizen verder zag een man het bos in strompelen en toen veranderde hij naar een dier.’ ‘Wat voor dier?’ Vroeg Erik nieuwsgierig. Hij gaf de fles door aan Storm, hij zou eigenlijk nuchter moeten blijven want al minstens twee van vijf waren door de neus en Erik deed ook aardig zijn best. Toch nam hij de fles over en dronk er twee slokken van. Hij kneep zijn ogen samen en keek kort naar het etiquette, straf spul. ‘Geen idee.’ Zei Ethan. Storm staarde door het raam achterin en keek naar het bos dat vlak achter het huis van Ethan lag. ‘Wel, er is maar één manier om daar achter te komen.’ Merkte Storm meteen op. Hij keek naar Ethan met een veelbelovende blik. ‘Je wilt het gaat zoeken?’ Vroeg hij verbaast. ‘Waarom heb je me hier anders laten komen?’ Vroeg hij domweg. Hij haalde zijn gsm uit zijn zak en stak de zaklamp ervan aan, hij nam de fles en wees richting de deur. ‘Zullen we heren, of zijn jullie plots bang van het idee een mutant te zien?’ Vroeg hij uitdagend. Londen had niet veel “openbare mutanten” … als er eentje te zien zou zijn dan zou het de eerste zijn die Storm in zijn leven te zien kreeg.
‘Dit word zo awesome!’ Lachte Bach luidruchtig terwijl hij naar buiten rende met Martin in zijn kielzool. Storm zette de fles aan zijn lippen, ‘Dit zal ik nodig hebben.’ Mompelde hij terwijl hij nog een paar flinke slokken nam en de fles dan door gaf aan Erik. Ethan bleef nuchter, wat goed was, er moest één nuchter blijven anders zou niemand hen geloven. Er liep een kronkelend pad vanuit de achtertuin van Ethan het bos in, één van de weinige beboste gebieden in Londen. Storm en Ethan vormden de achterhoede, de twee lawaaimakers liepen vooruit. ‘Moet je kijken,’ wees Erik naar boven. Storm volgde zijn vinger naar de hemel, naar de volle maan. ‘Nee, maak hier geen opmerking over.’ Zei Storm meteen. Hij hoorde al genoeg verhalen van zijn tienjarige broertje, wat logisch was gezien zijn leeftijd, hij wilde het niet horen van die twee. ‘Het is volle maan.’ ‘Awhooeeeee.’ Huilde Martin naar de hemel. Storm nam de fles gelijk weer over van Erik, jep, dit ging hij veel harder nodig hebben dan voorzien. ‘Serieus jongens, weerwolven?’ Vroeg Ethan droog. ‘Waarom niet, het is volle maan, dit is de ideale grond voor een weerwolf om te jagen.’ Haalde Bach zijn schouders op. ‘Omdat weerwolven misschien niet bestaan.’ Stelde Storm hoofdschuddend voor. Wat ze zeiden was wel waar, de nacht, de volle maan, de donkere kille sfeer. Dit was echt, Levi zou bang zijn. ‘Awhoooeee!’ Huilde Martin opnieuw. ‘Waarom hebben we hen mee genomen?’ Vroeg Erik droog weg. Storm greens en liet het licht van zijn gsm de omgeving rond gaan. ‘Hoe kunnen we hier een mutant vinden, dit bos is niet groot maar groot genoeg voor enkel vijf van ons.’ ‘Min twee, die twee hoef je niet mee te rekenen.’ Wees Ethan naar voor. De twee jongens bleven maar huilen naar de volle maan. Op een bepaald moment kreeg Storm er genoeg van en net als hij ze wilde zeggen dat ze hun mond moesten houden klonk er een echt gehuil. Alle vijf bleven ze op slag stil staan terwijl het gehuil zich langzaam over het bos uit strekte. Dit was echt wolvengehuil, er waren geen wolven in Londen. ‘Er zijn geen wolven in Londen.’ Fluisterde Ethan dwingerig. ‘Zou het de mutant zijn?’ Vroeg Erik. Storm hief zijn zaklamp omhoog en draaide om zijn as, verlichtte ieder deeltje voor hem. ‘Dat klonk wel heel dichtbij.’ ‘No shit, Sherlock.’ Siste Ethan Martin toe. Het was weer op slag stil in het bos, de haartjes op Storm’s armen kwamen langzaam omhoog. ‘Ik ben alles voor avontuurlijk enzo maar jongens, kunnen we niet beter terug keren?’ Vroeg Ethan voorzichtig. Storm keek opzij naar zijn beste vriend en knikte zachtjes. Dat was inderdaad geen slecht idee. ‘Nog vijf minuutjes? Komaan, jullie zijn toch geen bangeriken?’ Vroeg Erik gelijk. Storm was geen bangerik maar hij zag dat Ethan zich er niet comfortabel bij voelde en ze waren beste vrienden dus hij wou het liefst van al met Ethan terug naar huis alvorens ze hem door het bos mochten gaan slepen omdat hij een appelflauwte kreeg ofzo. ‘Goed.’ Gaf Ethan met tegenzin toe. De drie jongens begonnen weer te wandelen, dieper het bos in. Het was echt vijf minuten doodstil, niemand zei iets tot er een takje knapte. ‘Dat was ik niet.’ Lachte Bach meteen. ‘Oké, genoeg, we keren terug.’ Wees Storm de juiste kant op. ‘Stil!’ Beval Erik hen. Storm fronste zijn wenkbrauwen en hield zich stil, de anderen deden dat ook. Er klonk een zacht gerommel vanuit de struiken. ‘Horen jullie dat?’ Fluisterde Martin. Storm stapte twee stappen naar voor en hief zijn zaklamp op naar de struik waarvan het gerommel kwam. ‘Shit!’ Riep Ethan, die draaide zich gelijk om en begon te rennen. Storm stond aan de grond genageld, keek naar de twee rode ogen alvorens hij Martin en Bach bij hun kraag nam en ze de juiste kant op duwde. En toen kwam het beest tevoorschijn. Het was groter dan een standaard wolf, veel groter. Hij had een zwarte stugge vacht, magere bouw maar oh jee, die tanden en ogen. Het beest gromde en sprong vooruit, recht naar Martin. ‘Rennen!’ Riep Erik in paniek. Storm greep naar Martin maar miste op een haar, de wolf stortte zich bovenop zijn vriend en beet zich vast in diens keel. Martin spartelde voor een moment en dan was zijn lichaam stil. ‘Bach, begin te rennen!’ Beval Storm. Waarom moesten die twee zo nodig gedronken hebben? Storm had ook gedronken maar god, hij zag alles glashelder plots. Hij zette zijn lichaam in beweging en begon te rennen. Ethan en Erik liepen al een heel stuk voor hun uit, iedereen begon te rennen voor zijn leven. De adrenaline schoot door Storm’s lichaam en voor een keer was hij blij dat hij kon lopen, dit keer kon zijn hart hem gestolen worden. Toen hij een blik over zijn schouder wierp zag hij hoe de wolf razendsnel hun kant uit kwam. Op een onmenselijk snel tempo naderde hij de twee jongens. Storm voelde het, hoe hij aan zijn broekspijp onderuit getrokken werd en hij dacht … dit is het, het is voorbij. De wolf beet hem in zijn arm, Storm gilde het uit, probeerde zich los te trekken van de vuile tanden van het beest. Het bloed droop er als een bezetene uit de wond. De wolf liet hem los en rende dan naar Bach die hij met één simpele beet wist te vermoorden. Storm greep naar zijn arm en keek er naar, naar de twee rijen aan tanden die zich diep in zijn vel hadden geboord. De wolf kwam niet terug naar hem, hij liep door naar Ethan en Erik. Met zijn arm tegen zijn buik geklemd probeerde hij recht te grabbelen maar het enorme bloedverlies maakte hem duizelig. Dit kon niet echt gebeuren … dit kon niet echt gebeuren. Hij kroop naar Bach toe en drukte zijn vingers tegen diens bebloede opengereten keel maar er was niets, het was doodstil onder zijn vingers. Zijn blik gleed naar de wolf maar iedereen was uit het zicht verdwenen. Storm zakte tegen de bosgrond neer, hij kroop tot bij een boom en leunde er half tegenaan, probeerde het bloed te stelpen dat uit de wond gutste terwijl hij naar zijn dode vriend vlak voor hem staarde. Dit kon niet waar zijn, dit moest een slechte droom zijn, kon niet anders. Storm voelde de duizeligheid de overhand nemen, zijn arm zakte slap op zijn schoot en zijn blik werd wazig. Hij zag nog één ding voor hij het bewustzijn verloor. Hij zag de wolf opnieuw, hij wandelde langs hem heen, hij bleef zelf even staan, keek Storm aan. Twee rode ogen keken Storm aan, er was niets te zien in die ogen, helemaal niets. Het was een leegte die je niet kon vullen, zelf niet met de slechtste emoties die je kon vinden. Maar hij vermoordde Storm niet, hij wandelde gewoon weg, dieper het bos in met een gehuil er kort achterna. Het laatste wat Storm nog kon denken was dit; ze waren met vijf, nu waren ze nog met drie, hij had geen idee of Ethan en Erik het gehaald hadden en hij wist niet of hij het zou halen …
robb stark |
| | | Storm Hall- Class 3
- Aantal berichten : 1904
Character Profile Alias: Lupos Age: 21 jaar Occupation:
| Onderwerp: Re: They say bad things happen for a reason. do dec 31, 2015 1:06 pm | |
| Just alive – 4 hours after Het eerste wat hij hoorde toen hij wakker werd was het zachte gesnik van iemand die aan het huilen was. Het eerste wat hij rook toen hij wakker werd was de sterke geur van ontsmettingsmiddel en ziekenhuis. Het eerste wat hij voelde toen hij wakker werd was de stekende pijn in zijn onderarm. Het eerste wat hij zag toen hij wakker werd was het betraande gezicht van Camille. ‘Cami?’ Vroeg hij schor. Ze hief haar hoofd op vanuit haar handen en keek hem geschrokken aan. ‘Storm, godzijdank.’ Ze kwam recht van het krukje en snelde de gang op. ‘Hij is wakker!’ Dat was waarschijnlijk voor zijn ouders bedoeld. Storm draaide zijn hoofd en keek naar het infuus in zijn arm, naar het dikke verband rond zijn onderarm. Toen Camille weer terug kwam stortte ze zich in zijn armen. ‘Auw, Cami.’ Prevelde hij tegen haar schouder. ‘Ik dacht dat ik je kwijt was, toen je ouders me belde,’ ze zweeg en kneep hem nog wat harder fijn. Storm zag over haar schouder zijn ouders binnen komen, hij was blij dat Levi er niet bij was. ‘Hey lieverd.’ Zei zijn moeder meteen toen Camille plaats had gemaakt. Hij omhelsde zijn ouders en keek dan één voor één naar hun gezichten. Wat was er gebeurd? Ze waren aangevallen door een wolf … een groot uit de kluiten gewassen wolf … een groot uit de kluiten gewassen wolf met rode ogen en scherpe tanden … een groot uit de kluiten gewassen wolf met rode ogen, scherpe tanden en onmenselijke snelheid … een groot uit de kluiten gewassen wolf met rode ogen, scherpe tanden, onmenselijke veel snelheid die twee van zijn vrienden vermoordde en hem beet. ‘Ethan en Erik?’ Vroeg hij bang. Waren zijn vrienden er veilig vanaf gekomen? Het leed was nu al zwaar genoeg, Bach en Martin waren beide dood, door zijn schuld, omdat hij had gezegd dat ze moesten gaan kijken. Omdat hij verdomme zo onverantwoordelijk was om die twee dronken mee te nemen. Storm was de oudste van de groep, het was allemaal zijn schuld. ‘Ethan is in orde.’ Glimlachte zijn moeder geruststellend. Er viel meteen een last van zijn schouders, Ethan leefde nog. ‘Erik ligt in coma. Hij leefde nog toen ze hem vonden maar hij vecht ervoor.’ Vulde zijn vader aan. Storm sloeg zijn ogen neer, Camille greep zijn hand en kwam op de rand van het bed zitten. ‘Jullie konden het onmogelijk weten. Dit is een ongeluk Storm.’ Fluisterde ze bemoedigend. ‘Ethan belde me, hij zei dat hij een mutant had gevonden. Als we niet zo dom waren geweest om het te gaan zoeken dan zou het nooit gebeurd zijn.’ Ging Storm er meteen op in. Zijn ogen gleden naar het verband rond zijn onderarm, hij was gebeten en de wolf had hem gerust gelaten, dat terwijl het al zijn andere vrienden probeerde te vermoorden. Uitgerekend Storm liet hij leven, waarom? ‘De dokter hebben je bloed gegeven omdat je zoveel kwijt was. Je hebt een infuus en ze hebben je ook een tetanusspuit gegeven. Je moet een dag blijven ter observatie.’ Legde zijn vader uit. Hoe laat was het? Zijn blik zocht naar een klok, hij vond er eentje bij de deur. Het was vier uur s’ochtends en hij moest hier nog de hele dag zitten. ‘Het was een wolf.’ Prevelde Storm verslagen. Ieder beeld zat op zijn netvlies gebrand, hoe het monster naar hem sprong, hem tackelde bij zijn been waardoor hij tegen de grond smakte. Hoe het zijn tanden vast zette in zijn onderarm, hoe het hem een laatste keer aan keek voor het de nacht in verdween. ‘Ethan heeft een verklaring gegeven aan de politie, ze proberen het dier op te sporen.’ Zei Camille meteen. Haar blik zat vol bezorgdheid, bezorgdheid die hij wilde sussen maar het lukte niet. Twee van zijn vrienden waren dood, de ander lag in coma en Ethan had het gered, de nuchterste van de vijf had het gered. ‘Dit is allemaal mijn schuld.’ Hij richtte zijn blik op naar zijn ouders. ‘Als ik zo slim was geweest om Bach en Martin binnen te houden dan zouden ze nooit dood zijn, dan zouden ze nog leven.’ ‘Lieverd, probeer dit niet op jezelf te steken. Dit was een ongeval.’ Zei zijn moeder meteen. Ze streek haar hand bezorgd langs zijn gezicht. ‘Levi?’ Vroeg Storm zachtjes. Zijn vader schudde meteen het hoofd. ‘Je tante is op hem aan het letten, toen we vertrokken lag hij nog te slapen, hij zal het niet weten, hij hoeft het niet te weten.’ Storm knikte langzaam op de woorden van zijn vader. Dat was inderdaad het beste, Levi hoefde dit niet te weten. Storm ging zijn broer geen reden geven om nog meer te gaan geloven in de verhalen die hij las in de boeken die hij had. Levi hoefde dit niet te weten.
