Onderwerp: There's no coming back from this di dec 29, 2015 2:50 am
GRACE IS JUST WEAKNESS
Or so I've been told. I've been cold, I've been merciless. But the blood on my hands scares me to death Maybe I'm waking up today --------------------
Het had haar een paar seconden gekost. Een paar seconden om te beslissen of ze achter Lupos en Devon aan zou gaan of zich zou richtte tot het meisje dat huilend op de grond lag, met haar bebloede arm strak tegen haar smalle lichaam gedrukt. Nadya wist dat Storm het zichzelf nooit zou vergeven als het meisje sterven zou. Als hij nog een slachtoffer zou maken. Dat was ook de enige rede dat ze besloot haar vertrouwen voor heel even volledig aan Devon te geven. Om erop te vertrouwen dat hij Lupos onder controle kon houden, in elk geval zou lang zij met het meisje bezig was. Met een zachte dreun kwamen haar poten op de grond terecht, die onmiddellijk bevroor. Het meisje keek haar met grote, angstige ogen aan, probeerde achteruit te kruipen maar haar lichaam leek niet mee te werken. Haar handen gleden weg op het ijs en een zacht gejammer weerklonk uit haar keel. Nadya sloot haar ogen, liet haar drakenlichaam plaats maken voor haar mensenlichaam. “Rustig maar.” zei ze zachtjes, terwijl ze het ijs liet verdwijnen en op de ineengedoken gestalte af snelde. “Het komt goed.” fluisterde ze, terwijl ze bij het meisje neerknielde. Bezorgd keek ze naar de diepe wond in de arm van het meisje. Het bloed liep tussen haar smalle vingers door en er had zich een rode plas gevormd op de bladeren onder haar. Als Storm dit zou weten, zou zijn hart breken. “Kom je moet naar de ziekenzaal.” Nadya’s stem klonk zacht maar dwingend en het meisje knikte vaagjes. Haar betraande ogen leken doffer te zijn geworden, alsof ze steeds verder weg zakte. “Sla je goeie arm om m’n nek. Ik help je wel.” Ging Nadya op dezelfde zachte, maar dwingende toon verder. Net als ze tijdens de eerste volle maan had gedaan, probeerde ze een rust uit te stralen die ze in werkelijkheid niet voelen kon. Haar arm sloeg ze rond het middel van het meisje, die slapjes haar arm rond haar nek wist te leggen waarna Nadya haar voorzichtig overeind trok. In de verte kon ze boomstammen horen knappen. Een geluid dat lang niet zo angstaanjagend was als het geen dat daar op volgde; een kort gejank en daarna doodse stilte. Het was alsof het bloed in haar aderen stolde en haar hart een slag oversloeg. Wat als dit het was? Wat als deze stilte defenitief was. Wat als die ene jank het laatste was wat ze ooit van Storm zou horen? “Wat is er?” Wist het meisje dat slap tegen haar aan hing met moeite uit te brengen. “Niks.” zei Nadya met gesmoorde stem. Het meisje hoefde niet te weten wat er aan de hand was, ze hoefde niet te weten dat de weerwolf die haar aangevallen had Storm was. Dat hoefde niemand te weten. “Kom we moeten snel zijn.” Het Nadya moeite haar stem weer kalm te laten klinken. Het liefst was ze direct naar de bron van het geluid toe gerend, maar ze wist dat er niets was wat ze nu kon doen. Dat ze zich moest focussen op het meisje. Met haar hart kloppend in haar keel en haar oren gespitst op ieder teken van leven van Lupos of Storm liep ze langzaam in de richting van het schoolgebouw, het meisje half met zich mee slepend. “Wakker blijven.” fluisterde ze zachtjes, smekend. Het meisje mocht niet sterven. Dat zou Storm niet aankunnen. Dat zou hem breken. Een klagelijk gejank drong Nadya’s oren binnen, Lupos. Huiverig blies ze haar adem uit. Storm leefde nog. Naast zich voelde ze het meisje in één krimpen. “Wat als hij terug komt.” Haar stem ging haast verloren in de wind die ongetemd door de bomen raasde. “Dat komt hij niet. Hij zal je niets doen, dat beloof ik.” zei Nadya zachtjes en even keek ze het meisje geruststellend aan. Zeker dat Lupos niet hun kant op zou komen was ze niet, dat kon ze niet zijn. Het enige wat ze kon was hopen dat Devon hem bezig zou kunnen houden. Dat hij hem onder controle zou kunnen houden. “Ik ben..” De stem van het meisje haperde, voor even leken haar voeten niet meer mee te werken en bijna was ze gevallen was het niet dat Nadya haar nog vast had. “Rustig.” fluisterde Nadya zachtjes. Haar blik ging naar de lichten die ze vaag tussen de bomen door kon zien. Nog iets meer dan een kilometer en dan waren ze bij het schoolgebouw. Voorzichtig liet ze het meisje tegen een boom aanzakken. De wond in haar arm was door de inspanning van het lopen nog meer gaan bloeden dan die al eerder had gedaan. “Wacht hier ik ben zo terug.” Nadya zag dat het meisje wou protesteren maar dat ze er de kracht niet voor kon vinden. Zo hard als ze kon begon ze te rennen. Haar voeten gleden weg in de modder en takken schramde langs haar naakte huid, maar ze had het nauwelijks door. Het enige wat ze hoorde was het geraas van de wind en haar eigen hart dat in haar oren leek te kloppen. Na een paar minuten kwam ze abrupt tot stilstand op de plek waar ze eerder die avond was getransformeerd. Onder een omgevallen boomstronk trok ze haar rugtas vandaan, die ze snel openritste. Haastig trok ze haar sportbroek en sport-bh aan. Haar shirt liet ze in haar tas zitten, die zou ze gebruiken om de arm van het meisje af te binden anders zou ze veel te veel bloed verliezen. Dan zou ze de ziekenzaal misschien helemaal niet halen. Terwijl ze begon te rennen slingerde ze de tas over haar schouder. Haar zicht werd belemmerd door die regen die gestaag op het eiland neerdaalde en het was lastig om niet te struikelen over de boomwortels die zo nu en dan uit de aarde staken. De enorme temperatuurverschillen in haar drankenlichaam, hadden het toch al onrustige weer boven Genosha om doen slaan tot een heuse storm. Een storm die deze toch al onheilspellende nacht iets angstaanjagends gaf.
Het meisje hing slap tegen de boom aan waar Nadya haar eerder tegen aan had gezet. Haar ogen waren gesloten en haar hand lag niet langer over de wond op haar arm. Zacht vloekend liet Nadya zich naast haar op haar hurken zakken. Boven het geraas van de wind kon ze slechts vaak de oppervlakkige ademhaling van het meisje horen. “Het komt goed.” fluisterde ze zachtjes, meer tegen zichzelf dan tegen het bewusteloze meisje. Haar T-shirt bond ze zo strak als ze kon rond de smalle arm van het meisje, waarna ze voorzichtig haar ene arm onder de knieholtes van het meisje doorschoof en haar andere arm rond haar schouders legde. Met enige moeite wist ze het meisje van de grond te tillen. Eén kilometer. Dat moest ze kunnen. Het moest gewoon. Langzaam begon ze in de richting van het schoolgebouw te lopen. Haar tanden strak op elkaar geklemd. Het bloed van het meisje vermengde zich met de regendruppels, vormde lange bloederige straaltjes langs haar lichaam. Waarom kon ze in haar mensen lichaam niet de kracht hebben die ze in haar drakenlichaam had? Dan had ze het meisje al lang bij de ziekenzaal af kunnen zetten. Dan was ze nu alweer bij Storm en Devon in de buurt geweest. Had ze er over kunnen waken dat die twee elkaar niet af zouden maken. Dat iedereen deze nacht zou overleven, want dat was het belangrijkste, dat morgen iedereen nog in leven zou zijn. Met moeite wist ze de gedachten van zich af te zetten. Wist ze zich te focussen op het schoolgebouw dat tussen de bomen op leek te doemen. Haar spieren trilde en damp leek van haar lichaam af te slaan.
“Leg haar hier maar neer!” De stem van de verpleger klonk gejaagd en op zijn gezicht stond een paniekerige uitdrukking. Nadya liet het meisje voorzichtig op de brancard zakken die de verpleger had aangewezen. Haar spieren leken in de fik te staan en haar ademhaling was onregelmatig en oppervlakkig. “Ga even zitten.” zei een vrouwelijke verpleegster, die haar zachtjes bij haar pols pakte om haar te begeleiden naar een stoel in de hoek van de zaal. Abrupt schudde Nadya haar hoofd, er was geen haar in haar hoofd die er aan dacht rust te nemen. Storm en Devon hadden haar nodig. “Nee.” Haar stem klonk kil en de iris van haar linker oog kreeg een vuurrode kleur. Met een ruk draaide ze zich om, stormde ze de zaal uit om recht in de armen van het schoolhoofd te lopen. “Waar denk jij heen te gaan?” Jamie stem klonk streng, maar bezorgd. Zou hij weten wat er aan de hand was? Natuurlijk wist hij dat, hij wist wat Storm was en hij wist wat hij kon doen. “Naar buiten.” zei Nadya en ze probeerde haar stem rustig te doen laten klinken. “Dit is niet jouw strijd Nadya. Clyde wordt gehaald, hij gaat dit oplossen.” Oplossen, alsof het allemaal zo makkelijk was. Alsof iemand de weerwolf uit Storm even weg kon nemen. “Ik moet naar hem toe.” Haar stem klonk zachter, meer smekend dan ze bedoeld had. “Nadya jij hebt gedaan wat je moet doen. Nu moet je ons laten doen wat wij moeten doen.” zei de man rustig. Met zijn lichaam blokkeerde hij de weg naar de buitendeur. “Storm heeft jouw straks harder nodig dan nu.” Ging de man op dezelfde rustige toon verder. De iris van Nadya’s oog was nog steeds vuurrood gekeurd en haar lichaamstemperatuur waas opgelopen. “Nadya, Clyde kan dit aan, hij weet wat hij doet.” Hoe wist hij wat hij deed? Hoe wist hij hoe hij een weerwolf onder controle kon houden? Hoe hij Lupos onder controle kon houden. “Met jouw bloed vorm je enkel een gevaar voor Storm.” zei Jamie, die duidelijk niet van plan was haar te laten gaan. Nadya sloot haar ogen, balde haar handen tot vuisten. Ze kon Storm toch niet zomaar aan zijn lot overlaten? Wat als Clyde te ver zou gaan? Wat als er zou gebeuren waar Storm zo bang voor was? Wat als Lupos echt zijn einde zou betekenen? “Als je wil kun je Clyde de weg wijzen naar Storm, maar daarna moet je terug komen.” Zei hij nu echt dat ze wel mocht gaan? Dat ze naar Devon en Storm toe mocht? Hoor je me?” Weer was er die dwingende, bezorgde klank in Jamie’s stem te horen. Nadya knikte langzaam, opende haar ogen die nu beide weer helder blauw van kleur waren. “Zodra Clyde bij hun is kom je terug. Storm heeft jouw waarschijnlijk nodig als hij wakker word en het liefst niet onder het bloed van het meisje dat hij gebeten heeft.” zei Jamie, voor hij een stap opzij zette zodat zij langs hem heen naar buiten kon rennen.
Zodra ze ver genoeg bij de school vandaan was om te shiften, shifte ze. Dat haar kleren daardoor in flarden op de grond terecht kwamen deerde haar niet. Het enige, of eigenlijk de enigen, die haar schelen konden waren Storm en Devon. Hun geuren waren door de wind de andere kant op gewaaid en het koste haar enige moeite de weg te vinden die ze genomen hadden. Met krachtige vleugelslagen vloog ze tegen de wind in, die nu ze weer in haar drakenlichaam zat nog verder aantrok. Toch deed ze niets om de temperatuurverschillen in haar lichaam enigszins onder controle te houden. Liet ze, ze nog verder uiteen lopen dan ze anders deed. De elektrische lading in de lucht was haast voelbaar. Als die bliksem zo Clyde’s aandacht niet zou trekken wist ze het ook niet meer. Dan zou ze zelf wel ingrijpen, iets wat ze overigens veel liever deed dan het lot van Storm in de handen leggen van iemand die ze nauwelijks kende. Haar blik viel op het smalle ravijn, waar de geur van zowel de ijsbeer, de weerwolf, als van Storm en Devon het sterkst was. Haar hart leek even stil te staan bij het zien van het bloed op de rotsen naast de rivier. Wat als ze te laat was? Wat als één van de twee het gevecht verloren had? Echt verloren? Met trage slagen vloog ze iets nader bij het ravijn, waarna ze zich voor een moment gewoon door de krachtige wind liet dragen. Haar adem hield ze in, terwijl ze zich focuste op de geluiden uit het ravijn. Het gekabbel van het riviertje, het gesnuffel van een haas, de smekende stem van Storm en de moeizame woorden van Devon. Zelfs in haar drakenlichaam kon ze de golf van opluchting die er door haar heen ging voelen. Met twee krachtige slagen liet ze haar enorme drakenlichaam weer iets meer de lucht in gaan. Haar temperatuurschommelingen wist ze steeds extremer te maken. Bliksemflitsen schoten omlaag. Lieten de het ravijn spookachtig oplichten. Jamie had gelijk, met haar bloed vormde ze enkel een gevaar voor Storm en in de grot zou ze niet kunnen transformeren. In de grot zou ze als mens tegenover Lupos staan en hoewel hij door haar harde drakenschubben moeilijk heen kon komen, zou hij haar menselijke huid met haar tanden zo doorboord hebben. Haar blik viel op de bliksemflitsen die zich verderop in het bos vormden. Er kwam iemand hen kant op. Clyde. Met haar gehoor nog steeds strak gefocust op de jongens beneden in de grot, liet ze haar temperatuur zo snel als ze kon afwisselen. Zodat de lucht zich zou laden met elektriciteit. Zodat de storm nog even door zou razen en de lucht om de haverklap op zou blijven lichten, zelfs als ze straks in haar menselijk lichaam zou zitten. Clyde kwam steeds dichterbij, Nadya kon zijn geur die door de wind hun kant op werd geblazen duidelijk ruiken. Zijn voetstappen kon ze op de grond horen dreunen. Ook in de grot was beweging te horen, Devon kwam naar buiten gelopen. Een misselijk gevoel overviel haar. Devon’s lichaam was bedekt met bloed. Zijn hand hield hij tegen een enorme wond in zijn hals gedrukt. Dit kon niet waar zijn, deze nacht kon niet zo uit de hand gelopen zijn. Clyde was bij de klif aangekomen, leek net als haar geschokt door het beeld van Devon’s bebloede lichaam. De man sprong omlaag, net op het moment dat Devon tegen de vlakte ging. Naya sloot haar ogen. Hoe kon ze nu weg gaan? Hoe kon ze Storm en Devon zo aan hun lot overlaten? Toch wist ze zich er met heel veel moeite te dwingen zich om te keren en terug te vliegen naar de school, met trage vermoeide slagen. Haar grote drakenogen vulden zich met tranen.
