Ze was hier nu zo'n zes dagen. Of vijf. Misschien zeven. Het maakte niet uit hoe lang ze hier was, tijd was voor Sarina een nog abstracter begrip dan het in feite al was voor de gehele mensheid. Minuten en uren en dagen liepen in elkaar over en vervormden samen tot een onlogische brij. Soms zorgden de pillen ervoor dat ze dagen achtereen niets anders deed dan slapen, soms zorgden ze ervoor dat ze zo lang wakker was dat haar ogen pijn deden, dat ze blind werd voor de realiteit en hallucineerde van vermoeidheid. Regel was, naar eigen woorden, dat een dag pas voorbij was wanneer ze had geslapen en dat een nieuwe pas begon wanneer ze weer wakker werd. Van de feitelijke zes dagen die ze hier was, waren ze er drie achtereen wakker gebleven en één ervan had ze geslapen, dus waar een normaal mens zes dagen rekende, want tijd was tijd en tijd stopte niet voor een magere junk, waren er voor Sarina maar twee dagen verstreken en de derde was nu gaande.
Zij en Oliver deden, zoals ze altijd hadden gedaan, verbazingwekkend weinig en beleefden hier even verbazingwekkend veel plezier aan. Nooit hadden ze meer nodig gehad dan de pillen of het poeder of de nodige injecties. Wanneer je maar lang genoeg doorgaat, wordt eten overbodig. Zonlicht is voor zwakkelingen en de buitenwereld is je vijand. Die instelling had hun, Kai, Oliver en haar, een half jaar lang zoveel mogelijk van de straat maar levend gehouden. De Spacerangers hadden alleen elkaar en hun space nodig. Natuurlijk wist Sarina van de gevolgen van hun overmatige 'recreatieve' drugsgebruik. Zij als geen ander was zich bewust van dat haar lichaam het produceren van dopamine op een zeker moment niet meer kon of zou kunnen, dat ze haar lichaam absoluut te weinig tijd gaf om te herstellen, maar het maakte niet uit. Tot die tijd moest alles meer, groter, beter. Moest de waus fijner, de ervaring heftiger. Dat ze zichzelf kapot zou werken, maakte niet uit, want iedereen en vooral zijzelf had altijd al geweten dat oud worden niet aan haar besteed zou zijn. Ze had nooit gedroomd van oud worden, grijs worden, verschrompelen en hangtieten krijgen. Achter de geraniums eindigen met een slechte rug en een man die na twintig jaar huwelijk niet meer van haar hield, hoe aantrekkelijk het ook klonk, stond niet op de planning. Nee, ze zou lang genoeg leven om het te maken in de onderwereld en zou een gepaste, zelf uitgekozen dood sterven. Helemaal mooi.
Vandaag waren Sarina en Oliver voor hun doen braaf, zeer braaf. Wat ze naar binnen hadden gewerkt had maar een klein effect op hun doen. Sinds opstaan twee, drie nakkies van het witte poeder dat ze bij zich droeg in een opgevouwen enveloppe en ditzelfde tal aan opgerookte joints, tegen de “scherpe randjes”. Ze slenterden over het eiland, zonder een doel of bestemming, en voerden gesprekken waar niemand een touw aan kon of wilde vastknopen. Zijzelf waarschijnlijk het minst. Gesprekken over gras dwaalden af naar Kai en gesprekken over het leven en ouders en school kwamen op zorgwekkende manieren uit op onderwerpen als seks. Sarina keek met grote ogen de wereld in, bestudeerde alles alsof ze ieder detail wilde onthouden maar onthield in feite niks. Niet alleen trok haar kaak en waren haar ogen wijd opengesperd door de pep, ook waren ze bloeddoorlopen door de pure joints die zij en Oliver zo welwillend hadden geconsumeerd. Momenteel hield ze de derde tussen de duim en wijsvinger van haar rechterhand. Haar blik was gericht op een wolk die traag en triest voorbij dreef en die ergens wat weg had van een boze Oliver. Terwijl ze begon te lachen haalde ze de meter in die ze achterop was geraakt door haar staren. Eenmaal bij Oliver aangekomen, pakte ze zijn onderarm beet en trok ze hier zacht aan. Vervolgens stak ze haar arm door de zijne en wees ze met de hand waarin ze de joint hield naar de wolk die op Oliver leek.
“Kijk, dat ben jij als niet zo lekker gaat.” Ze keek van de wolk naar de blonde jongen aan haar arm, afwachtend, alsof ze hoopte dat hij het ook zou zien. Toen ze weer terug naar de wolk keek, fronste ze en draaide ze vervolgens met grote, verbaasde ogen weer naar Oliver.
“Het kan ook een kotsende Kai zijn, zie je?” Wat waren wolken toch leuk.
Ze wilde de wolk verder analyseren, kijken of er misschien nog meer in te zien was dan alleen haar vrienden wanneer ze er één te veel op hadden en besloot dat de beste plek om dit te doen het speeltuintje was. Waarschijnlijk bedacht ze zich dit alleen omdat ze zich in feite op nog geen vijf meter van het daadwerkelijke speeltuintje bevonden, maar op dat specifieke moment voelde het als een ingeving van de God die niet bestond – en als hij al bestond, dan was zij het.
“Kom, we gaan schommelen,” opperde ze, terwijl ze haar pas al iets versnelde en Oliver meetrok aan zijn arm. De gedachte aan een schommel maakte haar ineens zo blij, zo enthousiast, dat ze niet meer wilde wachten. Er was iets aan het schommelen, dat punt waarop je je heel even gewichtloos voelt, het zweven (en zeker aan de drugs) dat schommelen zo belachelijk
leuk maakte. Als Sarina kinderen niet haatte, dan had ze vast goed met ze op kunnen schieten. Kinderen waren zo raar nog niet. Vol enthousiasme sloeg ze het paadje in naar het speeltuintje. Tot haar grote teleurstelling was de schommel,
haar schommel, al bezet. Ze wilde zich net naar Oliver draaien om zich bij hem te beklagen toen het tot haar doordrong wie die prachtige schommel nou eigenlijk bezet hield.
“Nee..” begon ze eerst. Vervolgens draaide ze zich haast spottend lachend naar haar blonde metgezel.
“Ik zei het toch!” klonk ze geamuseerd. Vervolgens liet ze zijn arm los en stormde ze richting de schommel, om de arme Kailee een knuffel te geven en vervolgens de joint tussen zijn lippen te steken.
“Spacerangers reunited, for fucking real this time,” zei ze, waarna ze zelf ook een trek nam van de joint.