Blijkbaar moest hij ergens halverwege de ochtend in slaap gevallen zijn want toen hij wakker werd was het drukker op de gang, er kwam licht binnen via de gordijnen. Storm keek opzij naar Camille, ze lag in de stoel te slapen, haar hoofd op de leuning, opgekruld in een klein bolletje. Storm bleef haar een hele tijd aankijken alvorens zijn blik naar de deur gleed waar werd aangeklopt, Ethan stak zijn hoofd binnen. Zijn beste vriend zag er nog steeds bleek uit, maar hij was in orde, hij was in één stuk heel, hij leefde. Ethan keek kort naar Camille die lag te slapen en kwam dan voorzichtig naar het bed, Storm omhelsde hem meteen. ‘Ik ben zo blij je te zien.’ Zei Storm meteen. Hij voelde de tranen achter zijn ogen branden en dat gold wederzijds ook. ‘Dit is niet je schuld Hal.’ Zei Ethan meteen op een gedempte toon. ‘Ik was degene die aanspoorde om te gaan kijken en ik was verantwoordelijk genoeg moeten zijn om Bach en Martin binnen te houden.’ ‘Ik heb jullie gebeld remember.’ Protesteerde Ethan zachtjes. Storm schudde mistroostig zijn hoofd en keek zijn vriend met een zwakke sombere blik aan. ‘Toen ik je hoorde schreeuwen,’ Ethan zweeg en volgde Storm’s blik naar het verband rond zijn onderarm. ‘ik dacht dat het jou ook te grazen had.’ Sloot hij af. ‘Het beet me enkel.’ Fluisterde Storm in gedachten verzonken. Het beeld van de enorme wolf dook terug op voor zijn netvlies. ‘Ik bereikte het huis eerder dan Erik, ik zag hoe de wolf, ik zag,’ Ethan zweeg, zijn blik kreeg iets gechoqueerd, net dezelfde blik als toen Storm zijn twee vrienden zag sterven. ‘Erik is er zwaar aan toe.’ Vervolgde hij stilletjes. Storm keek opzij naar Camille die bewoog in haar slaap. ‘We mogen het niet op ons nemen Hal, dit is niet onze schuld geweest, dit is niemand zijn schuld geweest. Het was gewoon verkeerde plaats, verkeerde tijd.’ Het was goed bedoeld, wat Ethan zei maar Storm zou het zichzelf waarschijnlijk nooit kunnen vergeven, hij was de oudste, hij had iedereen moeten tegen houden. ‘Dat koste ons wel twee vrienden.’ ‘Ik weet het.’ Fluisterde Ethan somber. Camille opende haar ogen en Storm gaf haar een zwakke begroetende glimlach. ‘Ik moet gaan, de politie heeft nog meer informatie nodig en ik heb een afspraak op het kantoor. Hou je sterk.’ Hij greep Storm bij zijn schouder en kneep er kort in alvorens hij Camille een kus op haar wang gaf en de kamer uit verdween. Storm staarde naar de gesloten door alvorens hij naar het wit van het laken staarde. ‘Waarom wij, waarom uitgerekend wij? Wat heb ik mis gedaan om dit te verdienen?’ Vroeg Storm zichzelf luidop af. Camille duwde het deken van zich af en kroop op het smalle bed naast Storm. ‘Storm, alstublieft.’ Smeekte ze zachtjes. Ze nestelde zich tegen hem aan, hij wierp zijn arm over haar schouder en drukte zijn hoofd tegen haar haren. ‘Hoe overwin ik dit? Hoe in godsnaam moet ik met dit verlies om gaan.’ Zijn stem brak. Camille keek omhoog, naar de tranen in zijn gezicht en ze brak ook. Ze sloeg haar armen rond zijn borst in de beste omhelzing die ze hem kon geven. ‘Je hoeft dit niet alleen te doen, ik ben er ieder deeltje van de weg.’ Fluisterde ze tegen het ziekenhuishemd. Storm staarde enkel voor zich uit, naar al het wit van de kamer terwijl er een traan langs zijn wang naar beneden liep. ‘God, het leven is zo oneerlijk.’ Prevelde hij met de gedachten aan zijn twee vrienden. Bach die een vaste vriendin had, een studio had en vooraan stond voor de sportopleidingen van de universiteit. En dan Martin, die drie broers en een zus thuis achter liet, allemaal jonger dan hem, die zijn droom om een wereldreis te maken achter liet door dit. ‘Probeer aan jezelf te denken Storm, probeer jezelf voor een keer op de eerste plaats te zetten.’ Zei Camille zachtjes. ‘Hoe moet ik dat doen? Ik vermoordde twee van mijn vrienden.’ ‘Jij niet, die wolf vermoordde twee van je vrienden.’ Corrigeerde ze hem troostend. ‘De wolf,’ zijn stem dreef weg terwijl hij dacht aan het gehuil dat het had voort gebracht, toen hij dacht aan de volle maan aan de hemel. Levi was gelovig voor dat soort dingen, weerwolven, vampieren, heksen maar hij nooit … Maar op het moment dat die wolf naar hem keer, met die rode lege ogen dan begon hij ook te geloven. Hij wist dat het geen normale wolf was, hij wist dat iets niet klopte aan dat dier. Wolven jagen in groep, niet alleen, hij deed het wel. Hij was rechtuit, gefocust en zonder genade. En toch leefde Storm nog. Zijn blik gleed naar zijn arm, naar het verband waaronder de bijtafdruk zat en ergens knaagde het in zijn lichaam … dit was nog niet voorbij.
robb stark |
| | | Storm Hall- Class 3
- Aantal berichten : 1904
Character Profile Alias: Lupos Age: 21 jaar Occupation:
| Onderwerp: Re: They say bad things happen for a reason. do dec 31, 2015 2:39 pm | |
| Het enige geruststellende aan deze hele situatie was Camille’s hand in het zijne. Ze had hem afgelopen week amper alleen gelaten, ze was er iedere seconde voor hem geweest en zelf nu, op de begrafenis van Bach en Martin liet ze geen traan gaan maar was ze voor een keer de sterkste van de twee. Op exact het moment dat hij haar het meest nodig had gaf ze een kneepje in zijn hand of fluisterde ze iets tegen zijn oor. In dit alles was zij de zwaartekracht die hem op aarde hield, was ze alles wat ervoor zorgde dat Storm niet weg zakte in zichzelf. Dat hij niet naar een fles drank greep om het gewoon voor een avond te kunnen vergeten. Sinds het moment dat hij uit het ziekenhuis was ontslagen had hij geen moment zonder het idee geleefd van de twee vrienden die hij kwijt was. Van de twee vrienden waar hij vandaag afscheid van moest nemen. Ze hadden hem gevraagd of hij iets wilde zeggen vooraan maar Storm had geweigerd, Ethan was wel zo goed en dapper om het te doen. Dus toen zijn vriend naar voor wandelde verstrakte zijn hand rond dat van Camille, ze wierp hem een bezorgde blik. Ethan trok wat zenuwachtig aan zijn das alvorens hij begon te praten. ‘Ik en Hal waren bij hen, we hebben ze niet kunnen redden maar we hebben wel kunnen genieten van altijd vrolijke stemming. Zelf tot op het laatste moment bleven ze lachen, hadden ze plezier. Het is niet iets wat dit alles goed maakt, we zijn Bach en Martin kwijt maar,’ hij zweeg en staarde voor een tijdje naar zijn zelfgeschreven tekstje. ‘Het is goed om te weten dat ze tot in hun allerlaatste momenten plezier hadden en ik ben blij, wij zijn blij,’ Ethan keek kort naar Storm die zachtjes knikte. ‘Wij zijn blij dat we daar deel van mochten uit maken. Dat we het laatste beetje van hun vrolijkheid, hun karakter mochten mee nemen als een herinnering.’ Ethan zweeg en kneep zijn handen bibberig in het papiertje met zijn tekst. ‘De partysquad zal niet hetzelfde zijn zonder jullie guys.’ Zei hij er nog zachtjes achter alvorens hij terug wandelde richting Storm en Camille. Storm gooide zijn armen om hem heen in een omhelzing. Er werd niets gezegd, niets gedaan, gewoon die ene omhelzing met duizenden emoties erin. Toen de begrafenis op zijn einde liep kwamen heel wat mensen langs bij Ethan en Storm. Een klein deel om de details van die nacht te weten en het merendeel ook om hun medeleven te betuigen. Het was één ding om je vriend te verliezen, het was iets helemaal anders om hem voor je ogen vermoord te zien worden door een harteloos monster. Camille bracht hem zachtjes om aarde door hem tussen de mensen massa naar de uitgang te begeleiden. Storm was deze week amper thuis geweest, hij wilde niet alleen zijn met zijn gedachten en herinneringen dus bracht hij heel veel tijd bij Camille door. Dat was de enige reden waarom ze nu zonder vragen naar haar huis reed en niet naar het zijne. Haar ouders waren op zakenreis dus ze hadden het huis voor zich alleen. ‘Heb je je arm vandaag al verzorgd?’ Vroeg ze zachtjes. Storm trok zijn kostuumjas uit en wierp het over een stoel alvorens hij zich in de zetel liet zaken. ‘Nee, ik doe het straks wel.’ Mompelde hij afwezig. Hij drukte zijn vingers tegen zijn neusbrug, wreef in zijn ogen. Een beetje slaap zou goed zijn nu maar alles in zijn lichaam hield hem tegen om te gaan slapen. Camille verscheen niet veel later met een EHBO kist vol spullen, ze ging naast hem in de zetel zitten en hield haar hand naar hem uit. ‘Je hoeft dit niet te doen.’ Protesteerde hij zwak. ‘Ik had gehoopt dat die koppigheid ooit eens uit je lichaam zou gaan maar blijkbaar,’ ze maakte haar zin niet af en glimlachte liefdevol. Haar woorden deden hij zachtjes futloos grinniken. ‘Het is daarom niet, ik wil niet dat het ziet, het ziet er niet mooi uit.’ ‘Ik kan het aan.’ Verzekerde ze hem. Storm ging er niet verder op in, hij gaf zijn arm aan haar en keek toe hoe ze de enorme windels van rond zijn onderarm haalde. Ze trok verschillende laagjes aan ontsmettingsmiddel doekjes weg en staarde dan vol afgrijzen naar de beet. Er was nog helemaal niets aan veranderd, echt helemaal niets. Het was nog steeds exact dezelfde beet van een week geleden. Er waren geen korstjes op de rand verschenen en er was ook nog niets van toe gegroeid. ‘Waarom hebben ze het niet genaaid?’ Vroeg ze ademloos. Goede vraag, waarom hadden ze het niet genaaid? Daar moest ook wel een reden voor zijn. Nu had hij een enorme rij open wonden aan weerskanten van zijn onderarm, diep en vol herinneringen. ‘Geen idee.’ ‘Oké,’ ze haalde eens diep adem en haalde alles uit haar kist van wat ze kon gebruiken. Ze smeerde zijn arm in met een ontsmettingszalf en iedere keer dat Storm zijn gezicht vertrok van de pijn mompelde ze iets van excuses. Ze deed het in ieder geval beter dan dat hij al een hele week had gedaan. ‘Je hoeft niet zoveel rond mijn arm te gaan hoort Cam.’ Glimlachte hij toen ze met de windel maar bleef rond draaien. ‘Hoe dikker, hoe minder pijn dat het doet.’ ‘Straks sterft mijn arm af, en dan?’ Zei hij droog. Ze beet op haar onderlip alvorens ze begon te lachen en stopte. ‘Daar heb je een punt, ik heb je liever met twee armen.’ Greens ze. Ze maakte alles vast en keek dan eens naar haar eindresultaat. ‘Dat heb je goed gedaan.’ Knipoogde Storm. Ze ruimde alle rommel op en zette alles op het salontafeltje voor zich. ‘Ik heb,’ ze zweeg en kwam recht terwijl ze naar het kleine kastje naast de televisie liep. ‘Dit.’ Ze hield een seizoen van “The Walking Dead” boven haar hoofd. ‘Mensen die gebeten worden en in zombies veranderen? Nee dank je.’ ‘Dit dan?’ Vroeg ze terwijl ze een seizoen van “Teen Wolf” naar boven hield. ‘Weerwolven, Cami, meen je dat nou?’ Vroeg hij lachend. ‘Ik bedoelde dit, dit kun je niet weigeren.’ Ze hield het allerlaatste seizoen naar boven van “Game of Thrones.” ‘Dat kan ik inderdaad niet weigeren.’ Knikte hij tevreden. Hij wist dat Camille niet de grootste fan was van Game of Thrones maar ze deed het waarschijnlijk voor hem. Ze stak een dvd in en wierp zich languit naast Storm in de zetel. ‘Hodor!’ Riep ze op een luguber gelijkaardige manier zoals in de serie. ‘Sstt.’ Lachte Storm. Maar het was precies daar waar ze zo goed in was, hem aan het lachen krijgen, hem vrolijk houden.