Het warme douche water stroomde over haar lichaam. Verwoed probeerde ze het bloed van haar trillende lichaam te boenen. Jamie had gelijk gehad. Als Storm haar zou zien, bedekt in het lichaam van het meisje dat hij gebeten had, dan zou hij nog dieper wegzakken in de pijn, de frustratie en het verdriet dat hij straks voelen zou. Als hij zou zien wat hij zijn beste vriend had aangedaan. Waarom had ze Devon deze volle maan op zich laten nemen? Waarom was ze niet gewoon zelf samen met Storm het bos in gegaan. Zij had Lupos als eens tegen gehouden en dat had ze best nog eens kunnen doen. Hoeveel pijn het haar ook had gedaan Storm pijn te doen, dit zien deed haar nog veel meer pijn omdat ze wist dat het hem meer pijn zou doen. Dat het beeld van zijn beste vriend hem kapot zou maken. Zoals het beeld van haar beste vriend haar kapot had gemaakt. Een eenzame traan rolde over haar wang. Huiverig legde ze de spons weg. Haar huid was rood gekleurd van de ruwheid waarmee ze het bloed weg had lopen boenen. Snel stapte ze de douche uit, droogde ze zich af en kleedde ze zich aan. Haar nog vochtige haren liet ze los over haar schouders vallen en op blote voeten stormde ze haar kamer uit. Haar hart bonkte in haar keel, bang voor wat ze zo zou aantreffen. Bang dat ze de verkeerde keuze had gemaakt door naar Jamie te luisteren en Clyde zijn gang te laten gaan.
Ze waren er nog niet. De verplegers en doctoren stonden klaar, maar van Storm, Devon en Clyde was nog geen spoor te bekennen. Rusteloos liep Nadya heen en weer. Haar blik hield ze angstvallig op de deur gericht. De vragen van de verplegers negeerde ze volledig. Het gejank van Lupos, Storm’s smekende stem, het bebloede lichaam van Devon. De beelden en geluiden stonden haar levendig voor de geest, maakte haar misselijk. Waar waren ze? Had Clyde Lupos onder controle kunnen krijgen? Zou Storm al terug geshift zijn? Waarom was ze niet gewoon bij ze gebleven? Waarom was ze hier in plaats van buiten? Juist op het moment dat ze naar buiten wou rennen, werd de deur open gegooid. Clyde stond in de deuropening, bedekt met bloed en met het slappe lichaam van Devon over zijn ene schouders en het levenloze van lichaam van Lupos over zijn andere. Haar hart bleef voor even stil staan. Het bloed in haar aderen leek te bevriezen. Het was alsof de wereld onder haar voeten af begon te brokkelen. Dit kon niet! Dit mocht niet! Haar ogen vulden zich met tranen. “Storm.” Zijn naam was niet meer dan een fluistering. “Zeg me alsjeblieft dat het niet waar is.” smeekte ze zachtjes, tegen niemand in het bijzonder. Storm kon niet dood zijn. Dat kon gewoon niet! Hij had haar gezegd dat ze hem niet zou verliezen, dat hij haar voorlopig nog niet alleen zou laten. As long as we have each other Haar handen balden zich tot vuisten. Het was alsof een ijskoude hand zich rond haar hart sloot en die langzaam fijn begon te knijpen. Door haar tranen heen zag ze hoe Devon en Lupos beide op een bed werden gelegd. Ze wou zich naar het bed waar Lupos op lag bewegen maar haar voeten leken vastgenageld aan de grond. Haar gehele lichaam trilde en onder haar voeten begonnen zich ijskristallen te vormen. “Nadya, probeer rustig te blijven.” De kalme stem en de hand op haar schouder wisten haar niet uit de trans te trekken waarin ze geraakt was. De enige persoon om wie ze gaf. De enige persoon die haar het gevoel gaf dat er nog hoop was, dat er iets voor haar was in deze wereld, was dood. Dood omdat zij had geluisterd naar het schoolhoofd. Dood omdat zij niet degene was die vannacht tegenover hem had gestaan. Huilende liet ze zich op haar knieën zakken, haar gezicht verborg ze in haar handen. Storm was dood.
Onderwerp: Re: There's no coming back from this di dec 29, 2015 3:36 pm
There's no coming back from this
De regen viel op een gestaag tempo naar beneden en liet de waterval met nog grotere hoeveelheden water naar omlaag stortten. Alle geluiden en geuren van buitenaf werden als het ware gedempt en konden zijn zintuigen niet voldoende bereiken om er een betekenis aan vast te knopen. Zelfs niet de enorme bliksemflitsen en donderslagen die over het hele eiland weerklonken. Als hij bij bewustzijn was geweest, had het hem sowieso afgeschrikt, maar nu leek het de situatie enkel maar dramatischer te maken. Het leek haast alsof hij in een bel zat, een bel die hij niet kon doorprikken omdat hij zo zwak was. Zijn ogen voelden loodzwaar aan en er was geen andere optie dan ze gesloten te houden. Het leek alsof hij in de verte gehuil hoorde, geknetter van elektriciteit, een daverende schreeuw, niet veel later gevolgd door een ijselijke jank. Een jank die hij leek te herkennen, maar niet voldoende om hem weer bij bewustzijn te brengen. En toen voelde hij hoe zijn ijskoude lichaam met twee grote handen werd opgeraapt alsof hij een speelgoedje in een grijpmachine was. Zijn levenloze lichaam werd over een brede schouder gelegd en niet veel later voelde Devon hoe de pijn bij elke pas die het individu zette doorheen zijn lichaam schoot. Wie was hij? Waar bracht hij hem naartoe? En de belangrijkste vraag: waar was Storm? Devon was te zwak om op te merken dat zijn beste vriend onder de andere arm van de reusachtige man stak, nog steeds in zijn wolvenvorm weliswaar. De wonde op zijn rug was gestopt met bloeden, maar zijn half opengereten keel bleef stroompjes van rood produceren. Langzaam maar zeker zakte hij weg in een diepere trance.
De regen nam langzaam af en de bosrijke omgeving maakte plaats voor bakstenen muren en een enorme poort. Gedempte passen weerklonken in de gang en Devon voelde hoe de persoon die hem droeg langzaam begon te rillen, alsof hij niet langer in staat was om door te gaan. Maar toch deed hij het en bracht hem uiteindelijk op een plaats waar verschillende scherpe geuren zijn neus binnendrongen. Geuren die hem langzaam maar zeker terug in de realiteit trokken. Devon opende een van zijn ogen tot een klein spleetje en zag hoe er verschillende wazen van witte gewaden voorbij wapperden, ondersteboven nog wel. Langzaam werd hij van de schouder van de man afgehaald en namen verschillende anderen hem over. Stap voor stap leek hij terug in de wereld te komen. Eerst was het zijn zicht wat verscherpte. Hij zag hoe de witte gewaden verplegers en verpleegsters bleken te zijn, hij zag hoe Jamie en Howard als gekken doorheen de ruimte liepen. De ziekenboeg. En toen was het zijn gehoor wat terugkwam. Een doffe bonk achter hem. Verschillende personen droegen hem dieper de ruimte in, waar hij op een ziekenbed gelegd werd. Vanop een afstandje zag hij dat het de enorme man was, die neergegaan was en Devon murmelde iets terwijl hij zijn ogen op een pijnlijke manier samenkneep. Waarom was hij hier? Langzaam maar zeker begon zijn hart weer sneller te kloppen, hij voelde hoe zijn lichaam zich opspande, zich klaarmaakte voor een strijd die hij niet meer zou kunnen strijden. ”Devon hou je rustig.” weerklonk een mannenstem en hij voelde hoe langs alle kanten zijn lichaam in het ziekenhuisbed gedrukt werd. ”Hhh..” bracht hij piepend uit en met elke poging die hij ondernam om iets te zeggen, gutste het bloed via zijn keel naar buiten. ”Hij mag niet spreken!” zei een bezorgde vrouwenstem en iemand anders leek overstuur te antwoorden. ”Maak hem dat maar eens duidelijk.” Een wit laken werd over zijn naakte onderlichaam gelegd. En toen kwam het gevoel in zijn lichaam terug. Zelfs het kloppen van zijn hart deden hem pijn. Pijn in alle groeven die de wolf met zijn klauwen in zijn huid gemaakt hadden. Pijn in zijn rug waar de wolf een hele hap vlees weggenomen had. Pijn in zijn keel, die half open lag en waar je de verbrijzelde kraakbeenringen zo kon zien zitten. Er werd hem een soort van mondmasker opgezet voor extra zuurstof, maar Devon bleef alsmaar harder tegenwringen. Hij duwde de verpleger weg die net een naald in zijn onderarm wilde zetten en de man kwam met een harde smak op de grond terecht. Devon hoorde niet meer sterk te zijn, maar het was alsof de Ursus hem van binnenuit een handje toestak. Het enige wat hem interesseerde was Storm. ”H..hall..” bracht hij opnieuw uit en klemde zijn kaken daarna hard op elkaar. Zijn borstkast voelde warm aan door al het bloed wat via zijn keel eroveruit stroomde. ”Hij is hier, maak je geen zorgen.” Zijn armen werden vastgemaakt met lederen riemen, net zoals zijn enkels ook aan het bed werden bevestigd. Maar na het horen van die laatste woorden, was er niets meer wat hem kon tegenhouden. Storm was hier en hij moest en zou hem zien.
”HOU HEM TEGEN!” Devon spande zijn steenharde spieren op en met een simpel gebaar van zijn handen trok hij de lederen riemen over waarbij de sluitingen klingelend op de koude vloer vielen. In een fractie van een seconde gebeurde hetzelfde bij zijn voeten en nadat hij het mondmasker afgezet had, plaatste hij ze draaierig langs het bed. Verschillende handen grepen naar zijn lichaam, als poging om hem tegen te houden, maar niemand was sterk genoeg. Het was alsof de kracht van de ijsbeer zich nog eens bijgevoegd had bij de kracht die hij oorspronkelijk in zijn lichaam had. ”Devon hou je in godsnaam kalm!” hij herkende de stem van de fysica leerkracht met zijn enorme haren, maar het deed hem werkelijk niets. Alsof hij blind en doof was geworden voor alles wat er rondom hem gebeurde. Als een stormram liep hij met de laatste resterende krachten naar het bed dat enkele meters verder stond, maar half uit het zicht werd onttrokken door een gordijn dat de bedden van elkaar scheidde. Hij stak zijn hand uit naar het gordijn en snokte het opzij, waardoor de hele constructie voor een paar seconden doorheen de lucht vloog en met een harde klap aan de andere kant van de ziekenzaal weer neerkwam. De verpleegsters stoven uit elkaar om het te ontwijken waardoor de chaos die in de ziekenzaal heerste nog groter werd. Verschillende mannen in witte gewaden stonden rondom het bed en voerde allerlei handelingen uit die Devon niet kon benoemen. Volledig ontspoord duwde hij hen aan de kant en liet zijn blik over het bed gaan, waar hij iets zag waar hij onmiddellijk misselijk van werd. Het was het levenloze lichaam van Lupos dat er lag, volledig in elkaar gekrompen, ijskoud met hier en daar plukken van zijn stugge zwarte haren die deels afgebrand leken. Devon zijn adem stokte en hij voelde hoe zijn knieën week werden, net zoals ze gedaan hadden voordat hij bewusteloos was gegaan. Iedereen staarde hem aan, alsof ze bang waren voor de schade die Devon nog meer zou aanrichten, nu hij zijn beste vriend in die toestand op het bed zag liggen. Maar hij begreep het niet goed. Waar waren de rode ogen? De dodelijke tanden die hij zo graag liet zien? ”Storm.” hoorde hij iemand zacht fluisteren. Een stem die hij herkende, en in tegenstelling tot Howard wél aandacht gaf. Hij omklemde de ijzeren reling van het bed en draaide zijn hoofd. Het was Nadya, ze stond roerloos in het midden van de zaal en keek net zoals Devon dat gedaan had naar het lichaam van de wolf. ”Zeg me alsjeblieft dat het niet waar is.” Het klonk smekend, met zoveel emotie dat Devon zijn hart er een steek van kreeg. Wat was er aan de hand? Zijn flauwe ogen richtte hij weer naar Storm, en toen begreep hij het. Achter zich hoorde hij hoe Nadya op haar knieën zakte en in het huilen uitbarstte.