Toen hij s’avonds thuis kwam begon alles in zijn arm zo verschrikkelijk hard te jeuken. Hij probeerde met zijn vinger onder het verband te geraken maar het verplaatste zich niet, mede dankzij Camille die er zeker tien maal omheen was gegaan. Levi zat in de zetel voor de PlayStation, hij wist van het hele gebeuren nog steeds niets. Maar Storm merkte dat zijn kleine broer hem begon te missen aangezien hij amper thuis was geweest. ‘Broer, speel je mee?’ Vroeg hij hoopvol. Storm keek hem afwezig aan en sloofde zijn mouw over zijn arm zodat het verband niet teveel zou opvallen. ‘Is straks goed?’ Vroeg hij kort. Levi bracht zijn wenkbrauwen in een onderzoekend gebaar samen. ‘Oefen nog maar wat.’ Wees Storm naar de televisie, hij probeerde wat vrolijker te zijn dan hij zich voelde. Levi hapte toe en draaide zich terug naar het scherm. Storm liep de keuken in waar zijn moeder druk bezig was met koken. ‘Hey lieverd, hoe gaat het?’ Vroeg ze bezorgd. Storm haalde zijn schouders op en bleef naast haar tegen het keukenblad staan. ‘Ik kan me niet voorstellen waar je door gaat lieverd maar weet dat we er voor je zijn, goed?’ Ze keek hem hoopvol aan. Storm schonk haar een liefdevolle glimlach en omhelsde haar kort. ‘Je bent de beste mam.’ Prevelde hij. Toen hij haar los liet was haar blik iets vrolijker, goed, dat wilde hij. ‘Blijf je eten?’ Vroeg ze meteen. ‘Ik ga me opfrissen en dan kom ik.’ Stemde hij in. Hij liep de trappen op naar de badkamer en begon onrechtstreeks weer aan het verband te krabben. Toen hij voor de spiegel stond zakte de moed hem helemaal in de schoenen. ‘Wel vriend, als je zo op school verschijnt morgen zal er niemand naar je kijken.’ Sprak hij zichzelf toe in de spiegel. Hij had lichte wallen, zijn haar stond alle kanten op, over het algemeen … hij zag er slordig uit. Hij liet het bad lopen met warm water en trok zijn hemd uit. Hij begon de windel van rond zijn arm los te maken, wat maar bleef duren dankzij Camille alvorens hij de lagen doekjes eraf haalde en naar zijn onderarm staarde. Niets … er was niets meer. Geen wonde, geen litteken, zelf geen schrammetje. Er was enkel zijn gladde huid. ‘Wat?’ Prevelde hij verbaast. Vanmorgen was het bij Camille nog de meeste lelijkste wonde die je je kon voorstellen en nu was ze weg, verdwenen, poef, opgelost in het niets. Hij drukte zijn vingers over zijn huid, het deed geen pijn. Alles was gewoon weg, de jeuk, de pijn, de wonde …
robb stark |
| | | Storm Hall- Class 3
- Aantal berichten : 1904
Character Profile Alias: Lupos Age: 21 jaar Occupation:
| Onderwerp: Re: They say bad things happen for a reason. vr jan 01, 2016 11:51 am | |
| The extra's – 2 weeks after Storm draaide zich in zijn bed, hij nam zijn hoofdkussen tussen zijn armen en probeerde te negeren dat het al ergens laat in de ochtend was. Maar weekend, dus dat was een goed ding, hij hoefde niet te werken, hij hoefde niet te studeren, hij hoefde helemaal niets te doen vandaag. Hij kon misschien gewoon de hele dag blijven liggen. De sterke geur van echt Britse groene thee drukte zich een weg door zijn neusgaten. ‘Ik neem je mee vandaag.’ Hoorde hij Camille zeggen. ‘De thee hoefde niet maar het is wel attent. Waarheen?’ Vroeg hij slaperig. Hij draaide zijn hoofd en opende zijn ogen en was meteen klaar wakker. Er stond niemand in zijn kamer, helemaal niemand. Er stond ook geen thee klaar op zijn nachtkastje. Storm ging recht zitten in zijn bed en draaide zijn blik naar het raam. ‘Ik beloof dat we iets leuks gaan doen.’ Glimlachte Camille. Storm kwam uit zijn bed en liep naar het raam, Camille stond op de oprit, bij de brievenbus bij Levi. Ze boog naar voor en fluisterde in zijn oor; ‘Maak je broer eerst maar wakker.’ Ze fluisterde … en Storm kon het horen. Zijn blik gleed naar de overburen, hij was de blaadjes op het gras aan het samen raken, het geluid van de riek klonk scherp hoorbaar in zijn oren. Storm legde zijn handen voor zijn oren en kon nog steeds horen hoe de krantenjongen de kranten rond deelde honderd meter verder. Storm liep naar de badkamer, staarde naar zichzelf in de spiegel maar er was niets anders aan hem. Zijn blik gleed opzij naar het bad, waar een druppel van de kraan naar beneden viel, een dof klopje en dan spats, de druppel spatte uiteen. ‘Storm?’ Hij schrok zo heftig dat alle tandenborstels en hun bekertjes van de wastafel vielen. Levi stond fronsend in de deuropening. ‘Is alles wel goed broer?’ Vroeg bij beleefd. ‘Alles is goed.’ Verzekerde hij Levi meteen. ‘Camille is beneden.’ ‘Ik kom.’ Storm keek Levi na alvorens hij terug keerde naar zijn kamer, hij nam een T-shirt uit zijn kast en trok die over zijn lichaam. Met zijn handen in de zakken van zijn zwarte training en met zijn bril op zijn hoofd liep hij naar beneden. Zijn ogen gleden meteen naar zijn vader, die met een tas groene thee voor zijn neus in de krant las. ‘Spoken gezien?’ Vroeg Camille. ‘Hmm?’ Hij keek verward op naar zijn beste vriendin, ze schonk hem een vreemde blik. ‘Er is geen enkel spoor gevonden van die mutant die je heeft aangevallen.’ Kondigde zijn vader aan terwijl hij een stuk krant naar Storm schoof. Storm keek naar het verband rond zijn arm, wat er eigenlijk voor de lol zat aangezien de wond volledig verdwenen was. Hij schoof de krant dichter en zette zijn bril op, wat eigenlijk niets veranderde. Hij trok zijn bril af en keek opnieuw naar de tekst, wat hij haarscherp kon lezen. Hij zette zijn bril opnieuw op maar er veranderde niets, alles bleef het zelfde. Had hij nu plots geen bril meer nodig om te lezen? Camille kwam achter hem staan en sloeg haar armen over zijn schouder rond zijn lichaam tot haar hoofd naast het zijne rustte. ‘Waar zit jij met je gedachten.’ Merkte ze grijnzend op. Storm keek haar verstrooide aan, hij forceerde een glimlach op zijn lippen. ‘Nergens.’ ‘Hoe is je wond?’ Fluisterde ze met een snelle blik naar Levi. ‘Beter, het is aan het genezen.’ Loog hij snel. Camille trapte erin en klopte hem kort op zijn schouder voor ze ook aan tafel schoof. Hij staarde naar de tekst zonder het echt te lezen. Uiteindelijk schoof hij het weg en leunde achterover op zijn stoel. Hij draaide zijn hoofd toen hij een auto hoorde stoppen op de oprit, hij herkende de geur van verse koeken. Wat niet mocht als dat zover van je af was, toch rook hij het. Zijn moeder kwam binnen en zette de koeken op tafel. ‘Camille.’ Begroette ze Camille meteen liefdevol. Storm staarde naar de koeken tot hij zich plots een ongeluk schrok van zijn gsm die af ging. Camille en Levi schokken mee. ‘Wat is jouw probleem?’ Vroeg Camille meteen verwart. Storm tastte in zijn zakken maar zijn gsm was er niet. Hij liep van tafel weg de trap op naar boven, zijn gsm lag te spelen op zijn nachtkastje, Ethan. ‘Hey maat.’ Begroette hij zijn beste vriend verward. ‘Kom je vanmiddag niet langs in het park, we gaan een vriendschappelijk potje basketballen.’ De stem klonk hard in Storm’s oor, hij hield de gsm wat van zich af terwijl Ethan de rest van zijn uitleg deed. ‘Goed, hoe laat?’ ‘Twee uur, heel het sportteam gaat er zijn.’ Hoorde hij Ethan zeggen. ‘Ik zal er zijn.’ Stemde Storm in. Hij legde de gsm terug op zijn nachtkastje en haalde zijn handen door zijn haar. ‘Niet teveel drinken Hal, dan verbeeld je je geen dingen.’ Mompelde hij tegen zichzelf. Hij duwde zich af van het bed en ging terug naar beneden, probeerde zijn charmante zelf boven water te trekken en duwde het idee weg dat hij plots alles veel beter kon horen, ruiken en zien … vreemd.
Het was warm buiten dus Storm was naar het park gejogd. De dokter raadde hem aan geen zware inspanningen meer te doen waar Storm onder begreep, zwaar sporten. Dit kon vast geen kwaad. Hij was zelf niet eens moe toen hij er aan kwam en al zijn vrienden begroette. ‘Ben je heel die eind tot hier gelopen? Je zweet niet eens.’ Merkte Ethan meteen op. Storm keek over zijn schouder naar de weg die hij had afgelegd en greens schouderophalend. ‘Ik hou nog steeds van mijn goede conditie, ongeacht wat dit hier zegt,’ tikte hij op zijn borst, op de plaats waar zijn hart zat. Ethan gaf hem een schouderklopje en ze draaiden zich naar de anderen. ‘Twee teams, de verliezende groep trakteert de winnende groep?’ Stelde Ethan voor. ‘Deal.’ Zei Storm meteen uitdagend. Ze splitsten zich in twee groepen, het team van Storm en Ethan speelde hun T-shirt uit om een deftig onderscheid te maken tussen de twee teams. Zijn blik gleed over zijn schouder naar een paar dames die aan de rand van het sportveld waren gaan zitten en bewonderend toekeken. Ze waren allemaal sportatleten dus alle jongens die hier stonden waren behoorlijk afgetraind in hun bouw. ‘Ik neem die in zijn zwarte short met dat bruinblonde haar.’ Wees één van de meiden. Storm stond veraf, dat verbeterde gehoor werkte wel nog in zijn voordeel. Hij keek ze kort aan en knipoogde, ze giechelden en richtte zich terug op hun boeken. ‘Om het eerst twintig keer scoren.’ Riep hij het volledige veld toe. David stond klaar met een basketbal aan de kant, hij was de enige die niet mee deed, omdat hij ook niet in het sportteam zat. ‘Klaar jongens?’ Vroeg hij grijnzend. Hij gooide de basketbal naar het midden en het tegenteam nam hem meteen mee richting hun doel. Storm was door zoveel afgeleid, alle geluiden, de hond die met een frisbee speelde, de meiden aan de rand, het ijskraam waar hij alle geuren van ijs herkende. De eerste negen punten gingen gewoon aan hen voorbij. ‘Komaan Hal, waar zit jij met je gedachten!’ Riep Ethan van aan de andere kant. Storm keek verstrooid op en stak zijn duim op. Enkel de basketbal, daar probeerde hij zich op de focussen. En het lukte wel, als hij alle aandacht op die bal richtte dan verdwenen de geluiden in zijn omgeving. Hij dribbelde de bal weg van zijn tegenspeler en mikte van in het midden van het veld naar de ring. Iedereen keek toe hoe de bal gladweg perfect in de ring landde en naar de grond dribbelde. ‘Whoe! There he is!’ Juichte de helft van hun team. Storm boog en wierp een uitdagende blik naar zijn tegenspelers. Van dan af aan was er geen houden meer aan, Storm scoorde de ene goal achter de andere. Hij hoefde amper moeite te doen om te mikken, de precisie was er vanzelf. De adrenaline raasde door zijn lichaam, hij maakte zich geen zorgen om het harde geklop van zijn hart, dit was gewoon leuk. Dit is wat hij altijd wilde doen. Toen hij de bal voor dat allesbeslissende punt zijn kant op kreeg voelde hij de misselijkheid plots als een golf opkomen. Zijn gezicht trok wit weg en hij moest naar de eerste beste plaats gaan om even te gaan zitten. Het enige hoorbare dat moment was het razende tempo van zijn hart. ‘Alles goed? Je ziet bleek.’ Vroeg Ethan bezorgt. Hij hurkte naast Storm neem en keek hem onderzoekend aan. De spierpijn kwam door heel zijn lichaam, alsof zijn spieren in een onnatuurlijke positie hadden gezeten en nu weer wilde goed komen te liggen. ‘Het gaat.’ Hij zweeg en wreef zijn handen over zijn hoofd, hij zweette nog steeds niet. Ethan gaf de overwinning aan de tegenpartij. Storm bleef net zolang zitten tot hij alles in zijn lichaam weer onder controle had. Wat was er aan de hand met hem?
robb stark |
| | | Storm Hall- Class 3
- Aantal berichten : 1904
Character Profile Alias: Lupos Age: 21 jaar Occupation:
| Onderwerp: Re: They say bad things happen for a reason. vr jan 01, 2016 1:21 pm | |
| The cold, hard truth – 3 weeks after Hij ijsbeerde door zijn kamer. Heel zijn lichaam was gespannen, zijn gedachten raasden heen en weer, hij voelde zich humeurig en volledig uit zijn doen. Er was geen betere manier om Storm deze ochtend te beschrijven dan dit. Hij kneep zijn vuisten open en dicht, probeerde het ijsberen te stoppen. ‘Storm lieverd,’ zijn moeder verscheen in de deuropening met een wasmand vol kleren. Storm stopte het ijsberen gelijk en gaf haar een vlugge glimlach. ‘Alles oké?’ Vroeg ze voorzichtig. ‘Tuurlijk.’ Loog hij snel. Hij ging achter zijn bureau zitten en opende één van zijn cursussen. Maar zelf studeren kon hem niet afleiden van het nerveuse gevoel dat hij had. Hij hoorde zijn moeder de was sorteren van Levi, tot ze stopte en hij wist dat ze hem zat aan te kijken. Hij wierp zijn hoofd naar achter en keek haar afwachtend aan. ‘Wij moeten eens praten.’ Zei ze zachtjes. Storm rolde ongezien zijn ogen en draaide zich op zijn stoel naar zijn moeder. ‘Wat is er?’ Vroeg hij kort. Hij had hier geen tijd en zin voor. ‘Jij,’ wees ze hem voorzichtig aan. ‘Sinds je,’ ze zweeg, haar blik gleed naar zijn arm, waar de wond zogezegd nog onder het verband zat. ‘Sinds het ongeluk.’ Vulde Storm de zin voor haar verder. ‘Ja, sinds het ongeluk ben je zo veranderd. Je bent zo afwezig, zo nerveus, het is alsof niet goed voor je is.’ Ging ze zorgzaam verder. Het raakte hem, het raakte hem ergens diep vanbinnen want dit huis, dit huishouden, Camille en Ethan waren het enige goede in zijn leven. Ja, hij had feestjes en meiden maar niets overtrof de fundering die zijn ouders hadden gegoten. Hij vond het erg dat ze het dacht, het deed hem pijn maar hij zei er niets op terug. ‘Zit het zo diep? Het verlies van je vrienden?’ Vroeg ze bezorgd. Storm zette zijn ellebogen op zijn knieën en stak zijn hoofd tussen zijn handen weg. ‘Ik zag hoe twee van mijn vrienden voor mijn neus werden vermoord, de derde ligt in coma. Het is nog maar drie weken geleden, wat verwacht je nu zelf?’ Vroeg hij haar lichtjes gefrustreerd. ‘Dit ben jij niet Storm, wat is er aan de hand?’ Vroeg ze onzeker. ‘Niets mam, ik ben het beu dat jij, Camille, pap, Ethan altijd maar vragen of alles goed met me gaat.’ Hij sprong recht uit zijn stoel en bleef in de deuropening staan. ‘Misschien ligt het helemaal niet aan mij. Laat me gewoon gerust.’ En hij liep weg, liep haast tegen Levi die hem boos en verward na keek. Hij bleef bij de brievenbus staan, op zoek naar post, er was enkel een eenvoudig wit kaartje voor hem. Hij glipte het huis uit nog voor iemand hem zou tegen houden en wandelde de straat uit. Hij opende het kaartje en keek naar het slordige handschrift. “Storm Hall, kom deze avond naar het bos waar je gebeten bent. Ik geef je alle antwoorden op je vragen. Tien uur.” En dat was het. Storm draaide het kaartje om maar er was geen afzender. Zijn blik gleed waakzaam naar zijn omgeving maar er was niets dat ook maar abnormaal leek. Hij las de tekst nog drie maal opnieuw terwijl hij richting het centrum van Londen wandelde. Naar huis gaan was geen optie dus kon hij maar evengoed de dag buiten slijten. De tekst bleef door zijn hoofd gaan, iemand kende zijn naam, iemand wist dat hij gebeten was en waar en nu wilde die persoon afspreken? Omdat hij antwoorden had op zijn vragen … had hij vragen? Moest hij naar dat bos gaan? De persoon onder ogen komen? Zou het kwaad kunnen? Hij was zodanig in gedachten verzonken dat hij haast tegen Tamara aan liep. ‘Hey vreemdeling.’ Glimlachte ze meteen lief. Storm draaide om zijn as, aha, afleiding. Zijn blik gleed over haar korte kleedje en behoorlijke hakken. ‘Naar waar ben jij onderweg?’ Vroeg hij gelijk goedkeurend. ‘Huis. Care to join?’ Vroeg ze meteen charmant. Dat was geen goed idee als hij later nog naar het bos wilde. Als hij nu met Tamara mee ging dan zou dat ongetwijfeld voor de rest van de dag, avond en nacht zijn. ‘Ik heb straks een afspraak.’ Wees hij richting het centrum. ‘Hoe lang heb je nog?’ Vroeg ze terwijl haar vingers de kreuken in zijn T-shirt glad streken. ‘Half uurtje, waarom?’ Vroeg hij met een charmante grijns. Tamara keek over haar schouders de straten in, alsof ze naar iets op zoek was alvorens ze hem mee trok naar een afgelegen straatje. ‘Als je me gaat vermoorden dan moet je het nu zeggen zodat ik kan beginnen rennen.’ Wees Storm richting het drukke verkeer van Londen. Tamara ging op haar tippen staan en drukte haar lippen tegen de zijne. Storm grinnikte zachtjes en drukte haar tegen de muur. Hij voelde alles in zijn lichaam meteen reageren, hij voelde zijn hartslag de lucht in schieten, hij voelde iedere zenuw in zijn reageren op haar hartstochtelijke kus. ‘Ik moet gaat.’ Prevelde hij bibberig. Hij trok zich terug, probeerde zichzelf onder controle te krijgen. Toen hij zijn ogen opende keek ze hem onderzoekend aan. ‘Camille zei me dat je wat vreemd doet de laatste tijd, alles oké?’ Vroeg ze gelijk. ‘Sinds wanneer zijn jij en Cami zo goed bevriend?’ Vroeg Storm gelijk onderzoekend. Hij proefde de misselijkheid haast op zijn tong. ‘Ze belde me twee dagen geleden om te vragen of je nog bij me langs komt. Ik heb gezegd niet meer na die ene keer. Ze zei dat je nogal afwezig bent, vandaar.’ Tamara haalde haar schouders op. Storm duwde zich af van de muur en wandelde weg. Hij bleef even staan en draaide zich terug naar Tamara. ‘De volgende keer dat Cami je belt zeg je haar maar dat het haar zaken niet zijn.’ Merkte hij kort op alvorens hij de straat in wandelde verder het centrum in.
Storm was een half uur eerder dan het afgesproken uur. Hij was meteen het bos in gelopen om te vermijden dat Ethan hem misschien zou opmerken. Hij voelde zich al dagen nerveus maar nu was het enkel nog zoveel erger. Wie zou hij ontmoeten? Wat zou die persoon zeggen? En welke antwoorden zou hij krijgen op zijn vragen? En dat gevoel werd enkel erger toen het vijf na tien was en er nog niemand was opgedaagd. Geweldig, echt geweldig dat hij daar was ingetrapt. ‘Storm.’ Zei een stem toen hij net weer wilde vertrekken. Hij was niet van plan zijn hele avond te verspillen aan het wachten hier. ‘Hal.’ Corrigeerde Storm de vreemdeling meteen. Hij zocht in het donker en vond de persoon in kwestie, een jonge man, ouder dan Storm maar niet ouder dan de dertig. Hij had halflang bruin onverzorgd haar en een afgetrainde bouw. Hij droeg slordige kleding, een leren vest over twee lagen aan truien en een jeans met een gat ter hoogte van zijn knie. Om dat compleet te maken droeg hij van die afgesleten bruine kuitbotten. ‘Hal.’ Herhaalde de man gelijk. ‘Hoe weet je mijn naam? Wie ben jij?’ Vroeg Storm gelijk. De man bleef op een respectabele afstand van Storm staan, hij stak zijn handen in zijn zakken en leunde nonchalant tegen een boom. ‘Je naam vinden is niet zo moeilijk en wie ik ben, doet er niet toe. Het is belangrijker om te weten wat jij zult worden.’ Wees hij Storm aan. De jongen opende zijn mond, wilde daar iets tegenop zeggen maar zweeg. ‘Wie ben je?’ Vroeg hij argwaan. Misschien had hij toch Ethan moeten mee vragen, als back up maar hij wist ook dat de jongen dit bos nooit meer zonder herinneringen zou betreden. Storm trouwens ook niet. ‘Herken je me niet?’ Vroeg hij geamuseerd. Storm kneep zijn ogen samen en nam de man onderzoekend op. Hij kende veel gezichten, dit was er niet één van. ‘Wacht, ik zal je geheugen opfrissen.’ Zei de man. Hij kwam dichter, hij sloot zijn ogen en toen hij ze opende hadden ze dat kleur … De rode kille ogen van de wolf die hem gebeten had. Storm sprong gelijk achteruit, wist nog net niet te vallen over een boomwortel. ‘Jij bent de mutant? De wolf?’ Prevelde hij verbaast. Maar toen kwam iets anders naar boven. ‘Jij vermoordde mijn vrienden.’ Gromde hij. Hij sprong naar voor, in de aanval. Maar dan man was zo snel, voor Storm het besefte stond hij tegen een boom, met een hand tegen zijn keel. ‘Over exact één week is het volle maan dan ben ik niet die je vrienden zal vermoorden, dan ben jij het.’ Drukte hij zijn vinger hard tegen Storm’s borst. Storm greep zijn hand rond zijn keel vast en probeerde zich los te rukken, de man liet hem gaan en meteen schepte hij weer genoeg afstand tussen hen in. ‘Wat bedoel je?’ Vroeg Storm kwaad. ‘Hij beet je.’ Wees de man naar zijn onderarm. ‘Jij beet me.’ Corrigeerde Storm hem gelijk. De man glimlachte kort, ietwat somber. ‘Wat hij en ik zijn, zijn twee hele verschillende dingen. Ik ben zijn baas, in ruil moet ik hem één nacht in de maand laten jagen, op volle maan.’ Legde de man uit. ‘Zoals een weerwolf.’ ‘Precies zoals een weerwolf.’ Glimlachte de man tevreden. Dus hij was een weerwolf? En hij zei dat Storm dat ook was? ‘Ik geloof je niet.’ Fluisterde Storm meteen. ‘Hij liet je in leven, hij gaf je een beet, dat is de informatie die ik kreeg van hem. Na één week ging je arm helen, na twee weken merkte je dat je alles beter rook, zag en hoorde en nu,’ hij zweeg en nam Storm onderzoekend op. ‘Je bent nerveus, je kan geen weg met jezelf. Klopt dat?’ Vroeg hij droog, Storm knikte langzaam. Weerwolf, het woord bleef maar door zijn hoofd spoken, hij was een weerwolf? Echt zoals in de films … gebeten worden en er eentje worden. ‘De laatste week voor volle maan is altijd het ergst, hij wil er dan uit, hij wil jagen, hij is ongeduldig.’ Ging de man geduldig verder. Storm kon hem enkel aanstaren en de informatie proberen doorslikken, hij was een weerwolf. ‘Er zijn een paar dingen die je moet weten voor je hier weg vlucht uit Londen.’ Dat had meteen weer Storm’s aandacht. ‘Wegvluchten?’ Vroeg hij krampachtig. ‘Je kan hier niet blijven Hal, iedereen zal op je jagen, je zal doden maken, je moet rondtrekken om te blijven overleven. Als ze hem vermoorden dan vermoorden ze ook u, en geloof me, ze gaan je willen vermoorden.’ Verzekerde de man hem. Het was alsof zijn wereld ineen stuikte. Hij was een weerwolf, hij moest hier weg, hij zou mensen vermoorden. Storm zakte neer tegen een boom en staarde in het donker voor zich uit. ‘Luister goed,’ de man hurkte naast hem neer. ‘Je hebt twee wolven in je vanaf nu. Het is goed om met de ene wolf te rennen s’nachts, hij houdt de weerwolf in je tevreden. Doe je dat niet dan zal je weerwolf overdag naar buiten willen, buiten volle maan, dat mag niet gebeuren. Je hartslag is een grens voor hem, overschrijdt die grens niet. Begrijp je dat?’ Storm keek op, naar de man en knikte langzaam. Nee, hij begreep het niet, toch knikte hij. ‘Alles kan een trigger zijn, emoties ook. Hou dat in gedachten. De avond van volle maan moet je naar een bos komen, blijf uit de buurt van mensen, ga zo diep je kan. Eens de zon onder is zal je transformeren. De eerste keer is het pijnlijkste en duurt het langst. Je zal je niets herinneren van de nacht, hij zal jagen, jij zal nooit weten wat hij heeft gedaan. Als de zon op komt dan transformeer je automatisch terug. Je zal twee tot drie dagen heel erg ziek zijn.’ Hij zweeg en keek Storm afwachtend aan. Storm knikte weer haperig. ‘Daarna begint de maand opnieuw. Maar je moet blijven bewegen anders word het je dood.’ ‘Waarom heb je me gebeten? Waarom heb je me niet gewoon vermoord?’ Zijn stem deed het weer een beetje. ‘Zoals ik zei, je weet niets van wat hij doet. Hij heeft jou gekozen, hij vond jou een kandidaat waardig genoeg om te laten leven. Je went het uiteindelijk wel.’ Hij kwam recht en klopte het stof van zijn broek. ‘Waarom heb je mij dit allemaal gezegd?’ Vroeg Storm zacht. ‘Omdat ik moet. Dat is mijn taak en die heb ik volbracht dus mijn taak zit erop.’ Hij zweeg en maakte aanstalling om weg te wandelen. Storm kwam meteen recht, hem achterna. ‘Waar ga je heen?’ Vroeg hij in paniek. ‘De trein nemen naar een andere plaats. Dat zou je ook moeten doen Hal, volgende week is er een volle maan.’ Wees hij richting de maan alvorens hij weg wandelde. ‘Je kan me niet achterlaten!’ Riep Storm hem na. ‘Blijf bewegen, ga weg hier, mijdt drukke plaatsen en mensen. Succes.’ En hij verdween. Hij verdween gewoon en liet Storm achter in het donker. Hij was een weerwolf, hij moest hier weg, hij zou mensen vermoorden …
robb stark |
| | | Storm Hall- Class 3
- Aantal berichten : 1904
Character Profile Alias: Lupos Age: 21 jaar Occupation:
| Onderwerp: Re: They say bad things happen for a reason. vr jan 01, 2016 4:21 pm | |
| Hij hoorde haar de trap op stormen en hij wist dat haar onmogelijk zou kunnen tegen houden. Dus toen ze de hoek om rende naar zijn kamer draaide hij zijn blik naar haar en omhelsde haar. ‘Je maakt me bang.’ Snikte Camille tegen zijn schouder. Storm omhelsde haar stevig, drukte zijn lippen tegen haar hoofd en deed er alles aan om een beetje rustig te blijven, om niet mee te gaan in haar rollercoaster vol emoties. ‘Ik kom terug.’ Beloofde hij haar. Ze trok zich los keek naar hem op, hij brak … maar hij kon haar het niet zeggen. Hij kon haar niet zeggen dat hij naar een bos zou vluchten om te transformeren naar een weerwolf en gewonden te maken. Hij kon haar niet zeggen wat hij was, hij kon haar niet zeggen wat hij ging doen. Nog welgeteld twee uur, precies twee uur, tot op de minuut. Hij legde zijn handen langs haar wangen, streek een pluk vochtig haar uit haar gezicht. ‘Waarom zeg je me niet gewoon wat er aan de hand is.’ Smeekte ze zachtjes. Storm sloot zijn ogen schudde zachtjes zijn hoofd. ‘Ik kan niet.’ Fluisterde hij, hij kon het haar niet zeggen. Ze sloot haar handen rond zijn polsen en keek hem wanhopig aan. ‘Zit je in de problemen?’ Vroeg ze zachtjes. ‘Nee, ik zit niet in de problemen.’ ‘Wat is het dan, Storm,’ hij legde haar het zwijgen op door zijn vinger tegen haar lippen te drukken. ‘Vertrouw je me?’ Vroeg hij haar zachtjes. Zijn ogen gleden intens langs haar gezicht, alsof hij nog één keer haar wilde zien voor hij weg ging. ‘Tuurlijk vertrouw ik je.’ ‘Dan moet je me vertrouwen dat ik terug kom. Ga naar huis en wacht op me, ik kom altijd terug, dat weet je.’ Hij liet haar los, ze omhelsde hem meteen weer. ‘Wees voorzichtig.’ Prevelde ze snikkend. ‘Dat beloof ik. Kom me niet achterna, beloof me dat je thuis blijft.’ Ze trok zich terug en knikte zachtjes. ‘Ik beloof het.’ Piepte ze. Storm drukte een kus op haar voorhoofd en liep zijn kamer uit, hij hoorde haar huilen tot hij buiten was, de straat uit richting de metro. Hij brak, hij brak in duizend kleine stukjes omdat hij Camille moest achterlaten in die onwetelheid. De hele weg naar de buitenranden van Londen staarde hij uit het raam, dacht hij aan haar gezicht en hoopte hij dat het net voldoende zou zijn om de nacht door te komen. Hij had nog een half uur, net genoeg om zo diep mogelijk het bos in te geraken, verder weg van Camille, verder weg van Ethan, zijn ouders en Levi, ver weg van iedereen die hij kende. Storm was bang, doodsbang. Hij wilde de man van vorige week niet geloven maar hij voelde het, het was alsof iets aan zijn binnenste zat te knagen om naar buiten te komen. De pijn was een stille huivering onder zijn huid, gepaard met de zachte misselijkheid die hij al eerder op de maand een aantal keer had gehad. “De eerste transformatie zal de pijnlijkste zijn.” Had de man hem gezegd. Wat was pijnlijk? Wel … drie kwartier, zolang kreeg hij de volle landing van pijn over zijn lichaam. De paniek was zo groot, de pijn zo fel dat hij schreeuwde terwijl zijn lichaam in alle onmogelijke hoeken en bochten wrong. Hij zag zijn huid golven, hij zag er stugge zwarte haren doorheen breken, hij zag hoe zijn nagels uitgroeiden tot klauwen. Het mismakende gekraak van zijn botten was hoorbaar tot kilometers ver kon hij wedden, net als zijn geschreeuw het hele bos vulde. Als je pijn kende wel … je kende geen pijn, pijn was dit, een lichaam dat je dwong te veranderen. Een andere geest die je dwong plaats te maken voor iets veel primitiever … een weerwolf.