Devon schreeuwde iets onverstaanbaars, wat er op een rauwe, gorgelende manier uitkwam. In zijn ogen welden de tranen op en het duurde niet lang voordat ze als kleine riviertjes over zijn wangen begonnen te stromen. ”Nee!” schreeuwde hij furieus en sloeg met zijn hand ongecontroleerd opzij waardoor er een tafeltje waar allemaal materiaal op lag ook doorheen de ruimte vloog. Een verpleger greep hem bij zijn arm in de hoop hem tegen te houden voor hij nog verdere vernieling aanrichtte, maar Devon reageerde door met zijn andere hand hem bij vast te grijpen bij zijn pols. Blind door woede kneep hij erin, met zijn kracht waar hij al lang geen controle meer over had en voelde de kleine botjes onder zijn hand kraken. Hij had gefaald, was zijn belofte niet kunnen nakomen. Niet de belofte om anderen van Lupos te beschermen, maar ook niet om Lupos zelf te beschermen. Zijn beste vriend was dood. Dood. Vier letters die hem ontnamen van de weinige adem die hem nog restte. Devon was zijn dood geworden. Het gehuil van Nadya op de achtergrond maakte het nog erger dan het al reeds was. Hij had Storm ook van haar afgenomen, had ervoor gezorgd dat ze nooit meer samen konden zijn. En hij wist hoe belangrijk het voor hen beide was. Door de woedende blik in zijn ogen leek het voor omstaanders alsof hij nog veel meer ravage wilde aanrichten, maar vanbinnen speelde zich een geheel ander verhaal af. Devon strekte zijn hand uit naar de vacht van Storm, hij wilde hem aanraken, maar het was alsof iemand hem daarvan wilde weerhouden. ”En nu is het genoég!” Een enorme naald zonk in zijn bovenarm en meteen zakte hij door zijn benen. Het was Howard, die hem een hele injectie verdovingsmiddel had gegeven. Devon herkende de geur van de inhoud die ook in de spuit van Storm had gezeten waarmee hij zichzelf voor de volle maand had geïnjecteerd. ”Hal..” bracht hij huilend uit en probeerde zich met een hand vast te houden aan het bed. Met zijn andere hand kon hij nog nét de stugge haren van Storm over zijn vingertoppen voelen strijken. Totdat hij zijn eigen gewicht niet meer kon dragen en hij met een smakje op de grond langs het ziekenbed van Storm belandde. Hij lag met zijn gezicht in de richting van Nadya en keek haar door zijn tranen door aan, huilend als een klein kind. Met vier man raapten ze hem van de grond en legden hem op een ander soort bed, waar hij ook weer onmiddellijk vastgegespt werd. ”Het spijt me.” probeerde hij Nadya nog toe te spreken, maar zijn stem werkte niet meer mee. Het was waarschijnlijker dat ze het van zijn lippen kon aflezen dan dat ze het werkelijk zou kunnen verstaan. Het bed kwam in beweging en de wieletjes piepten toen ze hem richting een brede deur reden die richting de operatiekamer leidde. Devon probeerde tegen de verdoving te vechten, maar het lukte niet meer. Het laatste wat hij hoorde was opnieuw de stem van Howard. ”Dat had ik altijd al eens willen doen.” Het was een in zijn oren verschrikkelijk misplaatste mopje, en dat vonden anderen blijkbaar ook. Behalve Howard zelf was er niemand die lachte, al klonk zijn eigen lach ook eerder triest dan dat het oprecht klonk. Alsof hij de verschrikkelijke situatie wat wilde opvrolijken, maar het hem niet lukte. Er was ook simpelweg niets wat het minder erg kon maken dan dat het was. Met zijn laatste krachten draaide hij zijn hoofd voor de laatste keer richting het bed van Storm en zag nog net de staart van de wolf slap langs het bed afhangen voor de verdoving zijn werk begon te doen en zich zicht weer troebel werd. De ogen van Devon vielen dicht, al leek dat geen reden voor zijn tranen om te stoppen met rollen.
Toen hij na enige tijd terug in de ziekenboeg verscheen, was er over zijn hele lichaam geen spatje bloed meer te vinden. Zijn bed werd weer op de plaats gezet waar hij oorspronkelijk gelegen had toen hij voor het eerst binnen was gekomen. Opnieuw klonken de geluiden gedempt en was zijn zicht wazig. Maar naarmate de minuten verstreken werd alles weer duidelijker. Ook de pijn. Zijn rug trok en het voelde alsof de lappen huid weer aan elkaar genaaid waren. Met zijn hand, -die weer losgemaakt was en waar een infuus in stak- tastte hij naar zijn keel, waar hij een harde kraag voelde die zijn hoofd stram rechtop hield. Devon voelde hoe hij weer normaal kon ademen, al bleef er een zacht, reutelend geluid weerklinken. ”Probeer je stil te houden, je stembanden zijn aangetast maar met voldoende rust zouden ze weer volledig moeten helen.” sprak een zachte vrouwenstem hem toe en hij keek haar met vermoeide ogen aan. ”Je wonden zijn allemaal gehecht en je krijgt medicatie om de pijn te onderdrukken.” Ze schoof het statief met de baxter wat dichter bij het bed en glimlachte Devon bemoedelijk toe waarna ze zachtjes haar hand op zijn schouder liet rusten alvorens ze hem de rug toekeerde en uit zijn zicht verdween. Hij was in de war, deels door alles wat er gebeurd was, deels doordat hij net pas was ontwaakt uit zijn verdoving. Devon had geen idee hoeveel tijd er verstreken was, en ergens beangstigde het hem. Zijn blik wierp hij recht voor zich uit, naar het bed dat precies tegenover hem stond, aan de andere kant van de ziekenzaal. Het was de enorme man die erop lag, degene die hem tot hier gedragen had. Jamie stond langs hem, maar Devon kon niet verstaan wat er gezegd werd. Verward fronste hij zijn wenkbrauwen toen de man in een fractie van een seconde wegviel en de hartslagmonitor minder beweeglijkheid vertoonde. Het leek wel alsof hij in een coma-toestand kwam, en niemand leek er echt op te reageren. Waarom kreeg hij geen verzorging? Geen hartmassage? Niets? Als toppunt wandelde Jamie de ziekenzaal uit zonder nog enige blik achterom te werpen, alsof hij een doel voor ogen had waar niemand hem van zou kunnen afleiden. Devon begreep niets van de hele toestand en voelde hoe zijn vermoeidheid weer de overhand nam. Hij dacht weer aan zijn beste vriend en onmiddellijk nam de pijn in zijn lichaam weer toe. Heel voorzichtig -en in hoeverre zijn nekkraag het toeliet- draaide hij zijn hoofd opzij, naar het bed waar Storm gelegen had. Devon had geen idee wat hij daar zou aantreffen.. Als hij er nog lag tenminste…
There's just too much that time cannot erase ♦ ♦ ♦
Onderwerp: Re: There's no coming back from this di dec 29, 2015 4:26 pm
.Always live before you die.
It takes ten times as long to put yourself back together than is does to fall apart
Het mooie aan dood gaan in een lichaam waar je je niets bewust van bent is dat je het ook nooit ziet aankomen. Je gaat de nacht in met het idee dat je zult wakker worden en alles weer oké zal zijn … halverwege de nacht kom je eventjes tot het besef dat het helemaal niet zo goed ging als je verwachte en dan uiteindelijk, je ziet het nooit aankomen. Hij heeft het nooit geweten, hij heeft nooit geweten dat het zijn dood is waar iedereen geshockt van zou zijn. Het is als gaan slapen en niet meer wakker worden en op een zekere manier is dat het meest vredigste om heen te gaan, om je laatste adem uit te blazen in een droomloze slaap. Je ziet het niet komen, het is … goed, het is bijna perfect. Je wilt natuurlijk niet sterven op een leeftijd van twintig, waar de wereld nog aan je voeten ligt, waar alles in je leven nog maar net een start nam, maar hij wist het niet dus kon hij er ook niet om gaan treuren. Als het één ding was wat hij altijd had voorspeld was het wel de weerwolf die ooit zijn dood zou worden. Lupos was zijn dood, Lupos is zijn dood, Lupos is altijd zijn dood geweest.
De eerste bliksemschicht had ervoor gezorgd dat zijn razende hart begon af te wijken van zijn normale koers, het vertraagde, sprong dan weer in de lucht, maakte onregelmatige geluiden in de borstkas van de zwarte magere wolf. De rest van zijn lichaam had niet meer gewerkt, zijn spieren waren slap, zijn poten schrokten ongecontroleerd, zijn ademhaling deed het niet. De tweede bliksemschicht legde hem volledig lam. Zelf boven het geruis van een waterval heen kon je het altijd weten … als er iets niet meer leefde. Lupos had de kans niet meer gehad om zijn gastheer het te laten overwinnen, het was meteen stil geweest in zijn lichaam. Zijn ogen waren weggerold en zijn hoofd begon langzaam te zakken, zijn lichaam was stil, akelige stil. Lupos had het op het laatste moment misschien geweten, dat dit zijn einde was en had een ongekende triest in zijn rode ogen gebracht. De vechtlust was weg toen zijn lichaam naar adem begon te happen en ieder beetje aan agressief gedrag verdween toen ook zijn hart stopte. Hoe hij daar lag, in het water … het was alsof je een, groot uitgevallen, straathond aantrof in de straten van Spanje, mager, gehaverd, ziek … en alleen. Niets gaf je maar ook aanleiding te denken dat deze wolf doden had gemaakt, hij lag er vredig bij.
Tijd tikte langzaam in cruciale momenten als deze. Lupos reageerde op niets, Storm eveneens niet, het was gewoon stil. De weerwolf lag op een behandeltafel waar ze hem bekogelden met spuiten, hartmassages en andere dingen om zijn hart weer in gang te krijgen maar niets hielp. Hoe kon je nu ook weten hoe je hem moest helpen als je nooit eerder een monster als hem op je behandeltafel had liggen. Hoe kon de jongen in hem behandelen als je er niet aan kon? Je kon enkel doen wat medisch gezien correct was, zijn hart reanimeren, hem beademen en hopen dat er iets in dat lichaam vocht voor een beetje leven. Lupos was in twee dingen goed, helen en overleven maar het zou beter zijn als de jongen er lag, dan hadden de dokters en verplegers meer kennis dan over wat nu voor hun neus lag. Dus na wat? … drie kwartier aan het proberen redden van een weerwolf gaven ze het op. Docenten keken, studenten keken en Lupos bleef op de tafel liggen … alleen.
Het duurde nog een half uur, in het rumoer van de ziekenboeg kon niemand het horen. In het verdriet dat door de zaal ging zou niemand het zien. Er was een student dood en er was een heisa die niemand echt kon besturen. Dus je merkte het niet, je hoorde het niet. Je zag niet de ene teen aan zijn poot zachtjes tintelen, je hoorde niet de zachte … klop … klop … klop, in zijn borstkas, zo traag, zo heel langzaam maar het was er. Na die ene teen begon zijn ene voorpoot zachtjes te trillen en dan zijn andere voorpoot. Je zag heel voorzichtig zijn flanken op en neer gaan terwijl zijn longen langzaam weer hun werk opvatte. De enige reden waarom die weerwolf weer tot leven kwam was omdat hij een weerwolf was, was omdat hij nog een beetje kracht kon putten uit de volle maan die op haar laatste punt stond. Enkel daarom leefde het terug, enkel daarom zou het altijd blijven leven. Zijn zintuigen prikkelde heftig waardoor alle informatie in één keer binnen kwam. Hij voelde de harde bodem van een bed onder zich, een stof die hij nooit eerder op zijn vacht gevoeld had, hij voelde de warmte van de kamer op hem druk, hij voelde lucht door een machine zijn lichaam binnen komen, er zat iets rubbers rond zijn bek, iets dat de lucht naar binnen bracht. Zijn oor tintelden kort toen hij ze probeerde te draaien en de geluiden opving vanuit zijn omgeving. Hij hoorde voorwerpen neer komen op hard metaal, hij hoorde gedempte stemmen, geschreeuw, de drukte van verschillende mensen rondom zich heen. Hij hoorde een meisje huilen, een zacht gesnik … en dan de geuren. Het eerste wat hij rook was bloed, overal bloed. Niet zijn bloed, het bloed van de jongen die hij gebeten had, het bloed van de man die hij geklauwd had en het bloed van het meisje dat hij het gif had gegeven. Maar het bloed deed hem niets, het wakkerde niet zijn instinct aan, het deed niets. Hij rook ontsmettingsmiddel, medicaties, hij rook metaal en de warmte van andere mensen.
Weerwolven, wolven in het algemeen, leefden buiten in het bos, niet binnen. Dus toen zijn doffe rode ogen open gleden was hij gelijk gedesoriënteerd en in paniek. Ondanks dat alles ontzettend troebel was en zijn lichaam enorm veel pijn deed kreeg hij zijn voorpoot zover om het masker rond zijn bek weg te klauwen. Hij leek precies op een hond die net uit zijn verdoving kwam na een operatie. Het achterste deel van zijn lichaam deed het niet dus toen hij probeerde recht te klauteren viel hij als een baksteen met materiaal en veel kabaal tegen de koude tegels van de ziekenzaal. Een kort gebroken jank kwam uit zijn bek toen zijn hoofd tegen de grond smakte en hij weer beweegloos bleef liggen. Zijn voorpoten begonnen weer zachtjes te tintelen terwijl hij de klop in zijn hoofd met de laatste restjes probeerde te helen. Voor mensen die Lupos een beetje kenden wisten ze dat Lupos altijd alles over liet aan zijn gastheer als het aan kwam op hevige pijn. Toch was dit afgelopen tijd geen enkele keer gebeurd, het waren Lupos zijn rode ogen die in paniek rond keken en niet de bruine van Storm. Lupos voelde zijn gastheer niet, hij voelde niet de aanwezigheid van de ander om terug te shiften. Hij probeerde zichzelf te beschermen toen er mensen naar hem toe kwamen, verpleegsters en docenten maar hij kon niets meer doen met zijn lichaam dan zijn lip op trekken waardoor je een paar van zijn tanden zag. Dus hij bleef liggen, hij sloot zijn ogen, ademde in één lange teug uit alsof hij weer elk moment kon sterven.
Het was als onder water liggen en amper iets kunnen horen van je omgeving. Zo voelde Storm zich op het moment dat hij wakker werd, niet in zijn lichaam maar in dat van Lupos. Het koste hem letterlijk bijna alles om een beetje bij bewustzijn te blijven en ook maar voor een seconde tijd te nemen om zijn lichaam aan te voelen. Hij wilde zo graag gaan slapen, het wolvenlichaam deed pijn, zijn hartstreek deed ondragelijk veel pijn, hij voelde niets meer in zijn achterste poten en hij was compleet verward door de omgeving waar hij was. Hij grabbelde met zijn voorpoten over de stenen koude vloer maar hij geraakte niet recht, alles in zijn achterhand leek het op één of andere manier niet meer te doen. Zijn ademhaling ging sneller, de paniek in zijn lichaam nam toe toen een verpleegster naar hem toe kwam. En toen deed Storm iets instinctief dat hij nooit in zijn leven zou doen, hij hapte waarschuwend met een kwade grol van diep in zijn keel. Hij zat half recht, hij probeerde recht te staan, hij probeerde terug te transformeren maar zijn lichaam liet het gewoon niet toe. Alles schreeuwde pijn, alles schreeuwde uitputting en vermoeidheid. Het gerommel bleef laag in zijn keel hangen terwijl hij zichzelf op één of andere manier tot rust probeerde te krijgen. Tot hij iets hoorde, iets dat zijn hele verwarde wereld tot stilstand bracht. Storm draaide zijn kop, zijn bruine ogen vonden die van Nadya tussen de verplegers en docenten in. Ze huilde, de tranen liepen over haar wangen, haar lichaam schrokte van verdriet. Hij bleef haar net zo lang aanstaren tot alle herinneringen langzaam maar zeker weer plaats vonden in zijn hoofd. Volle maan, het meisje, de boomstam, Devon, het water, de grot, de docent en dan … zwart. Hij leefde dus dat betekende dat Devon er zo zwaar aan toe was dat Nadya er kapot van was. Hij had zijn blik geen moment van haar los getrokken en zijn bruine ogen veranderde van de paniek naar de angst. Wat had hij gedaan? Wat had hij gedaan met Devon? Waarom was er hier een halve ziekenzaal vol aan verpleegsters, dokters en docenten? En waarom keken ze allemaal naar hem?
Storm probeerde zichzelf te laten terug transformeren maar het lukte niet. Alles zat vast in de vermoeidheid, in de pijn en hij werd er wanhopig van. Hij wilde vragen waar Devon was, hij wilde weten waarom iedereen naar hem keek, hij wilde weten wat hij had gedaan. Hij probeerde alle kracht te verzamelen om op zijn vier poten recht te geraken en het lukte uiteindelijk, de allerlaatste beetjes van de volle maan gaven hem dat beetje kracht, dat laatste beetje energie. Hij zou het niet redden, hij zou de transformatie niet bewust kunnen door gaan, de pijn zou hem opeten, om niet te zeggen doden. Maar hij wist dat als die maan volledig weg zou zijn het lichaam automatisch zou terug shiften en hij kon het niet, hij kon het gewoon niet. Daarnaast wist hij niet wat er met zijn beste vriend was gebeurd, hij wist niet waarom Nadya zo huilde, hij wist niet of het meisje nog leefde, hij wist niet. Het was één zwart gat en hij kon geen vragen stellen. ‘Storm?’ Vroeg één van de verplegers bezorgd. Storm snoof de geur van het bloed in en zijn ogen flikkerde onrustig, de rode omranding werd dikker, hij voelde zichzelf terug zakken in het wezen dat dit allemaal veroorzaakt had. Lupos bleef kranig op vier poten staan, hij bracht zijn hoofd omhoog en stootte het einde van zijn jacht uit, maar deze keer een jammerend traag gehuil die de hele school vulde met een immens soort van verdriet. En toen liet hij het toe om te transformeren, liet hij zichzelf terug opsluiten in de mens.
Een half uur, zolang duurde het voor Storm om volledig menselijk te worden. Iets wat hem normaal een tiental minuten zou kosten. Nu een half uur, een half uur waarin ieder botje in zijn lichaam kraakte en terug op zijn plaats kwam. Een half uur waar Storm de pijn doorstond die hem tot schreeuwen aanzette, die zijn hartslag pijnlijk hard liet daveren. Een half uur dat eindigde met een slap lichaam op een bed. Een zuurstofmasker, twee baxters, een hartmonitor, hopen aan infusen en naalden en een bewusteloze Storm, weliswaar, volledig mens, op een bed. Achter zijn netvlies speelde zich stukken van herinneringen af van afgelopen nacht, puzzelstukjes die hij samen probeerde te leggen en puzzelstukjes die hij kwijt was. Zijn hartslag ging zo ontzettend traag, geheel buiten de normen traag, zo traag dat het leek alsof het ieder moment weer zou stoppen. Zijn lichaam voelde aan alsof het ieder moment zou stoppen, de pijn werd onderdrukt maar was tastbaar tot in zijn tenen. Hij probeerde te denken, hij probeerde zijn ogen te openen maar er was niets dat lukte, hij hoorde enkel de verplegers praten, praten over hoe zwaar hij eraan toe was, hoe ernstig de situatie algemeen was. En Storm probeerde het, hij probeerde de ergst ervan te snappen, was Devon dood? Was het meisje dood? En dat beetje twijfel brak hem door midden, brak al het morele in Storm, brak alles waar hij ooit zo zelfzeker voor was geweest. Zijn vingertoppen tintelde zachtjes op het deken en er rolde één enkele traan uit zijn ooghoek, hij was … gebroken …
tag: Nadya and Devon --- words: 2136 --- notes: So Sad --- outfit: -
Onderwerp: Re: There's no coming back from this di dec 29, 2015 4:37 pm
Grond was hard. Okay, een algemeen geweten feit, maar toch iets dat je altijd leek te vergeten tot je er met een harde bons op neer viel. Vechtend tegen de intense moeheid die zijn hele lichaam raasde, probeerde hij weer op te staan. Tevergeefs. Met een zuchtje liet hij zichzelf weer op de grond zakken, merkte ook vaagjes op hoe de witte tegels een beetje rood kleurden, deels door zijn bloed en deels door het bloed van Devon dat op zijn gescheurde trui kleefde. Hij had het gehaald tot hier, nu moesten de bekwame verpleegsters hun werk doen. Uit de grond van zijn hart hoopte hij dat Storm het zou halen. Hoe moest hij zichzelf anders ooit nog in de ogen kijken? Hij had gedacht dat dat ene kantje van hem verdwenen was, op magische wijze, toen hij op dit eiland was gekomen. Het was zijn tweede kans geweest, en misschien had hij die ook verpest.
De teleurstelling in zijn vrienden zou zo groot zijn. Jamie, die hem deze taak had toevertrouwd. Jean, die altijd in zijn kunde had geloofd. Damian, die dacht dat hij voorgoed veranderd was. De andere docenten die hem altijd hadden gekend als een rustige, vriendelijke reus. De studenten die op hem vertrouwden als ze problemen hadden met wat dan ook. Devon, die zijn beste vriend misschien kwijt was. Nadya, die met dit verlies onmogelijk zou kunnen omgaan. Al die dingen flitsten door zijn hoofd terwijl hij toekeek hoe de chaos zoveel erger werd omdat Devon eindelijk uit zijn bewusteloze toestand wakker was geworden.
De hulpeloosheid die hij voelde toen de jongen helemaal door het lint ging en Nadya dicht in zijn buurt op haar knieën zakte en in huilen uitbarstte. De tranen kwamen ook in zijn ogen op. Hij had dit gedaan, deze keuze gemaakt. Maar dit was niet zijn verdriet, dat recht had hij niet. Clyde wendde zijn ogen af, hoorde vaag hoe iemand iets schreeuwde en er toen weer iemand op de grond viel. Het volgende wat hij hoorde, waren piepende wieltjes die door een deur verdwenen. En toen nam iemand hem vast bij zijn schouder om hem om te draaien. "Hey, haal even een derde bed!" Riep de verpleger, waarna de drukte opnieuw begon en hij niet veel later ook het bed in werd geholpen.
Het volgende wat hij besefte was iemand die bezig was met de wonden op zijn onderbuik en zijn schouders te verzorgen en te verbinden. De slaap begon hem steeds dieper naar beneden te trekken, maar hij bleef er tegen vechten. Damian, iemand moest Damian waarschuwen. Clyde probeerde overeind te komen, maar de verpleger duwde hem zacht terug. "Clyde, blijf alsjeblieft liggen", Zei hij, bijna smekend. Het was waarschijnlijk ook een slopende nacht voor de man, dus hij gehoorzaamde maar. Zijn ogen hield hij zo lang mogelijk open, staarde naar de monitor van de hartslagmeter die ze hem hadden omgedaan.
Zijn hartslag zakte, met af en toe weer een piek als hij zich er opnieuw tegen verzette. "Hoe lang stel je het al uit?" Klonk Jamie’s zachte stem opeens. De grote man had hem nooit zien aankomen. ”Vijf weken?" Mompelde hij schor, was zelf de tel kwijt geraakt. Het schoolhoofd schrok er zichtbaar van. "Clyde.. Ga maar, het is goed", Zei hij geruststellend, terwijl hij zachtjes tegen de rand van het bed tikte met zijn vinger. Clyde schudde zijn hoofd zachtjes. "D-Damian?" Bracht hij uit, terwijl zijn vriend met lichte paniek aankeek. "Ik vertel het hem wel", Zei hij met een knikje. Clyde knikte terug, besloot daarmee de deal. Daarna liet hij met een vermoeide zucht zijn hoofd in het kussen zakken, waarna hij nog een laatste blik opzij wierp en toen zijn ogen sloot en wegzakte in de comateuze toestand die hij kende als Thorsleep.
Onderwerp: Re: There's no coming back from this di dec 29, 2015 6:52 pm
### words
tag:
Clyde’s vertrek die avond uit de kamer baarde hem de grootste zorgen. Hoe slaperig hij zich ook mocht voelen Damian weigerde om verder te gaan slapen. Niet voor zijn hubby terug was tenminste. Met een zucht was hij uit bed gekomen en was hij bij het raam gaan staan. Buiten was er een hels onweer aan de gang, iets wat hij eerder al had vastgestelt door het gewoel van zijn kleine superheld. Honderden zaken vlogen door zijn hoofd heen, zaken die eigenlijk totaal niets met de kwestie nu te maken hadden. Damian wilde er niet aan denken dat er mogelijk iets kon gebeuren met Clyde puur omdat hij wist dat hij er aan kapot zou gaan. Wanneer zijn telefoon nog eens begon te trillen waren zijn gedachten helemaal op reis naar een andere plek. Het was zijn broertje Kyle, die kerel belde ook eens om het jaar of zo, om te checken hoe alles ging. Misschien maar beter dat de dude nu net belde.
Een tijd later was het of zo voor hij iemand hoorde kloppen op de deur. Zijn eerste gedachte was natuurlijk dat het zijn hubby was. Met enige opgewektheid in zijn stem zei hij zijn broer gedag om meteen naar de deur te lopen. Het was vreemd tho dat hij niet gewoon binnen kwam, like het stadium van wachten tot de ander open deed waren ze echt al lang voor bij hoor. Het was echter niet Clyde maar Jamie? Verward keek hij de man aan die zag er helemaal uitgeput uit alsof hij werkelijk in geen dagen meer had geslapen of zo. Al was uitputting niet hetgene wat het gezicht van Jamie overheerste, het was eerder droefheid. Was er iets gebeurd met een van de leerlingen? Of met Jean of zo? Met Clyde kon er niets gebeurd zijn right? Nah, het schoolhoofd had hem ooit gezegd dat hij er voor zou zorgen dat hij hem niets zou laten overkomen. Maar toch, dit tripje naar hem was alles behalve normaal. “Damian..” De man zweeg stil en staarde even naar de grond. De sportleraar maakte zich onbewust klaar voor de slag die hij zou gaan krijgen. Iets waarvoor jamie hem ruim de tijd leek te geven. “Het is Clyde. Hij is in de Thorslaap gegaan.” Als het al mogelijk was om iemands hart te horen breken, dan was het door de gehele school gehoord geweest. Onbegrijpend staarde hij naar Jamie. Natuurlijk was hem vertelt over de thorslaap, maar dat het werkelijk ook zou gebeuren. ‘Is hij.. oké?’ Perste hij moeizaam over zijn lippen. Het was een moeite om de tranen niet de vrije loop te laten gaan. Dit kon echt niet waar zijn!
Damian was meteen naar de ziekenzaal gegaan. Hij wilde niet dat Clyde alleen was, al zou de man hem toch niet opmerken nu. Er moest op toegezien worden dat er niets zou gebeuren met hem. Een taak die hij alleen zichzelf toevertrouwde. De chaos die hij aantrof in de ziekenzaal was compleet. Storm, Devon en Nadya waren aanwezig. De twee jongens waren niet aan de goeie hand, en hoewel hij zijn bezorgdheid het liefst van al over iedereen liet uitgaan ging zijn volledige aandacht naar de persoon die tegenover het bed van Devon lag. Zijn adem stokte voor een tweede maal die avond. Tranen schoten in zijn ogen. Clyde was gewond. Niet zo’n klein beetje ook. Het liefst van al was hij beginnen schreeuwen, ging hij degene achterna die dit had gedaan, maar hij raakte even niet over het feit dat zijn held daar in comateuze toestand lag. Voorzichtig schoof hij zijn hand in die van zijn hubby en streek kort door het lange haar van de man. Compleet overmand door de vrees dat hij hem had kunnen verliezen leek het momenteel wel of hij er als gehyptnotiseerd bij stond. Damian voelde zichzelf leeg vanbinnen. Alsof ze alle vreugde in hem hadden uitgeblazen alsof het een klein vlammetje was.
Onderwerp: Re: There's no coming back from this wo dec 30, 2015 7:57 pm
"hope will keep us going"
Vanaf het moment dat er iemand nogal haastig en ongeduldig op zijn deur klopte, gingen zijn ogen moeizaam open. Huh? Had hij zich nu ingebeeld dat iemand op zijn deur had geklopt? Vreemde shit gast. Maar oh, hij had het zich toch niet ingebeeld, de klop klonk opnieuw, harder dit keer. In zijn regenboogschaapjes pyjamabroek en tshirt liep hij naar de deur toe, die hij opende. Howard kneep zijn ogen wat dicht door het licht op de gang. ”Meneer Simpson? Meneer Nicholls vroeg of u mee kon komen naar de ziekenhuiszaal”, Klonk de jonge stem voor zich. Euhm.. Ok?? Zonder er al te veel vragen bij te stellen, draaide hij zich om, nam een zwarte trui van nike en trok die over zijn gigantische kapsel heen. "En er zit haast achter", Beklemde de stem, en hij liep al snel naar buiten om de deur achter zich dicht te trekken.
Beneden was er een drukte die hij niet had verwacht op dit tijdstip. Hoe laat was het eigenlijk? Er was geen tijd om dat te controleren, want ineens kreeg hij een stel blauwe handschoenen in zijn hand gedrukt. Met een vreemde, slaperige blik keek hij er naar. "Er is geen tijd te verliezen, Howard, we hebben je hulp nodig", Zei Jamie met een beklemde stem. Howard keek hem niet-begrijpend aan. Het schoolhoofd had ook handschoenen aan, en ging hem nu voor naar het laboratorium. Howard volgde hem de ruimte in, die er technologisch heel geavanceerd uit zag. Wow. Het rook er fel naar ontsmettingsmiddelen. In het midden van de ruimte waren twee verplegers bezig met een meisje, dat op een bebloed bed lag. Ze was buiten bewustzijn. "Storm Hal heeft haar gebeten", Zei Jamie zachtjes, met diepe spijt in zijn stem, alsof de man het zelf had willen tegenhouden met zijn eigen handen en verdrietig was dat hij dat niet had kunnen doen.
"En wat betekent dat precies?" Vroeg Howie zacht, zich niet bewust van de ernst van de situatie. Het schoolhoofd draaide zich naar hem toe en sprak even zacht terug. "Dat ze in een weerwolf veranderd of dood gaat als we niet snel iets doen", Zei hij. Howard’s ogen vlogen open en hij keek de man ontsteld aan. Meende hij dat?? Tuurlijk meende hij dat en dat was het ergste. "Wat kan ik doen?" Vroeg hij meteen vurig. "Hou haar atomen in de gaten, misschien kan je de verandering tegenhouden, of ze omdraaien. En we moeten een tegengif vinden", Zei Jamie, en hij knikte. Daar waren zij wel de geknipte personen voor. Meteen liep hij naar het bed en ging hij naast het meisje staan. Voorzichtig legde hij zijn handen langs de randen van de wonde, die al dichtgenaaid was, en begon hij een onderzoek te doen naar wat er zich vanbinnen afspeelde.