Je denkt dat een ziel misschien niet altijd compleet “leeg” kan zijn, daar moet ik op tegenspreken. De ziel van deze weerwolf is compleet leeg, hij kent geen affectie, hij kent geen emoties en hij kent ook geen enkele taal buiten die van zijn eigen soort … wolven. Dit is zijn allereerste jacht dus hij is extra gemotiveerd om iets te bereiken. Deze weerwolf is ontzettend groot. Groter dan de standaards van een wolf en ook breder dan de standaards van een wolf. Hij is groot maar mager toch … onderschat zijn kracht niet. Hij ziet er een hoopje ellende uit maar dat is hij niet. Hij is efficiënt en doelgericht maar hij is vooral dodelijk. De weerwolf elimineert geluiden en geuren tot hij één mens vast zijn in zijn geheugen, dat is zijn prooi. Hij wijkt niet af van zijn doel en gaat altijd voor de rechte dood … een beet in de keel. In de hele zeldzame gevallen zal hij zijn prooi net zolang opjagen tot die ziek of moe wordt alvorens hij zal aanvallen. In bossen met andere wolven zou hij zich eens tot Alpha kunnen werken en ze dwingen met hem mee te jagen want dat kan hij. Hij is sterker dan gelijk wel normaal dier. De weerwolf is de herkennen voornamelijk aan zijn roodoranje lege ogen, die representeren de jachtdrift de hij heeft. Hij zal enkel doden, hij zal zich nooit voeden op de prooien die hij vangt. Hij neemt ook enkel mensen en geen andere dieren of tenzij hij zich bedreigd voelt. Hij is in staat om sneller te rennen, verder te spreken en onmenselijk snel te helen met andere woorden … je kunt hem moeilijk doden. In die nachtelijke uren neemt hij alles af van zijn gastheer, hij neemt de energie, de voedingsstoffen, het vocht, alles. In al die uren is hij de baas en zal zijn gastheer zich nooit iets herinneren van de momenten die de weerwolf neemt in de nacht. Het is best triest, opgesloten zitten, ongewild, in een dier zo kracht en leeg als de weerwolf. Het is een keuze die je niet kunt weigeren, het is daar, het neemt je en laat nooit meer los. Storm zit gevangen, hij zal het niet beseffen na de eerste volle maan maar na de tweede, de derde zal zijn ziel afbrokkelen, zal het verdriet hem misschien over meesteren. De enige manier om ermee te leven is om het te gaan omarmen, is door gewoon het te accepteren. Maar kun je dat? Als je weet dat je zoveel doden maakt? Storm weet het niet maar als hij wakker zal worden, ziek en alleen … als hij naar huis zal gaan en de kranten zal lezen dan zal hij het wel weten en dan zal hij het beseffen. Hij zal moeten vluchten, hij zal Londen moeten verlaten als hij wil blijven leven. Hij zal alles moeten achterlaten wat hem dierbaar is, zijn ouders, Levi, Camille, Ethan, alles … alles voor één weerwolf, alles omdat hij dat bos in ging, alles omdat hij het zich niet meer kan herinneren.
robb stark |
| | | Storm Hall- Class 3
- Aantal berichten : 1904
Character Profile Alias: Lupos Age: 21 jaar Occupation:
| Onderwerp: Re: They say bad things happen for a reason. vr jan 01, 2016 8:17 pm | |
| Het was verschrikkelijk, Storm dacht dat hij verschrikkelijk al had gehad in zijn leven maar dat had hij duidelijk nog niet. Het was de verschrikkelijkste nacht van zijn leven, maar erger, de vier dagen die erop volgden waren even verschrikkelijk. Storm had amper informatie gehad, hij wist niets, hij had geen idee hoe hij zichzelf terug op de been kon krijgen. Het enige positieve aan alles was dat het warm genoeg was s’nachts om in het bos te overnachten. Toen hij zijn ogen had geopend vlak na die nacht voelde het aan alsof hij ieder moment weer buiten bewustzijn zou vallen. Alles koste zo ondragelijk veel energie, energie die hij helemaal niet had. Hij had meteen wel wat dingen geleerd. Het eerste; het was beter dat je je kleren uit trok voor je geen transformeren want die waren nu allemaal kapot, hij was naakt wakker geworden ergens in het bos en hij had geen idee waar. Het tweede; zorg dat je wat extra’s mee hebt, zoals water, warmere kleren en iets om het algemene energiepeil te boosten. Honger had hij in die vier dagen gelukkig niet gehad, zijn maag lag zo overhoop dat het idee aan eten hem al misselijk maakte. Hij was zeker dat hij naar het ziekenhuis zou moeten, zacht uitgedrukt maar hij durfde niet. Hij was nog steeds in Londen, mensen konden hem hier kennen dus bleef hij die vier dagen in het bos. Op de eerste dag overtrad hij de eerste regel van zijn vader; niet stelen. Storm stal kleren en hij werd er nog bijna op betrapt ook omdat hij zich niet snel genoeg uit de voeten kon maken. De tweede dag sliep hij gewoon de hele tijd door terwijl de spierpijn langzaam begon weg te gaan en zijn lichaam recupereerde. De derde dag wist hij het te redden tot een afgelegen winkeltje, waar hij zichzelf drinken en hoognodige spullen kocht nadat hij drie uur door het bos had gestrompeld op zoek naar zijn verscheurde kleren en dus zijn portemonnee. Hij had zich daar wat weten opfrissen in de toiletten en besloten nog een dag langer in de bossen te blijven nadat hij zijn afgematte lijkbleke gezicht had gezien. En nu was het dag vijf en was hij net terug aangekomen in het hartje van Londen. Maar het was wel duidelijk, Storm moest hier weg ondanks dat hij geen flauw idee had wat er was gebeurd die nacht. Hij had Camille ge-sms’t om naar het station te komen, neutraal domein, hij zou het misschien wel kunnen gebruiken. Ja, met een bos bloemen, hij had haar beloofd terug te komen en momenteel was ze de enige die hij nu nodig had. Hij liep door het station, op zoek naar haar gezicht. ‘Cami!’ Riep hij. Ze draaide zich om en keek hem een tel lang aan alvorens ze haar lichaam in een sprintje zette en op hem af kwam. Storm bereidde zich voor op de kracht waarmee ze tegen hem aan zou knallen, niet dat hij er schrik voor had, hij was sterker en sneller. Ze gooide haar armen en benen rond hem en kneep hem bijna fijn. Hij ondersteunde haar lichaam en lachte zachtjes. Het was als een doodirritant broertje hebben die perse iets wilde, je gaf het en de druk viel weg. Zo was het precies voor de weerwolf, hij kreeg zijn nacht en nu was hij tevreden. En Storm zelf voelde zich weer meer zichzelf. ‘Storm.’ Prevelde ze opgelucht. Ze haakte haar benen los kwam op de grond maar bleef op haar tippen tegen hem aangeleund staan. Ze drukte haar lippen tegen de zijne, de grootste verrassing van de dag hoogstwaarschijnlijk, wat bezielde haar nu weer? Hij streek zijn vingers langs haar wang kuste haar met tederheid terug. Toen ze zich losmaakte zag Storm dat er wat mensen stonden te gapen. ‘Wij zijn enkel vrienden hoor.’ Glimlachte Camille wuivend. ‘Waar kwam dit vandaag?’ Vroeg hij een beetje buiten adem door haar kus. Ze keek hem aan, haar groene ogen straalden, de bezorgdheid schuilde erachter. ‘Sorry, ik ging op in het moment.’ Prevelde ze onschuldig. Storm fronste zijn wenkbrauwen, een beetje onder de indruk door wat er net was gebeurd. ‘Goed, ik dacht dat ik een memo had gemist.’ Hij glimlachte charmant en ze grinnikte geamuseerd. ‘Je bent nog steeds mijn allerbeste vriend, niets meer.’ ‘Ik klaag niet hoor.’ Zei Storm meteen. Ze klopte hem op zijn schouder en haakte haar arm door de zijne. ‘Je vader heeft me al honderd keer gebeld en al zeker tientallen berichten achter gelaten, Storm je moet naar huis, ze zijn razend.’ Ze hield hem stil en keek hem onderzoekend aan. ‘Ben je in orde?’ Vroeg ze bezorgd. ‘Ja, ik ben in orde.’ Glimlachte hij geruststellend. Ze keek hem kort onderzoekend aan, er versomberde iets in haar blik. ‘Het is nog niet opgelost he?’ Raadde ze zachtjes. Storm sloeg zijn ogen opzij en keek naar één van de huizen voor hem. ‘Nee, nog niet helemaal.’ Gaf hij toe. Dat was zacht uitgedrukt, ze zou hem vier dagen geleden moeten gezien hebben, of de nacht daarvoor. ‘Maar het komt goed?’ Vroeg ze hoopvol. Hij gaf haar een korte blik, hiermee kon hij twee kanten op. Hij kon haar gerust stellen door te liegen of hij kon de waarheid zeggen maar dan jaagde hij haar waarschijnlijk de dood in. ‘Ja, het komt goed Cami.’ Loog hij zonder haar aan te kijken, ze zou het anders door hebben. Hij kon niets anders doen dan haar voorliegen in de hoop dat het in orde zou komen, in de hoop dat hij op één of andere manier van die afschuwelijke vloek zou kunnen afkomen.
Thuis komen was rampzalig. Van zodra hij door de deur kwam stormde zijn vader naar beneden. Levi moest verplicht naar hun kamer en zijn moeder stond met een bang gezicht bij het aanrecht. Als het iets was wat zijn vader was, dan was het zijn strengheid en discipline. ‘Naar de keuken, bedankt Camille om langs de komen.’ Zei zijn vader gelijk. Hij wierp Camille een korte blik, ze bleef naast Storm staan, weigerde een stap weg te zetten van hem. Storm zag dat zijn vader zijn geduld zou verliezen maar zijn moeder was eerder door te zeggen dat het niet erg was dat Camille er ook bij was. Storm wandelde met Camille in zijn kielzool achter zijn vader aan naar de keuken. ‘Wat denk je dat je bezield?’ Vroeg hij kwaad. Storm wilde daar al meteen antwoord op geven maar zijn vader hield hem tegen. ‘Je bent vier dagen weg van huis, je laat niets van je horen, je zegt niet waar je heen gaat. De laatste weken heb je niets anders gedaan dan je familie negeren, je moeder tegen te spreken en je slecht en humeurig te gedragen.’ ‘Pap,’ onderbrak Storm hem geduldig. ‘Ik begrijp dat je een zware tijd hebt door het verlies van je vrienden maar dat is geen reden om het uit te werken op je vrienden en familie.’ Ging hij kwaad verder. Oké, daar kon je ook niets tussen brengen. Storm leunde tegen het keukenblad aan en wachtte het geschikte moment af. ‘Waar was je? Zit je in de problemen?’ Vroeg hij kwaad. Waarom dacht iedereen dat hij de problemen zat? Het was niet het type dat schulden had bij iemand, laat staan in bendes rond hing en drugs snoof ofzo. ‘Ik ga weg van huis.’ Kondigde hij aan. Zijn moeders mond viel open en Camille keek hem verbijsterd aan. Er was iets dat je moest weten van Storm, dat was dat hij altijd gezegd had nooit uit Londen te vertrekken. ‘Wat?’ Vroeg zijn moeder geschrokken. ‘Ik ga in Amerika verder studeren.’ Hij bracht die woorden net over zijn lippen toen hij Levi zag staan in de deuropening, met tranen in zijn ogen en een trillende onderlip. ‘Je zei me dat je nooit weg zou gaan!’ Riep hij kwaad. Hij nam een potje van de kast en gooide het recht naar Storm’s gezicht, wat hij gemakkelijk ontweek. ‘Meneertje Hall, terug naar beneden!’ Riep hun vader kwaad. Storm sloot zijn ogen en probeerde op één of andere manier nog iets positiefs te brengen aan dit alles, maar er was niet veel meer dat hij kon zeggen om het goed te maken. Toen hij zijn ogen opende vielen ze op de krant, hoofdpagina nieuws; “Wolf sloeg weer toe en dode twee tieners.” Luidde het. Storm greep naar de kracht en las het artikel door, precies de plaats waar hij was getransformeerd. Ze spraken weer over de mutant die eerder Bach en Martin vermoord had maar Storm wist het … dit was zijn schuld, dit waren de doden die zijn weerwolf maakte. De misselijkheid kwam naar boven en alles wat zijn vader toen zei hoorde hij niet meer. ‘Storm!’ Riep zijn vader kwaad. Hij schrok op uit gedachten en keek met een geschokte blik naar zijn vader. ‘Waarom wil je plots weg?’ Vroeg hij kwaad. Maar Storm was zijn stem kwijt, hij staarde naar de krant, naar de foto van twee verminkte lichamen. ‘Storm.’ Fluisterde Camille zachtjes tegen zijn schouder. Hij wist dat ze ook helemaal in de war moest zijn door dit alles. ‘Ik dan dit niet meer.’ Zei hij uiteindelijk. Hij keek naar zijn ouders en dan opzij naar Camille. ‘Sinds het ongeluk ben ik niet meer mezelf geweest en ik moet gewoon weg uit Londen, al is het maar om ergens anders mijn studies af te maken. Ik kan dit niet meer.’ Bekende hij eerlijk, hopend dat het op de juiste manier zou aankomen. ‘Was je daarom weg?’ Vroeg Camille geschrokken. Storm keek haar aan en knikte zachtjes. ‘Wanneer ben je van plan te vertrekken?’ Vroeg zijn moeder bang. ‘Binnen de maand.’ En dat was het … dat was shock voor iedereen. Camille wandelde gewoon weg naar buiten, Levi had het gelukkig nog niet gehoord. Zijn moeder begon te huilen en zijn vader staarde door het raam naar buiten. Weer brak hij en tegenwoordig gebeurde dat veel te vaak.
robb stark |
| | | Storm Hall- Class 3
- Aantal berichten : 1904
Character Profile Alias: Lupos Age: 21 jaar Occupation:
| Onderwerp: Re: They say bad things happen for a reason. za jan 02, 2016 11:50 am | |
| Hij stond vlak naast de Londen Eye, keek uit over het water terwijl hij Ethan hoorde naderen van achter hem. Storm duwde zich af van de balustrade en draaide zich naar zijn beste vriend. ‘Je weet het al.’ Zei hij na het zien van de uitdrukkingen op zijn beste vriend zijn gezicht. ‘Cam belde me gisterenavond. Meer om te weten of ik iets meer wist.’ Hij zweeg en haalde zijn schouders op en gaf Storm een beker met thee. ‘Bedankt.’ Mompelde Storm. Hij had amper geslapen, alles gonsde door zijn hoofd, de doden die hij had gemaakt, het feit dat hij weg moest. Waarom hij? Waarom uitgerekend Storm? Was zijn leven zo goed dat er eens iets ergs moest gebeuren om het om zeep te helpen? Hij draaide zich terug en keek over het water uit, Ethan kwam in stilte naast hem staan. ‘Ik begrijp je Hal, echt, ik begrijp het.’ Ethan boog voorover en liet zijn ellebogen op de balustrade rusten. ‘Ik heb afgelopen maand aan niets anders dan Bach, Martin en Erik kunnen denken. En ik vraag me altijd af of er iets was dat we konden doen om hen te redden.’ Ethan zweeg en schudde langzaam zijn hoofd. Storm keek kort naar de koffie die hij in zijn handen had. Ethan was geen echte Brit, zijn ouders waren vanuit New York hierheen komen wonen. ‘Maar Amerika? Waarom ga je het zo ver zoeken?’ Vroeg hij voorzichtig. Storm keek hem kort aan en schudde zachtjes zijn hoofd. Hoe meer afstand er tussen hem en degene stond van wie hij hield hoe beter dat het was. De kans was trouwens ook kleiner dat ze hem achterna zouden komen als hij in Amerika zou gaan studeren. ‘Ik denk dat weg gaan uit Londen, weg gaan uit Europa de enige manier is om opnieuw te starten.’ ‘Zit het zo diep?’ Vroeg Ethan bezorgt. Storm liet zijn hoofd tussen zijn armen zakken en sloot kort zijn ogen. Zat het zo diep? Hij voelde zich verantwoordelijk voor wat er die nacht was gebeurd, hij had ze nooit mogen laten gaan in dronken toestand. En nu waren ze dood, Erik in coma, zou die ooit nog wakker worden? ‘Blijkbaar wel.’ Prevelde hij verslagen. ‘Dan moet je het gewoon doen, ik sta achter je keuze, dat weet je.’ Ethan legde zijn hand op Storm schouder en kneep er bemoedigend in. Storm keek opzij en gaf hem een dankbaar gemeende glimlach. ‘Misschien overdenk ik me wel als ik daar ben.’ Lachte Storm verloren. Hij bracht de beker naar zijn mond en dronk van de thee. ‘Camille is er kapot van.’ Zei Ethan dan zachtjes. Storm keek hem aan en knikte langzaam, een andere reactie van haar had hij niet verwacht. Hij haalde twee brieven uit zijn binnenzak en gaf ze aan Ethan. ‘Ik ga niet meer naar huis, ik vertrek na werk meteen. Ze zal het niet weten, ik kan haar die pijn niet aan doen.’ Hij wist hoe laf het was om Camille achter te laten zonder gedag te zeggen, om zijn ouders achter te laten zonder afscheid te nemen … Levi … Zijn hart brak al bij het idee. ‘Deze zijn voor Camille en mijn ouders, geef ze morgen aan hen.’ Ethan nam de twee enveloppen over en knikte langzaam. ‘Kunnen we je bereiken?’ ‘Nee, ik heb alles thuis gelaten.’ Schudde Storm zachtjes zijn hoofd. ‘Naar welke universiteit ga je gaan?’ ‘Ik heb nog geen idee.’ Gaf Storm eerlijk toe. Misschien dat hij ooit zou kunnen verder studeren, als hij van de weerwolf af was. ‘Misschien sta ik hier binnen een maand terug, misschien helemaal niet. Als ik gesetteld ben dan neem ik wel contact met jullie op.’ Legde Storm uit. Hij dronk de thee uit en mikte het bekertje in één van de vuilnisbakken. Zijn ogen bleven plakken op de kranten die op het rekje lagen een beetje verder. Ze bleven onderzoek doen naar de moorden, naar de wolf. ‘Hij maakte weer twee doden.’ Zei Ethan die zijn blik volgde. ‘Misschien kan hij er wel helemaal niet aan doen.’ Het klonk verkeerd uit zijn mond, zeker voor iemand die twee van zijn vrienden was kwijt geraakt aan dat monster. ‘Dat geloof je zelf niet. Als jij zo’n afschuwelijk monster zou zijn dan zou je toch niet in het wilde weg gaan moorden?’ Draaide Ethan de situatie. Storm durfde hem niet aankijken, zijn gedachten bleven hangen bij “afschuwelijk monster”. Was hij dat? Vast wel. ‘We weten te weinig over die mutanten om daarover te oordelen.’ Ontweek Storm de vraag. Ethan schudde vastberaden zijn hoofd. ‘Ik zeg, opjagen en neer schieten. Dat is het enige wat me misschien nog gerust zou stellen, om te weten dat, dat monster er niet meer is.’ En de manier waarop hij het zei … het joeg de rillingen door Storm’s lichaam. ‘Ik moet gaan werken.’ Kondigde hij afwezig aan. Ethan duwde zich van de balustrade en draaide zich naar zijn beste vriend. ‘Ik ga je niet meer zien?’ Vroeg hij verslagen, Storm schudde langzaam zijn hoofd. ‘Zorg goed voor Camille voor me Ethan.’ Hij omhelsde zijn beste vriend en probeerde de tranen voor zichzelf te houden. ‘Ik ga je missen vriend.’ Slikte Ethan moeizaam. 'Je bent de beste vriend die ik me kan voorstellen.' 'Ik hoop dat je je partner in crime daar ergens vind.' Probeerde Ethan er nog iets positiefs aan toe te voegen. Storm trok zich terug en keek zijn beste vriend bemoedigend aan. ‘Ik beloof contact op te nemen als het goed met me gaat. Jij moet beloven dat je voor Cami gaat zorgen. Ze zal je nodig hebben.’ Fluisterde hij met de krop in zijn keel. ‘Ik beloof het, ik beloof er iedere stap van de weg voor haar te zijn.’ ‘Geef die brieven pas morgen af.’ Hij gaf Ethan nog een schouderklopje alvorens hij zich draaide en begon te stappen. Weg van Ethan, weg van zijn leven, weg van alles.
Storm had altijd moeten lachen met de scene vanuit Lord of The Rings, waar Sam voor het eerst the Shire verliet en hij die ene stap niet wilde zetten. Hij zou dan nog nooit verder van huis zijn geweest dan die ene stap. Storm had alle twintig jaar van zijn leven doorgebracht in Londen, hij was er echt nooit uit geweest en nu stond hij hier, op de rand van Londen, de grens. Hij nam zijn gsm uit zijn achterzak waar hij een berichtje van Camille kreeg; “Kom vanavond langs, we moeten praten.” Storm sloot zijn ogen, liet de tranen toe nu er niemand was om te kijken. “Ik kom.” Dat stuurde hij haar terug voor hij de gsm in de vuilbak gooide en die ene stap zette. Hij was uit Londen, weg van alles wat hem lief was. Weg van zijn leven, van alles. En wat had hij bij? Een trekrugzak aan kleren, eten en geld, niets meer dan dat. Hij draaide zich kort om, keek naar Londen in de nacht en begon dan langzaam te stappen. Ze zouden hem zoeken in Amerika terwijl het nooit zijn bedoeling was geweest daar te gaan. Hij had geen flauw idee waar hij heen zou gaan. Hij wist één ding, hij moest van de weerwolf af geraken, ongeacht de kost. Al moest hij te voet van stad naar stad trekken, het zou hem niet kunnen schelen. Zolang hij maar van de mensen weg bleef en naar een oplossing kon zoeken. Dat was genoeg, dat was een begin. Want dat beest was nu zijn enige gezelschap, die weerwolf, het was zijn vloek en het zou gegarandeerd ook zijn ondergang betekenen.