Tot hij een hele tijd later uit zijn concentratie werd gehaald door een deur die werd opengegooid. Het was Clyde, die er op z’n zachtst gezegd niet echt fris uit zag. Hij droeg iemand over zijn schouder en iemand onder zijn arm. Howard draaide zich terug naar het meisje, die nu wel stabieler was.. En er was al zo weinig personeel. Resoluut draaide hij zich om naar de deur van het lab en liep hij de gewone ziekenzaal in. Hij begon te helpen waar hij kon. Devon was de eerste waar hij bij was. De jongen zag er niet uit, hij leek wel gatenkaas ofzo. ”Devon hou je rustig.” Zei hij streng, terwijl hij hielp met het tegenhouden van de jongen zodat iemand hem zou kunnen bekijken.
Maar dat leek hij niet echt te willen. Howard had de grootste moeite om hem tegen te houden, serieus, deze gast mocht minder naar de gym gaan vanaf nu hoor. Of hij ietsje meer. Gelukkig was er een oplossing voor, ze begonnen hem vast te maken met riemen. Het bloed op zijn borst kleefde nu ook aan Howard’s handschoenen, en hij wou iets nemen om het bloeden te stelpen. Al stak Devon daar een stokje voor. De jongen trok zich ineens los en kwam wankelend uit het bed overeind. ”Devon hou je in godsnaam kalm!” Probeerde Howard nog, maar het had weinig zin.
Devon stormde naar het gordijn tussen hem en Hal toe, en trok het open. Dat had hij beter niet gedaan, want ja, iedereen had kunnen voorspellen dat hij daardoor niet echt blijer zou worden. Een luide, gorgelende schreeuw doorklonk door de ruimte, en hij begon alles in zijn buurt kapot te maken. Een paar verplegers sprongen op hem af, maar hij was gewoon te sterk. Van waar hij de kracht haalde, het was hem een raadsel. Howard moest iets doen en snel ook. Zijn blik viel op een rollend tafeltje waar allerlei instrumenten op lagen.. Inclusief verdovingsspuiten. Snel nam hij de grootste die hij kon vinden.
”En nu is het genoég!” Zei hij, waarna hij de spuit in de gespierde arm van de jongen stak en de vloeistof in één keer naar binnen spoot. Serieus, dit leek wel een film, het leek allemaal zo onecht. Howard zag hoe de jongen tegen de grond ging en liet zijn arm met de spuit zakken. Hij gooide hem meteen in een vuilbakje en hielp Devon opnieuw op een bed te leggen, eentje die hem naar de operatiezaal zou brengen. ”Dat had ik altijd al eens willen doen.” Zei hij slapjes, waarna hij half lachte om zichzelf. Niemand anders lachte, en hij klemde zijn kaken even op elkaar. Okay, het was misplaatst, maar misschien had hij iemand wat minder stress kunnen geven..
De docent kon niet echt helpen, van opereren had hij geen verstand.. Dus ging hij maar terug naar het lab, waar hij opnieuw naar het bed van het meisje ging en meteen zijn aandacht terug op haar toestand vestigde. Hier kon hij zich nuttig maken. "Bijna", Fluisterde hij, het meisje bewoog niet. Hij liet zijn handen boven haar lichaam zweven, langs haar schouders, borst, buik. Hij voelde het, het gif, het gloeide onder zijn vingers. Hij hoopte dat Jamie een tegengif zou vinden.. Want hij wist niet hoe lang hij het muteren van haar atomen nog zou kunnen tegenhouden.
Onderwerp: Re: There's no coming back from this wo dec 30, 2015 10:54 pm
and make death proud to take us.
Chaos, chaos, chaos. Het was het enige woord dat de hele tumult in deze ruimte kon beschrijven. Vanaf het moment dat Jamie midden in de nacht wakker werd gemaakt met de melding dat er iets goed mis was in het bos – écht iets goed mis was -, was zijn energiepeil nauwelijks gezakt door de spanning die in de hele ziekenzaal te voelen was, ook al was het nacht geweest. Voordat hij de verpleger naar de ziekenzaal was gevolgd, had hij Jean (die natuurlijk wakker geworden was van al het lawaai buiten de kamer) een kusje op haar wang gegeven en haar toegefluisterd en gerustgesteld dat ze verder moest proberen te slapen, dat hij dit met behulp van de verplegers en dokters kon afhandelen. Ze had haar slaap nodig, met al die lange vliegreizen die ze maakte voor afspraken buiten het eiland om of om iets van informatie te winnen over de naderende clash tussen het eiland en de overheid – een dreiging die steeds meer en meer dichterbij leek te komen.
En dan kwam dit er ook nog eens bij.
Toen Jamie de ziekenzaal binnenkwam werd hij begroet door een drukte die hij nog nooit eerder mee had gemaakt. Hij had flarden meegekregen over wat er was gebeurd – een gevecht in het bos, onnatuurlijk grote wilde dieren die zich daar ook bevonden, een groepje leerlingen buiten, enkele namen; Storm, Devon, Nadya – maar de verpleger had zo snel gepraat dat hem de helft al was ontglipt en alleen een paar kernwoorden van zijn uitleg waren overgebleven.
‘Leg haar maar hier neer!’ De stem van een verpleger schalde boven al het andere rumoer in de zaal uit en voor Jamie was dat het teken dat hij hier met een andere diagnose te maken had, anders dan de groep jongens die ook deze nacht in het bos waren geweest en nu ook in de ziekenzaal waren. ‘Wat is er met haar gebeurd?’ Met enige aarzeling kwam Jamie dichterbij naar het ziekenhuisbed en moest moeite doen om niet meteen van schrik enkele stappen achteruit te zetten zoals zijn intuïtie hem vertelde te doen; het meisje zag er afschuwelijk verminkt uit. ‘Gebeten door een gigantisch dier, maar iets dat duidelijk niet bij het dierenrijk hoort, meneer Nicholls…’ Iets dat niet bij het dierenrijk hoorde… De namen van de leerlingen die de verpleger noemde doemden in zijn gedachten op en ineens leken de puzzelstukjes in elkaar te vallen. Een weerwolf. ‘Storm,’ zei hij onmiddellijk, zonder twijfel. ‘Weerwolf.’ Meteen maakte de verpleger er een notitie van en riep iets naar een paar andere verplegers – waarschijnlijk iets van informatie nu er zekerheid was dat het een weerwolvenbeet was, zodat het meisje beter behandeld kon worden aan haar verwondingen. Het was volle maan vannacht. Natuurlijk. Jamie richtte opnieuw zijn blik op het meisje: ze bloedde hevig, stukken van haar huid lagen op haar lichaam als een soort lappendeken… Haar arm leek echter verbonden te zijn met een soort provisorisch verband, waarschijnlijk gedaan door degene die het meisje had binnengebracht – Nadya. Hij draaide zich om en keek de zaal rond, totdat hij het meisje zag dat nu op een snel tempo rechtsomkeert maakte, de zaal uit. ‘Ze is in ieder geval bij bewustzijn, ik ben zo terug,’ verzekerde hij de verpleger. ‘Haal Clyde en Howard! Nu, het is dringend!’ riep hij tegen een willekeurige andere verpleger die onmiddellijk de zaal uit stoof naar de slaapkamers van de docenten, waarna Jamie in de richting van Nadya liep en precies voor de deur ging staan, zodat haar weg geblokkeerd was. ‘Waar denk jij heen te gaan?’ Jamie’s stem was waarschijnlijk iets strenger dan ze van hem gewend was, maar op dit moment kon hij niet anders. ‘Naar buiten,’ was het antwoord van het gehavende meisje – precies wat hij verwacht had. ‘Dit is niet jouw strijd Nadya. Clyde wordt gehaald, hij gaat dit oplossen,’ probeerde hij haar iets gerust te stellen. Probeerde, met nadruk, want hij wist hoe weinig zijn woorden waarschijnlijk zouden uithalen. Jamie kende Nadya, hij wist van haar temperament en haar wilskracht – en bovenal had hij een idee hoeveel Storm voor haar betekende. Maar hij kon niet nog een leerling verliezen of voor nog meer bloedvergieten zorgen, niet nog een leerling naar buiten sturen in een bos dat op dit moment van de nacht alles behalve veilig was. ‘Ik moet naar hem toe,’ vervolgde ze, iets smekend. Natuurlijk – hij begreep het. Hij begreep dat ze alles voor haar vriend wilde doen. Maar hij kon haar niet zo’n groot gevaar laten lopen. ‘Nadya, jij hebt gedaan wat je moet doen.’ Ze had het meisje dat gebeten was door Storm gered en zelfs haar arm zo goed en zo kwaad als het kon verbonden, dankzij haar lééfde ze nog. ‘Nu moet je ons laten doen wat wij moeten doen.’ En daarmee doelde hij op hemzelf, op de verplegers en de dokters, en bovenal op Clyde en Howard die deze situatie hopelijk in zijn geheel zouden weten op te lossen. ‘Storm heeft jou straks harder nodig dan nu,’ vervolgde hij. Jamie probeerde zijn mening zo rustig mogelijk aan Nadya te vertellen, maakte oogcontact met haar zodat ze zich zo betrokken mogelijk voelde – en toch zag hij hoe de iris van haar oog vuurrood werd. ‘Nadya, Clyde kan dit aan, hij weet wat hij doet.’ Hij was er zeker van – Clyde had ervaring, hij had getraind – hij bracht bijna elke vrije seconde die hij had in de trainingsruimte door – hij kon dit simpelweg aan. ‘Met jouw bloed vorm je enkel een gevaar voor Storm,’ probeerde hij nog, maar het was duidelijk te zien dat Nadya niet van gedachten zou veranderen. Hij klemde zijn kaken stevig op elkaar, niet wetend wat hij met het meisje aan moest. Als Jamie nu weg zou gaan zonder Nadya een definitief antwoord te geven zou ze sowieso een manier vinden om aan zijn toezicht te ontglippen in de chaos die er nu in de ziekenzaal was en wie weet wat er dan nog allemaal zou gebeuren. ‘Als je wil kan je Clyde de weg wijzen naar Storm, maar daarna moet je terug komen.’ Hij liet zijn voorstel voor een moment tot Nadya doordringen. ‘Hoor je me?’ Vroeg hij uiteindelijk toen het meisje geen antwoord leek te geven. Jamie’s houding ontspande weer iets toen het meisje knikte als antwoord op zijn vraag en haar normale blauwe oogkleur leek te zijn teruggekeerd. ‘Zodra Clyde bij hen is kom je terug. Storm heeft jou waarschijnlijk nodig als hij wakker wordt en het liefst niet onder het bloed van het meisje dat hij gebeten heeft,’ herhaalde hij nog eens tegen Nadya, zodat haar ‘opdracht’ helemaal duidelijk was. Jamie zette een stap opzij zodat Nadya nu wel door de deur kon en keek het meisje dat hem bliksemsnel voorbij rende nog even bezorgd na, voordat hij zich weer tot de verplegers in de ziekenzaal wendde.
‘Hebben jullie iets kunnen vinden? Een eventuele oplossing, een manier waarop we haar geen pijn meer kunnen laten lijden - iets?’ Zijn stem klonk hard, zakelijker dan normaal toen hij het meisje op het ziekenhuisbed naderde, en hij zag hoe enkele verplegers hem met een niet-begrijpende blik aankeken, zo’n toon duidelijk niet van hem gewend. Van een verpleegster kreeg hij een paar handschoenen aangereikt die hij onmiddellijk aandeed, terwijl hij zijn blik strak op de hoofdverpleegster gericht hield.
‘We hebben haar wond ontsmet –‘ de vrouw leek haar adem iets in te houden toen ze Jamie’s blik zag, die duidelijk niet tevreden was met dit antwoord – ‘…en omdat ze nog maar zo kort geleden is gebeten, denken we dat het gif nog niet de kans heeft gehad om zich aan haar DNA te hechten en het te kunnen veranderen.’ ‘Mooi, daar hebben we iets aan.’ De twee verplegers die aan de rand van het bed stonden stapten allebei opzij zodat Jamie er bij kon en voorzichtig raakte hij met zijn vingertoppen de gebeten arm van het meisje aan – nog steeds zag het er misselijkmakend pijnlijk uit, maar het was gehecht en aan de beterende hand door de ontsmettende middelen en het andere werk dat de dokters en verplegers hadden verricht. ‘Het gif is door haar arm naar binnen gekomen, nietwaar?’ ‘Klopt meneer,’ stemde een verpleegster in. ‘Alleen lijkt dit gif zo anders dan normaal gif… Het lijkt alsof ze geen pijn van het gif voelt, alleen van de beet zelf en haar andere verwondingen, alsof haar lichaam zich er niet tegen kan verzetten…’ Veel tijd om zijn hersenen over die kwestie te breken had Jamie niet, want voordat hij het wist tikte er iemand op zijn schouder om te informeren dat Howard in de ziekenzaal was gearriveerd. Thank God. Meteen griste hij een paar handschoenen van de steeds meer afnemende stapel en drukte ze in Howards handen. De natuurkundeleraar leek slaperig – natuurlijk -, maar hij hoopte dat de drukte in de ruimte hem misschien iets wakker kon schudden. ‘Er is geen tijd te verliezen Howard, we hebben je hulp nodig.’ Hij slikte voordat hij hem voor enkele seconden aankeek om zijn boodschap beter tot hem door te laten dringen, maar draaide zich daarna weer om, om zich tot de verplegers aan het ziekenhuisbed te wenden. ‘Breng haar naar het laboratorium, daar kunnen we haar samen met Howard beter behandelen.’ Daar was de geavanceerde apparatuur, de microscopen – alles wat ze in theorie nodig hadden om deze hele situatie tot een goed einde te brengen. Een onmiddellijke reactie van de verpleegkundigen volgden en het meisje werd op het bed het laboratorium in gereden. ‘Twee verplegers komen met ons mee, de rest blijft hier op de wacht staan voor Clyde, Storm en Nadya als ze terugkomen.’ Hij wenkte twee willekeurige verplegers die achter het wegrijdende bed aan snel naar het laboratorium liepen en Jamie keek even Howard aan, om zichzelf er van te verzekeren dat hij ook meekwam.