robb stark |
| | | Storm Hall- Class 3
- Aantal berichten : 1904
Character Profile Alias: Lupos Age: 21 jaar Occupation:
| Onderwerp: Re: They say bad things happen for a reason. zo jan 03, 2016 12:50 pm | |
| De meest sociaalste, meest vrijste persoon van Londen stond er nu helemaal alleen voor. Hij kon wel met mensen praten maar het waren oppervlakkige gesprekken, over de richting, het weer, verre roddels van de stad of het dorp waar hij in verbleef. Storm probeerde nooit langer dan een tweetal dagen op dezelfde plaats te blijven, hij bleef voort bewegen. Naar waar? Hij had nog niet echt een idee. Camille dacht waarschijnlijk al dat hij uit Engeland was verdwenen en misschien al ergens op een universiteit in Amerika rond wandelde. Maar in tegendeel, Storm was nog steeds in Engeland, al had hij door bus en metro geprobeerd zoveel mogelijk afstand tussen hem en Londen te creëren. Hij was richting het noordwesten getrokken, naar High Wycombe omdat daar heel veel bos en groen was om zijn volgende volle maan te spenderen alvorens hij Engeland zou verlaten. Hij probeerde grote hotels te vermijden, niet alleen voor het geld dat hij bij zich had maar ook om zo min mogelijk aandacht naar zichzelf te trekken. Hij voelde zich een voortvluchtige, hij was nog maar een week weg en hij voelde zich nu al het grootste wrak van Engeland. Hij zat in een lokale herberg toen zijn extra scherpe gehoor de gesprekken op ving vanuit zijn omgeving. ‘Heb je het gehoord, binnen twee weken is het weer volle maan.’ ‘Ze gaan jacht maken op dat beest, dat monster die mensen vermoord.’ Het gesprek ging heen en weer tussen de baas van de herberg en een klant die voor hem aan de toog zag. Storm zat in een hoekje, hij keek niet op, hij probeerde zich te concentreren op de krant voor zijn neus. Ze zouden jacht maken op hem? Op zijn weerwolf? Dus ze hadden de volle maan al gelinkt aan de wolf. ‘Het schijnt een mutant te zijn die transformeert naar een gigantische wolf. Er zijn jongeren in Londen die erover kunnen meepraten.’ Zei de baas samenzwerig. Storm was één van die jongeren en hij was nu degene die mensen vermoordde. ‘Mijn geweer staat klaar.’ Verzekerde de klant. Storm keek kort op naar de twee mannen bij de bar, de baas trok zijn wenkbrauwen vragend op. ‘Denk je dat hij tot hier komt?’ Vroeg hij voorzichtig. ‘Waarom niet? Veel terrein en bos.’ De klant haalde zijn schouders op. ‘Ze zeggen dat het een weerwolf is, ze zouden hem een naam moeten geven zodat die vet in de kranten kan verschijnen als hij dood is. Die mutanten deugen voor niets.’ Knikte de baas stevig. Storm sloeg de krant toe en nam zijn rugzak van de stoel naast zich, dit wilde hij niet verder horen. Hij glimlachte eens vriendelijk en liep naar buiten, de kou in. ‘Lupos, laten we het Lupos noemen. Ik heb connecties bij de krant, ze zullen hiervan smullen.’ Hoorde hij de klant nog zeggen. Storm bleef staan en keek de weg op. Lupos … ze noemden de weerwolf Lupos. ‘Lupos.’ Herhaalde hij zachtjes luidop. Het was misschien wel gemakkelijker om het een naam te geven. Zo kon hij het slecht en het goede van elkaar onderscheiden en was het misschien wel gemakkelijker. Kon hij luidop zeggen dat het Lupos zijn schuld was en zou het misschien iets dragelijker aanvoelen. Maar hij wilde deze nacht iets anders proberen, hij herinnerde zich het gesprek met de weerwolf die hem gebeten had. Die man had gesproken over twee wolven, Storm kende maar één, dat was Lupos. De andere zou normaler zijn dus Storm wilde het proberen, als hij daarmee het nerveuse instinctieve gevoel kon onderdrukken in zijn lichaam dan was hij bereidt dat te doen. Maar hoe begon je daar in godsnaam aan?
Storm had expres gewacht tot het buiten donker was, hij was zover mogelijk in het bos getrokken en zat op een boomstam te wachten. Iets wat hij afgelopen dagen wel vaker had gedaan. Daarbij kon hij het idee dat Camille nu huilend op haar bed lag niet negeren. Of dat zijn broertje zichzelf opsloot in zijn kamer, of dat Ethan de schuld kreeg van dit alles omdat hij ze niet gewaarschuwd had. Iedere avond ging hij slapen met het idee om terug te gaan, om iedereen erover te vertellen in de hoop dat ze hem konden helpen. Maar het was Londen, als iemand het aan de autoriteiten zou zeggen dan zouden ze hem komen zoeken. Hij was een moordenaar dus hij zou misschien wel in de gevangenis belanden en … Storm was echt geen gevangenistype, het pak alleen zou hem al niet staat, te zwijgen over al het gezelschap die hij er zou krijgen. Dus nee, terug gaan was geen optie. Hij kon maar beter door de harde noot heen bijten. Camille haar verdriet zou ophouden, Levi zou ermee gaan leren leven dat zijn grote broer er niet meer was. En Storm … wel, die zou zichzelf nooit echt volledig kunnen vergeven voor de laffe daad die hij had gedaan. In een drietal weken tijd had hij alle regels van zijn vader overtreden, hij had gelogen, hij had gestolen, hij was respectloos en kortaf, hij was laf weggelopen, hield de waarheid achter en was niet oprecht. Dat was het idee dat ze van hun zoon hadden nu hij was weggelopen van huis. Hij hoopte dat als er een dag was dat hij kon terug keren, dat ze het hem zouden vergeven. Toen hij zeker was dat het donker genoeg was liet hij zijn zintuigen het werk doen. Hij hoorde niemand in een straal van drie kilometer rondom zich heen en ook de sporen die hier liepen waren weken oud in geur, dus dat was goed. Storm was er best nerveus over, hij stond hier, in een bos, midden in de nacht en trok zijn kleren uit met bibberige handen al had hij het niet koud. En dan? Hij wilde de weerwolf niet tevoorschijn laten komen … hoe moest hij in godsnaam die andere wolf tevoorschijn laten komen. Hij sloot zijn ogen concentreerde er zich op, hij voelde onmiddellijk iets reageren in zijn lichaam. Hij voelde zijn lichaam pijnloos transformeren. Het koste hem niets van energie, het deed geen pijn. Toch durfde hij zijn ogen niet open te doen, bang voor wat hij zou zien, of niet zou zien. Maar toen hij ze opende keek hij lager bij de grond. Hij draaide zijn kop en keek naar de spierwitte vacht, moest dat echt? Kon hij niet zo’n bruinige wolf zijn die minder opviel in het bos. Het was hem niet gegund, zoveel was duidelijk. Hij blikte kort naar zijn rugzak en kleren alvorens hij zijn poten langzaam in beweging zette. De wolf kwam geruisloos in beweging, zweefde over het bladerdek door. Storm voelde dat hij de volledige controle had over dit lichaam, hij voelde alles, was zich bewust van alles. Toch leek alles in een zekere zin eenvoudiger, primitiever, instinctieve. Hij reageerde altijd ogenblikkelijk op het kleinste geluidje en zijn neus ging altijd weer de lucht in op zoek naar mogelijk gevaar, wat er niet was. Toen hij een tijdje door het bos had gestapt verhoogde hij zijn tempo naar een drafje en dan begon hij te rennen. Storm was van nature de sporter, hij kende het bevrijdende gevoel van rennen maar dit … dit overtrof alles. Het voelde als vliegen aan een onmogelijke snelheid. Het koste hem niets van moeite, de wolf rende over de bladeren door, tussen de bomen in. En voor dat halve uurtje dat die witte wolf daar rende, dat Storm erin mee rende voelde hij zich voor een heel klein beetje normaal. Voelde het alsof er niets op de wereld was dat hem kon tegenhouden. Het was goed, het was een vrij gevoel dat hem deed verlangen naar meer. Zijn leven zag er vanuit dit perspectief goed uit, haast normaal. Maar die illusie stopte van zodra hij terug transformeerde en zich terug in zijn kleren schoot, alsof er ieder moment iemand tevoorschijn zou komen. Toch had de witte wolf hem iets meer gerust gesteld, de weerwolf leek iets meer gerust gesteld. En dat was het eerste positieve dat hij op zijn pad was tegen gekomen sinds hij die nacht gebeten was door dat beest …
robb stark |
| | | Storm Hall- Class 3
- Aantal berichten : 1904
Character Profile Alias: Lupos Age: 21 jaar Occupation:
| Onderwerp: Re: They say bad things happen for a reason. ma jan 04, 2016 8:25 pm | |
| Lupos had niet het vermogen om slim te zijn, hij was niet intelligent of dacht niet aan “voorbedachte raden”. Deze weerwolf ging op in de jacht, in de drift en daar was geen houden aan. Hij wist dat hij snel was, hij wist dat hij sterk was maar bovenal, hij wist dat hij dodelijk was. Hij zou niet opzij gaan voor gevaar, wat in zijn voordeel lag maar ook in zijn nadeel. Als dat gevaar dodelijk genoeg was, zelfs dan zou hij niet wijken van zijn oorspronkelijke doel. Hij schudde zijn gitzwarte vacht naast een hoopje kleren, zijn zintuigen strekten zich rondom uit het bos. Hij rook vanalles, hij rook een groepje mensen op twee kilometer naar het zuiden, hij hoorde het voorbijrazende verkeer op een weg in de buurt. Het was zachtjes beginnen regenen, de druppels vielen van de bladeren op zijn zwarte vacht waardoor het plat tegen zijn lichaam kwam te liggen en hij er op slag nog veel magerder uit zag. De weerwolf nam één minuut de tijd om alles uit zijn omgeving op te nemen. Om tot de conclusie te komen dat dit nieuw terrein voor hem was en dat er daadwerkelijk mensen in de omgeving waren. En dan klikte hij die geur vast in zijn hoofd, hij nam de mensengeur vast en liet het niet meer los. Hij sloeg zijn kop naar boven en joeg een akelig kil en eenzaam gehuil de nacht in. En dan ging hij ervandoor, een schimmig zwart lichaam dat tussen de bomen door schoot. Zijn neus zat vast op zijn doel, zijn rode ogen evenzeer. Lupos maakte terrein om een eng snelle manier en het koste hem niets van energie. Hoe dichter hij kwam bij zijn doel hoe meer hij kon horen en ruiken van het groepje mensen. ‘Er zijn hier geen wolven in Engeland. Je hebt teveel gedronken.’ Zei één van hen lachend. Lupos vertraagde zijn pas en legde de laatste kilometer in een drafje af. ‘Ik zweer het je, dat was wolvengehuil.’ ‘De wachter zei dat er een wolf in Engeland is, het gaat er akelig aan toe.’ Ging de conversatie verder. Lupos begreep geen mensentaal, en zelf als hij het zou begrijpen, het zou hem niet kunnen schelen. Het enige waar hij aandacht voor had was de hartslag in hun borst, het bloed dat langzaam hun lichaam rond ging. Het vlees dat rond hun beenderen zat. Je zou kunnen zeggen dat hij honger had, maar het was niet daarvoor dat hij zijn slachtoffers zocht, het was voor de jacht. Het jagen van zijn prooi, het ruiken van hun angst, de adrenaline die het in zijn eigen lichaam teweeg bracht. Lupos kwam terug naar een slenterstapje, hij wandelde tussen de bomen door terwijl zijn ogen wendden aan het vuur dat midden de kampplaats brandde. Er zaten vijf mensen rond, drie mannen en een vrouw. Lupos nam ieder hun geur apart in, uit gewoonte. Hij ging op zoek naar de sterkste van de groep, de alpha want die moest eerst sterven. Het was de man die met zijn rug naar Lupos toe zat die het sterkst rook. Lupos wandelde tussen de struiken door. ‘Sstt, hoorde je dat?’ Vroeg één van de vrouwen. Aangezien ze met vijven waren ging Lupos deels over in een defensieve houding waarbij alle haren op zijn rug recht kwamen te staan en hij zijn lippen optrok terwijl hij gromde. ‘Oh my god!’ Schreeuwde één van de mannen wijzend naar Lupos. De wolf kwam vanuit de struiken en stortte zich zonder aarzelen recht op de man die hij als doelwit had uitgekozen. Hij sprong naar zijn keel, zette zijn tanden in het vlees en beet in één stuk zijn strot door. De anderen vier begonnen te gillen en te rennen het bos in. Lupos hoorde iets van een motor starten, hij draaide zijn hoofd naar de anderen die twee motors hadden weten te bereiken. Lupos stoof naar voor, vertraagde toen één van de mannen een brandende fakkel naar hij uit stak. Hij trok zijn lippen nog hoger op, grolde waarschuwend en sprong dan gewoon recht op de man af. Hij voelde de vlammen langs zijn vacht likken maar door de snelheid waarmee hij zich naar voor wierp was het amper tastbaar. Hij klauwde hem tegen de grond en beet de helft van zijn nek open. De adrenaline pompte door zijn lijf, hij haalde het derde slachtoffer onderuit en wist hem op dezelfde kille manier van het leven te beroven. De twee vrouwen waren er vandoor met de motor. Lupos keek de kampplaats rond en begon dan te rennen, de geur van benzine en de vrouwen achterna. Het hield ook als ze luidkeels “help!” stonden te schreeuwen.
Maar toen de bewoonde wereld dichter kwam vertraagde Lupos langzaam, instinctief ging hij nooit huizen en bewoonde blokken opzoeken dus bleef hij op ruime afstand van de weg staan en staarde tussen de bomen door naar de vrouwen op de motor. Zelf vanop deze grote afstand kon hij hen horen, net als hij een hele groep van een twintigtal mensen kon ruiken. ‘We zijn aangevallen door een wolf. Je moet ons helpen, onze vrienden zijn daar nog!’ Schreeuwden ze door elkaar in paniek. ‘Hoe ziet de wolf eruit?’ Vroeg een autoritair persoon. ‘Hij is veel groter dan een gewone wolf, hij is zwart, rode ogen, magere bouw.’ ‘Het is Lupos, mannen.’ En toen kwam veel tot leven waar Lupos even de tijd voor moest nemen om eraan te wennen. Hij hoorde gebrul van jeeps die het bospad opreden. Hij hoorde zelf het getrappel van paarden en het gesnuif van jachthonden. Er waren mensen te voet en met brommers. ‘Kijk uit je doppen.’ Schreeuwde iemand naar de anderen. Lupos scande alle mannen en ging op zoek naar hun leider, degene met de sterkste geur, het meeste gezag. Maar toen gleed zijn blik terug naar de twee vrouwen die hij een man stonden, ze stapten beide in een jeep en ze werden weggereden. ‘Basil heeft een geur opgepikt!’ Riep één van de mannen. Lupos draaide zich om tot hij recht oog in oog stond met een jachthond. Het beest jankte kort alvorens het begon te blaffen, luid en lomp. Lupos trok zijn lippen op, gromde, het beest begon jankend achteruit te stappen. Lupos huilde opnieuw, wat niet het beste idee was om te doen met jagers in de buurt, maar het was Lupos, hij was niet slim. ‘Langs hier!’ Commandeerde iemand. Er werden honden los gelaten maar niemand durfde die grens voor Lupos zijn poten te overschrijden, de honden bleven staan, bang en onzeker tot ze er gewoon vandoor renden. Er kwam een ruiter door de bomen heen, Lupos hoorde een korte knal terwijl een kogel naast hem in de modder belandde. De weerwolf draafde naar voor, het paard steigerde in paniek waardoor de ruiter van zijn rug viel alvorens het ervandoor ging. Lupos snelde op de man af, hij zette zijn tanden klaar en werd toen vol geraakt in zijn schouder. Een scherpe jank ontsnapte zijn keel alvorens hij alsnog zijn tanden in de man zette. Maar hij kreeg meteen een nieuwe kogel in zijn schouder, Lupos begon te hinkelen op drie poten en probeerde naar dicht struikgewas te komen. Dat zou hij halen als het niet lag aan vijf mannen en nog een kogel. De weerwolf kon zich nog vastbijten in één van hun armen alvorens hij werd overmeesterd en tegen de vlakte ging door een verdovingsmiddel.
‘Shit, we hebben het gewoon gevangen. Denk je dat het verdoving genoeg is?’ Vroeg één van de mannen. ‘We wachten tot de rest hier is, hij kan toch niet ver meer komen met die kogels in zijn lichaam en die verdoving, zelf als hij zou proberen.' Lupos opende zijn ogen, ze zette meteen in schrik een stapje achteruit. Hij voelde dat er tape rond zijn bek zat waardoor hij zijn tanden niet meer van elkaar kon halen. Wat ze niet wisten was hoeveel kracht hij had, en hoe snel het voor hem ging om te helen. De wonden waren al lang over de kogels heen genezen, hij voelde niets, net als het verdovingsmiddel al begon uit te werken. Toch bleef hij liggen, staarde zijn nieuwe doelwitten aan met zijn rode ogen. ‘Dit is een mutant, toch?’ Vroeg er eentje. Lupos snoof door de plakband heen, hij rook het angstzweet uitbreken. Hij draaide een oor richting de herrie die dichterbij kwam. ‘Ik denk dat we hem nog een dosis moeten geven.’ Knikte één van de mannen naar het gedraaide van zijn oren. Lupos kwam in één vlotte beweging recht, onder het lichaam van de man hem plat had gedrukt heen, de plakband rond zijn kaken scheurde en hij beet de man die op hem lag recht in zijn hoofd. ‘Schiet een kogel door zijn kop!’ Schreeuwde een ander. Maar Lupos was al lang weg, hij verdween razendsnel door de struiken en kwam niet meer terug. Vijf doden op de tweede volle maan, zo gemakkelijk was het voor de weerwolf en nee, het was niet genoeg, volgende volle maan zou hij net hetzelfde doen, jagen en moorden, opnieuw en opnieuw en opnieuw.
robb stark |
| | | Storm Hall- Class 3
- Aantal berichten : 1904
Character Profile Alias: Lupos Age: 21 jaar Occupation:
| Onderwerp: Re: They say bad things happen for a reason. za jan 09, 2016 6:24 pm | |
| Terug transformeren was één ding, naar een ziekenhuis geraken met de pijn van je leven en drie kogels waarover je huid was heen gegroeid was iets heel anders. Storm voelde ieder laatste restje van leven uit zich heen glijden, althans dat dacht hij, hij wist dat hij hier niet aan kon sterven. Hij was gewoon te zwak en dat was de enige reden waarom hij dacht dat hij ieder moment kon sterven. Maar op vier uur tijd had hij iets van kleren weten aan te krijgen en tot een ziekenhuis kunnen geraken waar hij neerzakte voor de spoedafdeling. Nee, verder kon hij niet meer. Wat er vannacht ook was gebeurd, Lupos had alles opgebruikt wat er in zijn lichaam zat. ‘Hier ligt een jongen!’ Hoorde hij een verpleger roepen. Storm zag alles wazig alvorens zijn ogen toe zakten en hij bewusteloos viel. Hij hoopte altijd dat zijn dromen hem iets zouden zeggen over wat er was gebeurt maar deze was gewoon zwart. Koolzwart tot er weer een beetje energie was om zijn ogen open te krijgen. Zijn schouder deed ondragelijk veel pijn, zijn onderarm zat in een verband, er hingen infusen aan zijn arm omhoog. ‘Jongeman?’ Storm probeerde zijn blik te focussen op een verpleegster, ze was nog knap ook, die naast het bed stond en hem kort een kneepje in zijn hand gaf. Hij wilde graag iets zeggen, vragen wat er was gebeurt maar hij kreeg niets meer dan een krakerig geluid uit zijn keel. Die trouwens zo droog als kurk aanvoelde. ‘We vonden je vanmorgen aan de spoedafdeling buiten bewust zijn. Heb je enig idee wat er is gebeurd?’ Vroeg ze zorgzaam. Storm schudde heel zachtjes zijn hoofd. Sloot zijn ogen toen hij de pijn voelde die het teweeg bracht. Toen hij ze terug opende stond de verpleegster bedenkelijk naar zijn infuus te kijken. ‘Je lichaam is er niet zo goed aan toe. We hebben drie kogels uit je lichaam weten te halen en daarnaast ben je helemaal uitgeput aan vitamines en energie. De baxters voorzien je opnieuw van genoeg voedingsstoffen en dergelijke maar het is een raadsel hoe je dit overleefd hebt.’ Ging ze verder. Was het een goed idee geweest om naar een ziekenhuis te komen niet ver van waar hij eerder nog een weerwolf was geweest? Storm wilde al zijn opties kennen, hij wilde weten of een ziekenhuis er hem gemakkelijker bovenop zou helpen. Maar zijn gedachten bleven een beetje hangen bij kogels … was hij neer geschoten geweest? Hij opende zijn mond om iets te zeggen maar de verpleegster hield hem vriendelijk tegen. ‘Je moet rusten jongeman. Is er iemand die ik kan bellen?’ Vroeg ze zachtjes. Ja, Camille, dat was het eerste wat in hem op kwam, maar da eindigde in het simpele hoofdschudden. Nee, ze konden niemand bellen. De verpleegster knikte, wierp een bezorgde blik naar Storm en wandelde weg. Storm sloot opnieuw zijn ogen. Hij was neergeschoten geweest, drie kogels, hij kon gestorven zijn voor die weerwolf. De gal kwam naar boven en voor hij het wist gaf hij over op de grond naast zijn bed, geweldig.
Blijkbaar moest hij de rest van de dag hebben doorgeslapen. Want toen hij wakker werd was het buiten al goed donker. Het moest ergens net voor middernacht zijn. De verpleegster zat op de stoel naast hem, ze sliep. Waarom was ze hier nog steeds? Hij wist niet veel van verpleegsters maar het zat vast niet in hun job omschrijving om naast patiënten hun bed te zitten wachten tot ze beter werden. Storm voelde zich wel al duidelijk een stuk beter, zijn blik gleed naar de infusen die naast zijn bed ophingen. Vorige volle maan had het vier volle dagen geduurd om beter te worden, nu was hij voorbij de eerste en hij voelde zich al veel beter dan toen. Storm duwde zich af op zijn handen en ging wat rechter zitten, het bed kraakte enorm en de verpleegster werd wakker. ‘Je bent wakker.’ Zei ze gelijk vriendelijk. Haar blik ging naar alle infusen en de naalden in zijn arm alvorens ze hem weer aan keek. ‘Hoort dat bij je job, hier zitten wachten?’ Vroeg hij schor. Ze glimlachte en schudde zachtjes haar hoofd. ‘Ik maakte me zorgen, je was er erg aan toe toen mijn collega je vond en daarnaast weten we niets over je. Er is duidelijk meer aan de hand maar dat kun je je niet herinneren.’ ‘Ik heet Hal.’ Zei Storm zachtjes. Hij wilde haar niet het idee geven dat hij één of andere drugsdealer was met een slechte jeugd. En het kon geen kwaad, er waren er hier zoveel die Hal heette. ‘Ik ben blij dat je je dat nog kunt herinneren.’ Storm knikte en fronste zijn wenkbrauwen terwijl hij zich het laatste probeerde te herinneren. ‘Ik werd wakker in het bos met ondragelijk veel pijn, ik wist het te redden tot hier.’ Zei hij zachtjes. ‘Daarover.’ De verpleegster liep naar de deur en sloot de deur, Storm keek haar fronsend aan. ‘Er zijn serieuze dingen gebeurt in het bos deze nacht. Er gaan geruchten rond van een mutant, een wolf die mensen vermoord. Hij is ontsnapt maar werd drie maal geraakt.’ Ze zweeg en keek hem onderzoekend aan. Storm voelde Lupos in zich bewegen, hij probeerde zo roerloos mogelijk te blijven zitten. ‘Je denkt dat ik dat ben?’ Vroeg hij zo neutraal mogelijk. Hij moest hier weg en liefst zo snel mogelijk. Hij sloeg zijn voeten uit het bed en trok één van de naalden uit zijn arm. ‘Storm stop.’ Hij verstijfde toen hij zijn voornaam hoorde vallen. Hij keek haar aan, met grote ogen vol twijfel en angst. ‘Ik lees gedachten, ik kan herinneren uit je hoofd lezen,’ ze zweeg even zodat het tot hem kon door dringen. ‘Ik weet alles.’ Besloot ze uiteindelijk. Storm trok de rest van de infusen los en stond op, wankelde en zakte tegen de muur naar beneden. Oké, zo goed was hij dus nog niet hersteld. De verpleegster snelde naar hem toe en hielp hem terug naar het bed. ‘Ik oordeel je niet. Ik zie dat dit niet jouw schuld is, dat je dit niet hebt gewild. Ik zit hier al de tijd al zodat niemand anders zich vragen over je kan gaan stellen.’ Ze beschermde hem? Het monster? Ze beschermde Lupos? ‘Je geheim is veilig bij mij.’ Zei ze zachtjes. Storm probeerde zich wat te ontspannen, hij keek haar een tijd lang zwijgend aan. ‘Wie ben je?’ Vroeg hij uiteindelijk. ‘Eva, meer hoef je niet te weten. Ik ben ook een mutant, net als jou, ik weet hoe het is. Althans, grotendeels.’ ‘Wat heb ik vannacht gedaan?’ Vroeg hij meteen amper hoorbaar. Ze sloeg haar ogen neer, meer hoefde hij niet te weten, hij had opnieuw iemand vermoord. ‘Ik heb het niet onder controle.’ ‘Dat weet ik, zoveel is duidelijk. Maar je moet hier weg Storm, het is hier niet veilig voor je.’ Zei Eva gelijk. ‘Hal.’ Corrigeerde hij haar automatisch. Ze glimlachte geamuseerd, omdat die correctie haar waarschijnlijk ook al gepasseerd was in zijn herinneringen. ‘Er zijn mensen die je kunnen helpen, andere mutanten.’ ‘Waar?’ Vroeg hij gelijk. ‘Niemand weet waar, het is een school. Meer weet ik niet, ze helpen er mutanten. Dat zijn de geruchten.’ Beantwoordde ze zijn vraag. Ze stak de naalden terug in zijn huid en gaf hem een bemoedigende glimlach. Met geruchten was hij niets. ‘Ik probeer het eerst alleen op te lossen. Bedankt voor dit.’ ‘We moeten opkomen voor onze eigen soort.’ Glimlachte ze warm. Hij kon niet opkomen voor zijn eigen soort als hij nog niet eens kon opkomen voor zichzelf, of vechten voor dat feit. Zolang hij Lupos niet onder controle kon krijgen moest hij ook geen moeite doen om anderen te helpen. Maar het idee dat er een plaats was waar hij misschien geholpen kon worden stelde hem wel gerust. Al wist hij niet hoeveel hij kon geholpen worden met Lupos. Storm zag het als een vloek, niet als een mutatie. ‘Jij bent een verpleger, wat kun je me zeggen over mijn,’ Storm zweeg en trok een moeilijke blik. ‘Je mutatie?’ Maakte Eva zijn zin vragend af. ‘Dat.’ Stemde hij knikkend in. Eva liep om het bed heen en nam het klembord dat aan de achterkant van zijn bed hing. ‘Wat ik eruit kan opmaken is dat Lupos alles opgebruikt in je lichaam dat je gedurende de maand opspaart. Energie, voedingsstoffen, vitamines en dergelijke, dat is de reden waarom je dit allemaal nodig hebt.’ Wees ze naar de infusen. ‘Dus ik raad je aan genoeg in te slaap de volgende keer zodat je nadien jezelf genoeg kunt bevoorraden met nieuwe energie. Ik zou niet opnieuw naar ziekenhuizen gaan, ze zoeken je.’ Dat idee was deprimerend. ‘Ik ga terug naar Londen en neem er de Eurostar naar Frankrijk.’ Besloot hij uiteindelijk. Eva knikte en keek bedenkelijk door het raam naar buiten. ‘Je zou niet vrij mogen rond lopen.’ ‘Het is niet dat ik echt een keuze heb.’ Ging Storm er meteen op in. Ze schudde zachtjes haar hoofd en liep naar de deur. ‘Je kunt hier blijven tot morgen, je spullen zitten in die kast.’ Wees ze naar een kast, en ze verdween. Ze verdween zomaar. Storm staarde naar de deur en dan naar de kast met zijn sullen, hij had een bril nodig, zijn zicht was er op achteruit gegaan. Hij kwam uit het bed, rolde het infuus mee naar de kast en trok het open. Het was niet zijn spullen waar hij opnieuw van moest overgeven, het was de krant; “Lupos vermoord vijf mensen van hun leven.”
robb stark |
| | | Gesponsorde inhoud
| Onderwerp: Re: They say bad things happen for a reason. | |
| |
| | | |
Soortgelijke onderwerpen | |
|
| Permissies van dit forum: | Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
| |
| |
| |
|