De scherpe lucht van ontsmettingsmiddelen drong zijn neus binnen toen hij het laboratorium binnenstapte. De verplegers waren overduidelijk bezig om de wond klaar te maken voor het verdere onderzoek dat de twee leraren erop zouden verrichten. ‘Storm Hall heeft haar gebeten,’ zei hij met een wrange toon in zijn stem tegen Howie, die tot nu toe waarschijnlijk niet veel van de situatie mee had gekregen. ‘En wat betekent dat precies?’ was het antwoord van de natuurkundeleraar. Jamie draaide zich naar hem toe en dacht een paar tellen na over wat hij zou zeggen. ‘Dat ze in een weerwolf verandert of dood gaat als we niet snel iets doen,’ vervolgde hij met een zachte stem.
work in progressss
Laatst aangepast door Jamie Nicholls op wo jan 06, 2016 10:57 pm; in totaal 4 keer bewerkt
Onderwerp: Re: There's no coming back from this wo dec 30, 2015 11:13 pm
GRACE IS JUST WEAKNESS
Or so I've been told. I've been cold, I've been merciless. But the blood on my hands scares me to death Maybe I'm waking up today --------------------
Het was alsof ze viel. Alsof ze viel in een bodemloze, zwarte put. Er was niets, geen licht, geen geluid. Alleen een ijzig koud, leeg gevoel. Een gevoel dat haar hart in één leek te drukken. Dat haar hart, dat toch al met draadjes aan één had gehangen, verpulverde. Storm was dood. De enige die een beetje zin aan haar leven had weten te geven, was dood. De enige die haar begreep, de enige bij wie ze het gevoel had gehad dat ze zichzelf kon zijn, was weg. Voor altijd weg. Nooit meer zou ze zijn lach horen. Nooit meer zou ze het veilige gevoel voelen dat hij haar gegeven had. In haar ogen stonden tranen. Bewegen kon ze niet. Spreken kon ze niet. Het enige wat ze kon was toe kijken. Toe kijken terwijl het levenloze lichaam van Lupos op een bed werd gelegd. Toe kijken hoe Devon zich met geweld los wist te maken van zijn bed en de verplegers die er om heen stonden. Het was alsof alles in een waas aan haar voorbij trok. Alsof ze zich achter een glazen wand bevond, die geen geluid doorliet. Het enige wat ze hoorde was het geruis van haar bloed in haar oren. Nadya wou schreeuwen. Wou Storm’s naam roepen en hem smeken wakker te worden maar het was alsof haar stembanden verlamd waren. Het enige wat uit haar keel kwam, was een zacht, wanhopig gesnik. Dit kon niet het einde zijn, ze kon hem niet echt kwijt zijn. Dat kon gewoon niet! Zonder Storm had ze niemand. Niemand die haar menselijk kon houden. Niemand die zou kunnen voorkomen dat ze het monster zou worden dat iedereen dacht dat ze was. Niemand die haar gebroken hart zou kunnen lijmen. Haar hart dat nu nog verder uit één lag dan het al gelegen had. Haar benen hadden het begeven. Huilend had ze zich op de grond in één laten zakken. Dat haar lichaamstemperatuur tot onder het vriespunt was gezakt had ze niet door. Dat Devon volledig door het lint ging had ze niet door. Het enige wat ze zag was het levenloze lichaam van Lupos, zelfs met haar handen voor haar gezicht geslagen en haar ogen gesloten. Hoe had het zo ver kunnen komen? Hoezo had ze het zo ver laten komen? Waarom had ze niet ingegrepen? Waarom was ze niet zelf tegenover Lupos gaan staan? Waarom had ze naar Jamie geluisterd? Waarom had ze er op vertrouwd dat Clyde Lupos onder controle zou kunnen houden? Dat hij op het juiste moment zou stoppen. Dat hij niet te ver zou gaan. Dat hij niet Storm’s grootste angst uit zou laten komen; dat Lupos zijn dood zou worden. Hoe had ze zou stom kunnen zijn? Mensen waren niet te vertrouwen. Mensen gaven meer of zichzelf dan om anderen, zouden altijd hun eigen veiligheid voor iemand die ze nauwelijks kenden zetten.
“Nadya, wordt alsjeblieft rustig.” De smekende vrouwen stem dronk nauwelijks tot haar door. De hand die heel even op haar schouder werd gelegd, maar abrupt werd terug getrokken voelde ze niet. Haar handen had ze voor haar gezicht weg laten zakken. Tranen stroomden ongecontroleerd over haar wangen. Het was alsof de muren die ze in de afgelopen eeuw zo zorgvuldig had opgebouwd in één waren gestort. Het kon haar niets meer schelen dat anderen haar tranen zagen. Dat ze zagen dat ze gebroken was. Niets kon haar meer schelen. Storm was dood. Nooit meer zou ze hem zien. Nooit meer zou ze bij hem zijn. Haar ogen vonden die van Devon. Voor het eerst leek de waas die om haar heen lag iets op te klaren; zag ze de tranen die over zijn wangen liepen. Zag ze hoe hij overeind werd getrokken en vast werd gegespt op een bed. Nog altijd stroomden er bloed uit de wond in zijn nek. De wond die Lupos gemaakt had. Een wond waar Storm zich nooit schuldig over zou kunnen voelen, omdat hij nooit meer iets zou voelen. ‘Het spijt me.’ Nadya zag hoe Devon’s lippen de woorden vormden, maar geluid kwam er niet. Net zo min als er uit haar mond geluid kwam om hem te zeggen dat het haar speet. Het enige wat ze kon was zachtjes haar hoofd schudde. Het was niet Devon’s fout, zij had moeten weten dat hij dit gevecht niet aan had gekund. Dat zelfs een beer zo groot als een bestelbus niet opgewassen was tegen de bloeddorstige weerwolf. Zij was degene die al eens tegenover Lupos had gestaan. Zij was degene die Lupos al eens had tegen gehouden. Zij was degene die vannacht tegenover hem had moeten staan, dan had Storm nu misschien nog geleefd. “Nadya, je moet echt je temperatuur laten stijgen.” Weer die smekende vrouwen stem. Weer die hand die enkele seconden op haar schouders lag, maar die ze nu wel voelde. Haar blik ging naar de stenen vloer. Naar de vorst laag die zich op een deel van de stenen had gevormd. Huiverige blies ze haar adem uit, ging met haar hand langs haar gezicht waar haar tranen zich tot kleine ijskristallen hadden gevormd. “Laat alsjeblieft je temperatuur stijgen, dit is slecht voor Storm.” Verward gingen Nadya’s ogen naar het bed waarop de wolf nog altijd roerloos lag. Waarom zij die vrouw dat de vorst slecht voor Storm was? Storm was dood, die kon niets meer voelen. Haar blik ging langs de doctoren en verplegers die druk met de wolf bezig waren. Was er nog hoop? Dachten ze dat ze Storm terug zouden kunnen halen? Dat er een kans was dat ze zijn hart weer zouden kunnen laten kloppen? Dat zijn hart gestopt was had ze direct geweten. Op het moment dat ze het slappe wolven lichaam over de schouder van Clyde had zien liggen had ze geweten dat ze Storm kwijt was. Nadya wist genoeg van Lupos om te weten dat hij de pijn aan Storm overliet. Dat als hij ernstig gewond was hij terug transformeerde en dat de enige rede dat hij dat niet zou doen, zijn dood zou zijn. Huiverend sloot ze haar ogen, spreiden ze de vingers van haar trillenden handen om haar handen vervolgens langzaam tot vuisten te ballen. Het was alsof ze het ijs weer in zich opnam. De temperatuur in de zaal begon weer te stijgen. De korte opluchting in de ogen van de verplegers zag ze niet. Evenals de minuscule beweging van het wolvenlichaam.
Wat als ze hem echt terug konden halen? Wat als ze hem niet echt kwijt was? De gedachte gaf haar een heel klein beetje hoop. Hoop die ze niet hebben wou omdat ze wist, dat ze het niet aan zou kunnen hem nog eens te verliezen. Al vroeg ze zich af of ze het überhaupt aan zou kunnen; of ze het aan zou kunnen als dit écht zijn einde was. Als dit hun einde was. Weer liet ze haar hoofd in haar handen zakken. Nog altijd zat ze zachtjes snikkend, op haar knieën in het midden van de ziekenzaal. Ten midden van alle chaos. Ten midden van alle docenten, verplegers en doctoren. De waas was nog altijd niet volledig opgetrokken. Nog altijd had ze het gevoel achter een glazen wand te zitten, kijkend naar een schouwspel waar zij geen deel van uit maakte. Het voelde onwerkelijk, alleen de pijn was werkelijk. De ijskoude leegte die Storm achter had gelaten.
Het gekletter van het materiaal drong nauwelijks tot haar door. Het gebroken gejank, daarin tegen wist haar trans wel binnen te doorbreken. Haar handen vielen weg voor haar gezicht en haar ogen zochten naar de wolf. Naar Storm. Haar zicht werd geblokkeerd door de verpleegsters, die op Storm’s bed af waren gesneld. Zou het kunnen? Zou het kunnen dat Storm terug was gekomen? Dat ze hem niet kwijt was. Nadya wou zich bewegen, maar haar lichaam leek nog altijd als aan de grond genageld. Weer was het enige wat ze kon kijken. Kijken naar de ruggen van de verplegers in de hoop een glimp op te vangen van de wolf. Nog altijd liepen er tranen over haar wangen, tranen die niet leken te stoppen zelfs nu Lupos wakker was. Nu er een kans was dat ze Storm terug zou krijgen. Het gegrol van de wolf, deed haar hart een slag over slaan. Niet omdat ze bang was, maar omdat het weer een teken van leven was. Een teken dat ze Storm niet echt kwijt was. Door haar tranen heen keek ze naar de verplegers, naar de docenten die om de weerwolf heen stonden. Een snik verliet haar keel toen haar ogen de zijne vonden. Voor even kon ze niets anders dan in zijn bruine ogen kijken. Strom leefde. Ze opende haar mond om wat te zeggen, maar de woorden kwamen niet. Ze zag zijn emoties weerspiegeld in zijn ogen. De paniek, die omsloeg in angst. Op haar handen en knieën wou ze naar hem toe kruipen, maar twee sterke armen trokken haar terug. “Nu is het klaar. Laat dit aan ons over en blijf uit zijn buurt.” zei een dwingende, geïrriteerde mannenstem. Kennelijk waren ze klaar met studenten die door draaiden in de ziekenzaal. Met studenten die niet luisterden en de chaos die er toch al heerste, nog groter wisten te maken. Nadya wou zich verzetten, wou zich los vechten uit de sterke greep van de verpleger maar ze had er de kracht niet voor. Ze voelde hoe ze van de grond af werd getild, hoe ze naar de andere kant van de zaal werd getild en op een stoel werd gezet, als een lappenpop. “Blijf hier zitten. Dan mag je straks naar hem toe.” zei de verpleger, wiens stem nu iets aardiger klonk dan die zojuist had gedaan. De man aankeken deed ze niet, haar ogen zochten naar Lupos, naar Storm. De weerwolf had zich opgericht, zijn ogen kregen hun rode kleur terug. Heel even was ze bang dat het nog verder zou gaan. Dat Lupos nog meer slachtoffers zou maken. Nadya wou overeind komen uit de stoel, maar werd door zowel de hand van de verpleger als de jammerende huil van Lupos tegen gehouden. Stilletjes keek ze toe hoe Lupos weer in één zakte.
Nadya wist niet wat ze denken moest. Wat ze voelen moest, terwijl ze naar Lupos staarde wiens lichaam zich nu al bijna een halfuur in onnatuurlijke bochten trok. Het gekraak van zijn boten maakte haar misselijk, maar buiten die misselijkheid voelde ze niets. Het was alsof ze verdoofd was. Alsof al haar gevoelens af gestompt waren. Alsof ze uit één gespat waren op het moment dat ze Storm’s bruine ogen had gezien en ze met een klap op de bodem van de put, die eerst nog bodemloos geleken had, was gevallen. Wat moest ze doen? Wat moest ze hem zeggen? Moest ze hem vertellen wat er was gebeurd? Moest ze hem vertellen dat hij dood was geweest? Dat hij de keel van zijn beste vriend open had gereten? Dat hij een meisje gebeten had? Dat Devon was doorgedraaid toen hij erachter was gekomen dat zijn beste vriend dood was? Dat zij het gevoel had gehad dat haar wereld in één was gestort? Dat ze niet wist of ze het kon; met hem bevriend zijn. Omdat ze hem niet nog eens kon verliezen. Omdat hem verliezen haar zou breken.
Al die vragen verdwenen naar de achtergrond, toen Lupos lichaam definitief plaatst maakte voor dat van Storm. Nadya schoot overeind, snelde naar zijn bed toe. Haar hart klopte in haar keel. Haar ogen vulden zich weer met tranen. Huiverend haalde ze adem, terwijl ze op de rand van zijn bed ging zitten. Dit keer was er niemand die haar tegen hield. Niemand die haar bij hem vandaan trok. “Storm.” Zijn naam was niet meer dan een fluistering. Haar hand sloot zich om zijn vingers, die zachtjes over het deken bewogen hadden. Met de vingers van haar andere hand streek ze zachtjes de traan die langs zijn wang gleed weg. “Ik dacht dat ik je kwijt was.” fluisterde ze, met een stem die verstrikt was door de tranen. Voorzichtig boog ze zich iets naar voren, drukte ze haar lippen zachtjes op zijn voorhoofd. “Het komt allemaal goed.” prevelde ze, met haar gezicht vlak bij de zijne. Haar aandacht werd getrokken door een zacht gepiep, een bed met daarop Devon werd de kamer in gereden. Zijn bed werd zo neer gezet dat hij hen niet zou kunnen zien en zij hem niet. Alsof de verplegers niet wouden dat de twee nu al weer bij elkaar zouden komen. Zouden ze het hem al verteld hebben? Zouden de verplegers Devon al verteld hebben dat Storm niet dood was? Dat hij hier lag? Zwak en gebroken, maar levend?
Onderwerp: Re: There's no coming back from this do dec 31, 2015 3:42 pm
There's no coming back from this
De prik die Howard in zijn gespierde bovenarm geplant had, deed Devon naar adem happen. Onmiddellijk had hij geweten wat de intentie was van zijn fysica leerkracht, doordat hij de geur in de spuit herkende. Als het niet aan het verdovingsmiddel had gelegen, had hij de hele ziekenzaal overhoop gehaald. Hij wilde bij het lichaam van de wolf blijven. Het lichaam waarvan hij wist dat zijn beste vriend er ergens, heel diep vanbinnen, in schuil ging. Of er in ieder geval ooit in schuil had gegaan. En zij wilden hem er bij weg halen. Hopeloos probeerde Devon zijn arm naar hem uit te strekken, om hem aan te raken. Hij wilde het zelf voelen, hoe koud en onbeweeglijk Lupos was. De signalen van de artsen, verplegers en docenten rondom hem, de diepbedroefde blikken in hun ogen, hij wilde ze niet geloven, hij kón ze niet geloven. Het kon gewoon niet dat Storm zijn leven gelaten had. Maar ze gunden hem gewoonweg geen moment om op een waardige manier bij zijn beste vriend te zijn. Nee, in de plaats daarvan spoten ze hem plat en sleurden hem met vier man weg bij Storm. Om hem daarna voor de tweede maal vast te gespen op een bed, alsof hij een bezetene was. Devons normaal steenharde spieren leken met de seconde slapper te worden en hij voelde hoe zijn lichaam niet meer mee kon met de strijd die hij wel nog in zijn hoofd bleef voeren. Ze wisten toch hoe veel Storm voor hem betekende, ze wisten toch dat ze zoals broers waren? Waarom namen ze hem dit moment af? Een ijzige koude trok doorheen de ziekenzaal en Devon kreunde zachtjes terwijl de tranen eindeloos over zijn wangen bleven stromen. Op zijn lichaam verscheen overal kippenvel en Devon deed nogmaals een poging om zijn handen uit de riemen los te rukken, maar ditkeer bleven ze doodsstil op bed liggen. Zijn betraande ogen vingen de blik van Nadya op en hopeloos probeerde hij met haar te communiceren, maar net zoals dat hij er niet toe in staat was, was zij dat ook niet. Devon voelde haar pijn, voelde hoe zijn hart net zoals dat van haar een stekend gevoel in zijn borstkas achterliet. Alsof iemand er een onmisbaar deel, toch uitgerukt had. Nadat hij nog een allerlaatste blik naar het levenloze lichaam van de wolf geworpen had, vielen zijn ogen dicht. Zijn lichaam functioneerde niet meer, hij had alle controle over zijn spieren verloren. Maar achter zijn oogleden leek hij haast wakker te blijven. Met alle laatste krachten die hij in hem had luisterde hij naar zijn omgeving. Luisteren was het enige wat hij nog kon. Ze hadden hem zijn zicht afgenomen, zijn beweeglijkheid en zijn ademhaling hing slechts nog aan een zijden draadje.
De schel piepende wieletjes van het bed waarmee ze hem de ziekenzaal uitgereden had, overheerste alle andere geluiden. Maar Devon klampte zich eraan vast, met alles wat hij nog in hem had, alsof hij wachtte op het moment dat het geluid van de wielen zou transformeren naar het stemgeluid van Storm. Maar hij zakte dieper en dieper weg, totdat het opeens leek alsof hij in een vreemde droomwereld terecht kwam. Devon zag hij hoe zijn omgeving veranderde en hij in het bos terecht kwam. Het was zonnig, de vogels fluitten en het ondiepe riviertje kabbelde vrolijk tussen de scherpe stenen door. En daar had je Hal, aan de overkant van het riviertje. Hij sprong behendig van steen naar steen en Devon keek hem grijnzend aan. "Dus mag ik ook de naam van deze behendige indringer weten?” ‘Storm Hall, maar ik verkies liever Hal.’ Even werd het vredig in zijn hoofd bij zijn eerste herinnering die hij van Storm had. Net toen Hal het liedje van Jungle Book begon te zingen, werden de geluiden in zijn gedachten overstelmd door een schel geluid van metaal op een stenen vloer, hetzelfde geluid als er had weerklonken toen hij een tafeltje vol materiaal omver had geslagen. ”Wat was dat?” Hoorde hij een van de verplegers zeggen die zijn bed richting de operatiekamer reed. ”Ik zou het niet weten, hebben ze misschien St…” de stem zonk weg en Devon zijn gedachten namen weer de overhand. Ditkeer was hij weer bij hetzelfde riviertje, alleen was het nacht ditkeer en viel de regen met bakken naar beneden. Donder weerklonk aan de hemel en het normaal, kalme water ruiste heviger tussen de rotsen door en kleurde lichtrood van het bloed. ‘Laat hem niet winnen.’ Zijn herinneringen liepen in elkaar over en voor hij het besefte was de pijn in zijn keel opnieuw zó reëel dat zijn verdoofde lichaam begon te beven. In zijn gedachten hing de wolf er weer aan, probeerde zijn strot eruit te bijten en Devon begon opnieuw de naam van Storm te murmelen in zijn onderbewustzijn. Hij had gefaald. De wolf wás gewonnen, hij had iemand gebeten, hij had ervoor gezorgd dat Clyde in coma was gegaan én hij was erin geslaagd om zijn gastheer te vermoorden. Devon gaf langzaam op, zijn lichaam begon nog te zweten en zijn ademhaling die nog amper intact was begon rare dingen te doen. ”Hij gaat in hypovolemische shock!” En toen weerklonk een geluid, waarvan Devon nooit gedacht had dat hij blij zou zijn om het te horen. Een langgerekte, klagende huil die secondenlang bleef aanhouden en door merg en been ging. Hij voelde hoe de artsen die aan hem bezig waren kort verstijfden en Devon kreeg om de een of andere manier zijn ogen weer open, waardoor hij op een kille, angstaanjagende manier naar boven staarde. De lamp die boven de operatietafel hing scheen in zijn ogen en leek haast op het licht aan de einde van de tunnel waar mensen het zo vaak over hadden. Maar hij zou er niet naartoe gaan, niet zolang hij dat minuscule beetje hoop had. Hoop die de huil hem gegeven had. ”Geef hem extra verdoving, we mogen echt geen seconde meer verliezen, of we verliezen hém.” Opnieuw een naald die in zijn huid zonk en een maskertje dat op zijn mond werd geplaatst. Devon sloot gewillig zijn ogen, om vervolgens te voelen hoe het stil werd in heel zijn lichaam.
Langzaam maar zeker kwam hij weer bij bewustzijn, opnieuw in de ziekenzaal waar hij oorspronkelijk gelegen had voordat hij de controle over zichzelf verloren was. Een verpleegster kwam bij hem en gaf hem iets of wat uitleg over de toestand van zijn lichaam. Maar het was niet zíjn lichaam dat hem interesseerde, al was hij een been verloren. De huil was het enige aan wat hij kon denken en hoezeer Devon zijn lichaam ook pijn deed, toch nam hij de moeite om zich wat te draaien in zijn bed en dezelfde kan op te kijken waar Lupos daarstraks gelegen had. Het enige wat hij zag was een gordijn. Hetzelfde gordijn dat hij doorheen de kamer had gesmeten om bij Storm te geraken. Alle chaos van daarstraks was verdwenen en het was ijzig rustig in de ziekenzaal. Zo rustig dat het hem een beklemmend gevoel was, alsof er helemaal niets ernstigs gebeurd was. Devon murmelde iets en hief zijn arm op waar de infuus aan hing. Hij was net begonnen aan het lospulken van de plakband die de naald op zijn plaats hield, toen er opeens iemand zijn hand op die van hem legde. ”Bob..” klonk een bekende stem en met grote, verdwaasde ogen keek Devon op naar de man die langs zijn bed stond. ”Ik weet dat je een eigenwijze koppigaard bent, maar luister nu voor één keer naar Howie.” Een furieuze blik kwam op zijn wenkbrauwen te staan toen hij zag dat het Howard was. De man zijn enorme haardos ontnam hem het uitzicht op de gordijn en hij deed iets geks met zijn neus als poging om zijn veel te grote bril op zijn neus te houden. ”Ga weg.” bromde Devon de man in zijn pyjamabroek met regenboogschaapjes hees toe. Zijn stem klonk zo vreemd, zo anders, alsof het niet zijn stem was. Howard keek hem met zijn grote, vreemd uitziende ogen aan en een gehakkeld, spastisch lachje verliet zijn keel. ”Als je je infuus laat hangen waar ie hangt, mag je iets ‘leuks’ zien!” De man greens Devon opnieuw veel te breed toe en klikte de remmen op de kleine wieltjes van het bed los. Een enkele traan bingelde uit de ooghoek van Devon naar omlaag en hij wendde zijn blik van Howard af. Dit was wel het láatste waar hij nood aan had. de enige plaats waar hij Howard wilde zien, was met zijn keel tussen zijn handen, zodat hij hem het zwijgen kon opleggen. Hij had hem zijn laatste momenten met Storm ontnomen, en nu wilde hij hem iets leuks laten zien? Bezat die man dan geen enkel greintje tact? Het bed kwam schokkend in beweging en Devon sloot zijn ogen als poging om de pijn buiten te sluiten. De kleinste beweging bracht zodanige steken met zich mee, dat hij nog liever met zijn blote voeten over glasscherven zou lopen dat die pijn te moeten verdragen.
”Ga je echt je ogen niet openen Bob?” hoorde hij Howard weer zeggen toen het bed opnieuw stil stond. Devon hield zijn ogen koppig gesloten en klemde zijn kaken op elkaar als poging om zo de frustraties die hij voor de man voelde te verbijten. Op dat moment hoorde hij in de verte hoe iemand Howard riep en kon hij de druk op zijn kaken weer loslaten toen de man wegwandelde. Opnieuw ademde hij voorzichtig in via zijn neus, wat nog steeds moeilijk ging, maar wel al beter sinds dat ze -wist hij veel wat- met hals gedaan hadden in de operatiezaal. ”Devon.” Het was de zachte stem van Nadya en een rilling ging door zijn gehavende lichaam. Heel langzaam opende hij zijn ogen die onmiddellijk weer overliepen van de tranen. Zijn bed stond recht tegenover een ander bed, de voeteinden kwamen nét niet tegen elkaar. Hij draaide zijn hoofd in de richting van Nadya, die op de zijkant van het andere bed zat. Zelf keek ze van zodra ze oogcontact hadden weer opzij, naar het bed waar ze op zat. Devon keek naar haar hand, waarmee ze een andere hand omklemde en voelde hoe zijn adem stokte. Het was Storm die op het bed lag, met zijn ogen gesloten. Net zoals Devon had hij een zuiver wit tshirt aan en lag het laken op het deken tot net over zijn middel. Er hingen onnoembaar veel draadjes aan zijn lichaam, die achter zijn tshirt uitkwamen en verbonden waren met zijn borst. Hij zag er zo vredig uit, zo kalm, maar de stille traan die over zijn wang liep sprak voor zich. Devon hapte naar adem, bracht zonder dat hij het zelf wilde een harde, hortende snik uit. Het klonk afschuwelijk en voelde hoe zijn keel begon te branden. Hij leefde, Storm leefde, maar in welke toestand? De machinen die langs zijn bed stonden beangstigden hem echt. Een schunnige hoest borrelde op bij hem en opnieuw vlogen er enkele drupjes bloed uit via zijn mond naar buiten. Ze staken hard af op zijn wit tshirt. Devon woelde in zijn bed, deed een poging om recht te staan, maar geraakte niet verder dan het deken half van hem af te duwen. ”Laat me nie…” Devon keek met rooddoorlopen ogen naar zijn vriend die doodsstil op zijn bed lag. ”…alleen.” Zijn stem was haast onherkenbaar. Hij sloot zijn ogen en greep met zijn hand naar de nekkraag die zijn keel ondersteunde. ”Stormon.” fluisterde hij en opende zijn ogen weer om Hal met een doodsangst in zijn ogen aan te staren. De hartslagmonitor waar hij aanhing ging heel traag op en neer, bijna even traag als die van Clyde gedaan had en Devon had zo’n bang dat er een rechte lijn op zou verschijnen. Hij was bang, oprecht bang.
There's just too much that time cannot erase ♦ ♦ ♦
Onderwerp: Re: There's no coming back from this vr jan 01, 2016 2:01 am
.Always live before you die.
It takes ten times as long to put yourself back together than is does to fall apart
Het enige hoorbare op dit moment in zijn leven was het trage geklop van zijn eigen hart, dat trage rustgevende tempo van zijn pijnlijk gebroken hart. En op zoveel mogelijke manieren deed dat geklop pijn in zijn borstkast. In zoveel mogelijke manieren brak dat geklop in zijn borstkast hem iedere keer weer. Je kon hem alles zeggen, je kon hem met zoveel gerust stellen maar het was nooit goed genoeg, het was nooit genoeg voor hem om te blijven vechten. Iedere keer opnieuw was wakker worden met het geklop van zijn eigen hart het enige wat hij niet wilde horen als hij wakker werd. Iedere keer weer hoopte hij wakker te worden in een ander leven, een andere omgeving maar iedere keer weer werd hij teleurgesteld door de impact van de realiteit. Ja, hij was er weer vanaf, ja, hij leefde nog maar het woog niet op tegen alle dingen die hij in die twaalf nachtelijke uren had gedaan. Terwijl de wereld langzaam tot stilstand kwam hoopte hij dat hij ook zou stil staan in tijd en langzaam terug kon keren, stap voor stap. Uiteindelijk ebde dat gevoel weg, samen met de pijn van zijn hart, samen met de gebrokenheid ervan. Hij zou weer leven, hij zou weer kloppen. Maar nu … wat was er om voor te leven na dit? Waarom zou hij willen wakker worden met de schuldgevoelens? Misschien kon hij nog een beetje slapen, misschien kon hij Lupos maar gewoon laten doen, hij zou het toch niet beseffen. En dan zou misschien iemand hem uit zijn lijden verlossen en hij zou het niet weten. Dat was wat hij wilde, het niet meer wakker worden, het blijven vast zitten in de wolf. Hij wist het niet, maar Lupos beschermde hem tegen alles van buitenaf, alle haat, al het verdriet, Lupos beschermde hem tegen alle emoties die hem zouden breken. Nog een klein beetje slapen, het kon vast geen kwaad.
Terug transformeren was zoals leven tussen twee werelden in, waarin je je armen strekten en net de twee afzonderlijke werelden niet kon raken. Hij ving flarden van Storm en hij ving flarden van Lupos, beelden, korte momenten van de twee afzonderlijk, van de twee samen. Het bracht dromen, onsamenhangende momenten samen tot één grote warrige massa. Hij zag zichzelf naast de weerwolf, naast Lupos. Hij zag zichzelf jagen met de wolf die nu een deel van hem was geworden, hij glimlachte naar het magere schepsel, hij gaf het een leven. Maar hij zag ook andere dingen, bloed, angst en hopen aan verdriet. Hij zag zijn Lupos over een lichaam gebogen staan, toen hij opkeek drupten zijn tanden van het bloed. “Nee!” Hij wilde het schreeuwen maar er kwam geen geluid uit zijn keel. In plaats daarvan schreeuwde hij de pijn die zijn lichaam veroorzaakte door de terug transformatie. Hij schreeuwde toen ieder beetje haar verdween, hoe zijn klauwen langzame nagels werden, toen hij zijn hartslag uit zijn borstkast voelde schieten, toen hij de misselijkheid als een sneltrein over zijn lichaam voelde golven. Hij hapte naar adem tegen de stenen vloer en viel meteen weer bewusteloos. Zijn hartslag kwam via een rollercoaster naar beneden en stopte op het allerlaagste punt, het punt waarom je kon fluisteren: “Vecht voor je leven Storm, er is nog zoveel dat je niet gezien hebt.” En dat deed het … traag, op het randje en volledig hopeloos.
Zijn naam klonk zover weg, alsof er iemand van aan de andere kant van het eiland naar hem stond te roepen, al was het zo zacht en verdrietig. Hij probeerde zijn lichaam boven water te krijgen maar hij was te moe, te moe op tegen de stroom in te vechten dus bleef hij in deze diepe ontoereikbaar toestand liggen, tussen dromen en wakker zijn. “Ik dacht dat ik je kwijt was.” Hoorde hij iemand fluisteren. Hij voelde handelingen, een hand rond het zijne, een vinger langs zijn wang. Camille? Hij probeerde zijn ogen te openen, hij wilde haar zien, hij wilde zijn beste vriendin zien … maar hij zag niets. Hij zag enkel het beeld van haar voor zijn netvlies. ‘Ik dacht dat ik je kwijt was.’ Herhaalde ze. Storm keek naar haar levendige gezicht, naar de tranen over haar wangen en hij schudde zachtjes zijn hoofd. Zo rap zou ze niet van hem af geraken, al stond er een leger voor hen in, al stond er een monster voor hen in. Maar het beeld leek zo echt, de zachtheid van haar groene ogen leek zo echt. ‘Wat doe je hier?’ vroeg Storm haar zwakjes. Ze hield haar hoofd schuin en veegde haar handen langs haar betraande wangen. ‘Kijken hoe je het doet. Er zijn veel mensen bezorgd om je Storm.’ Ze kwam naar het bed en omklemde zijn hand. Ondanks dat het iets van een droom was, knepen zijn vingers echt heel zachtjes tintelend samen in het hand dat hem echt vast had. ‘Ik wil dit niet meer, ik ben een monster.’ Prevelde Storm. ‘Zelf als je een monster bent, er is niets wat jou van mij kan scheiden. Maar je moet vechten Storm, je moet het andere toelaten om om je te geven want enkel zo kunnen we elkaar terug zien. Laat ze je helpen, geef niet op, vecht.’ Zei ze bemoedigend. Hij voelde hoe ze een kus op zijn voorhoofd drukte ondanks dat ze niet van haar plaats week. “Het komt allemaal goed.” Knikte Camille, al was haar stem dubbel, alsof twee mensen net hetzelfde zeiden op exact hetzelfde moment. Storm knikte naar haar toen ze de deur uit wandelen en hij weer in een zwarte wereld belandde.
Hij probeerde het opnieuw, het wakker worden. Hij hoorde dingen, hij rook dingen maar niets in zijn lichaam leek te werken. Sterker nog, hij had geen gevoel in zijn benen, zijn hartstreek deed ondragelijk veel pijn en alles tintelde soms zachtjes, alsof hij net aan 1000 volt had gehangen. Maar hij had het ijskoud, alles in zijn lichaam smeekte om een beetje warmte. Hij hoorde voetstappen naderen, het hand lag nog steeds op het zijne. Hij wilde erin knijpen maar het lukte niet, zijn lichaam wilde niet mee doen. Er stopte iemand naast zijn bed, hij hoorde de persoon schrijven op papier. ‘Storm, kun je me horen?’ Vroeg ze vriendelijk. Hij probeerde iets duidelijk te maken, iets in zijn lichaam aan te zetten tot bewegen maar er gebeurde niets, het bleef stil. Er kwamen nog voetstappen aan, Storm kon hun gesprek horen. ‘Hij reageert niet.’ Zei de ene dokter. ‘Gezien zijn toestand is dat niet wonderbaarlijk, ik denk dat we hem nog zeker een paar uur tijd moeten geven. Daarnaast weet ik niet welke functies van zijn lichaam hij nog zal kunnen gebruiken gezien de hoeveelheid schadelijke stroom hij door zijn lichaam heeft gekregen.’ Ging een andere verpleger zakelijk verder. Storm wilde daar zo graag iets op zeggen, maar het lukte niet dus ging hij weer slapen … tussen werkelijkheid en dromen in.
“Laat me niet alleen.” De stem klonk gebroken, alsof het net een deel van zijn stem was kwijt geraakt. Storm draaide zijn hoofd en keek naar zijn kleine broertje die naast hem op het bed zat. ‘Laat me niet alleen broer.’ Smeekte hij zachtjes, met tranen over zijn gezicht. Storm hurkte voor hem neer en vouwde zijn handen samen over diens knieën. ‘Ik moet er even tussenuit. Er is teveel hier gebeurd en ik moet gewoon eventjes weg.’ Legde hij Levi uit. Het jongetje begon opnieuw te huilen en vloog zijn broer om de hals. ‘Ik beloof je te schrijven, ik beloof je al mijn avonduren te vertellen.’ ‘Ik wil niet dat je gaat.’ Smeekte Levi. Storm trok zich los van zijn broertje en stond op, stak al zijn spullen snel in een valies. ‘Gaat hij mee?’ Vroeg Levi voorzichtig. Storm draaide zijn hoofd en keek naar de gigantisch zwarte magere wolf in het deurgat. ‘Lupos gaat overal naar mee. Hij beschermt me wel.’ Glimlachte Storm geruststellend. De wolf richtte zijn rode ogen naar Storm voor ze weer waakzaam naar Levi gleden. Hij trok zijn lip op, gromde laag. ‘Lupos!’ Waarschuwde Storm hem. De wolf wierp een korte blik naar zijn baas en wandelde de kamer in, recht op Levi af. ‘Broer, hij gaat me pijn doen. Laat me niet alleen Storm.’ Piepte Levi bang. Storm was niet snel genoeg, de wolf sprong met rechtopstaande haren naar zijn broertje.
Storm’s hartslag sloot in de lucht, hij hapte naar adem en greep naar zijn borst, naar zijn hart toen hij zich probeerde los te trekken uit de droom. Hij moest wakker worden, hij moest hieruit geraken. ‘Levi!’ Riep hij bang. Van het verschrikkelijke trage schoot zijn hartslag buiten de normen naar omhoog, zijn ogen vlogen open en hadden de agressieve rode kleur van zijn weerwolf. De eerste die hij zag was Nadya die op de rand van het bed zat, met haar hand rond de zijne. ‘Rustig aan Storm.’ Zei een verpleegster meteen bezorgd. Ze spoot iets in via het infuus en Storm voelde zich gelijk weer loom en traag worden. Zijn hartslag begon weer te dalen en Storm zakte opnieuw langzaam weg. Het was niet Camille geweest, het was Nadya, zijn vingers tintelden tegen de hare. Nadya, ze was veilig, ze was hier, bij hem, veilig. Hij herhaalde dat net zolang in zijn hoofd tot hij het een klein beetje ging gaan geloven.
Maar er was ook iets anders dat hem bereikte, een geur die hij in honderd jaar niet meer zou vergeten, berengeur. Ondanks dat hij zo zwak was deden zijn zintuigen het blijkbaar nog naar behoren. Berengeur betekende voor hem altijd Devon, de ene was er niet zonder de ander. Dus het feit dat hij het kleine beetje beer rook betekende dat Devon er was. Het laatste wat hij van Devon had gezien was een immense schouderwond, bloed dat uit zijn keel gutste en hem zien vallen in het water. Dat was de laatste herinnering die hij had van zijn beste vriend, en nu rook hij de geur en dat stelde hem gerust. Devon was niet gestorven, toch voelde het zo aan. Want het was zijn schuld, dit alles was allemaal zijn schuld. Hij forceerde zijn ogen, ze gleden moeizaam open, voor een second of vijf en keek hij naar Devon die op een bed lag recht tegenover hem, met nekkraag enal. Hoe kon hij zijn beste vriend nog aankijken zonder niet te weten wat hij had gedaan? Hoe konden ze nog beste vrienden zijn. Zijn ogen gleden weer vermoeid dicht, hij draaide zijn hoofd opzij, zijn vingertoppen streken moeizaam over Nadya’s hand, millimetertje voor millimetertje. Hij liet het toe zijn hartslag nog wat lager te laten zakken, tot het niets meer was dan een doodse stilte tussen twee hartslagen door. Camille was er weer, ze stond naast de hartmonitor. ‘Je kunt je vrienden niet in de steek laten Storm, niet op de manier hoe je ons hebt in de steek gelaten. Je maakt het goed op deze manier, ik vergeef het je.’ Zei ze voor ze weg wandelde. Dit was niet echt, dat wist Storm ook, maar ze had gelijk, zoals altijd. Hij draaide zijn hoofd in het laken en dwong zijn ogen weer open, deze keer ving hij Nadya’s betraande gezicht. Nee, hij kon hen niet achter laten op de manier hoe hij Camille en Levi had achter gelaten, hij kon niet nog eens voorgoed van iemand weg wandelen zoals toen. Hij keek Nadya gewoon aan, met die sombere doodvermoeide bruine ogen van hem, ze waren leeg, even leeg als die van Lupos. Hij kon ze niet achter laten maar dat wilde niet zeggen dat hij zichzelf niet zou straffen voor wat er was gebeurd. ‘Hey.’ Het glipte over zijn lippen, amper hoorbaar, zacht en schor, vermoeid en vol pijn. Hij draaide zijn blik naar Devon en keek naar zijn beste vriend, de vriend waarvan hij dacht dat hij dood was maar het niet was. Waar was alle heisa dan voor geweest? En hij kon enkel maar kijken, kijken naar hoe slecht zijn beste vriend eraan toe was. Kijken en beseffen dat dit allemaal zijn schuld was. Er kwam een verpleegster aan, blij te zien dat hij “wakker” was. ‘Storm.’ Begroette ze hem beleefd. Ze fronste haar wenkbrauwen bezorgd bij het zien van zijn nog altijd trage hartslag. ‘Hoe voel je je? Ergens last van?’ Vroeg ze zorgzaam. Hoe voelde hij zich? Was dat serieus een vraag? ‘Ik,’ hij zweeg en haakte zijn blik weg van Devon naar de verpleegster. ‘Ik voel mijn benen niet.’ Pruttelde hij zachtjes. De verpleegster liet haar blik naar het deken glijden, naar de plaats waar zijn benen eronder lagen en dan wandelde ze snel weg. Nog een beetje slapen? Het kon vast geen kwaad? Hij was te moe, hij wilde Camille en Levi nog eens zien, goed idee, nog een beetje slapen …
OOC| Ik voel me heel erg schuldig omdat ik niet kan wachten op V haar afgewerkte post. Vergeef me.
tag: Nadya and Devon --- words: 2139 --- notes: So Sad --- outfit: -
Onderwerp: Re: There's no coming back from this zo jan 03, 2016 12:44 am
GRACE IS JUST WEAKNESS
Or so I've been told. I've been cold, I've been merciless. But the blood on my hands scares me to death Maybe I'm waking up today --------------------
Op het moment dat Clyde met het levenloze lichaam van Storm over zijn schouder de ziekenzaal binnen was gekomen, was haar wereld tot stilstand gekomen. Had zich een immense glazen wand rond haar opgetrokken, die alle geluiden en alle beelden op een afstand had gehouden. Een wand die haar het gevoel had gegeven dat ze naar een schouwspel keek, een spel dat ze niet begrijpen kon maar dat een ijzige pijn bij haar achterliet. Een pijn die enkel erger leek te worden op het moment dat Storm’s bruine ogen de hare gevonden hadden, al begreep ze niet waarom. Langzaam was haar wereld weer op gang gekomen. Die ene blik was voldoende geweest om haar wereld weer aan het draaien te brengen. Om de glazen wand in één te doen laten storten, zoals haar wereld dat eerder die nacht had gedaan. Nu zat tussen de scherven, nog altijd niet in staat zich te bewegen. Bang dat als ze zich bewegen alle gevoelens terug zouden komen. Dat de gevoelens als een golf over haar heen zouden slaan en haar mee zouden sleuren. Wat als ze het niet aan kon? Wat als Storm bijna verliezen genoeg was om haar door te doen laten draaien? Wat als ze hem alsnog zou verliezen? Wat als dit slechts een illusie was? Een trucje van de doctoren om haar rustig te krijgen? Een spinsel van haar eigen, langzaam gek wordende geest? Waarom had ze hem ooit zo dicht bij laten komen? Waarom had ze zichzelf toegestaan om hem in haar hart te laten? Waarom had ze hem het vermogen gegeven haar hart in duizenden stukken te slaan?
Zodra Lupos lichaam defenitief plaats had gemaakt voor dat van Storm was ze naar zijn bed toe gerend. Had ze zich laten overspoelen door haar emoties. Pijn, verdriet, machteloosheid, angst. Het was alsof ze ineens tastbaar waren. Nog intenser en pijnlekker, dan toen ze roerloos op de stoel gezeten had, starend naar het lichaam van de enige om wie ze gaf. De enige die haar kon breken. Degene die haar had gebroken. Met haar hand had ze de zijne vast genomen, maar hij leek het niet door te hebben. Was nog te diep weg gezonken in zijn eigen lichaam, zoals hij dat de vorige keer ook was geweest. Roerloos had hij in de modder gelegen. Destijds had ze hem nog niet gekend. Had het haar nog niet zo veel pijn gedaan, hem zo te zien als het nu deed. Destijds had ze niet geweten dat hij zo’n impact op haar leven zou hebben. Tranen liepen over haar wangen, die al hun kleur verloren hadden. Wat als hij dit keer niet zijn ogen zou openen? Wat als zijn trage hartslag, straks niet meer zou zijn dan een streep op de monitor die langs zijn bed stond? Het liefst was ze dicht tegen hem aan gekropen, had ze haar hoofd op zijn borst gelegd zodat ze zijn hart kon horen kloppen. Zodat ze de warmte van zijn lichaam voelen kon, al was hij kouder dan normaal. Tegelijkertijd wou ze weg. Wou ze opspringen en wegrennen, naar buiten, het bos in om daar te transformeren en vervolgens weg te vliegen. Ver weg van het eiland. Ver weg van Jamie en Clyde, die ze ten onrechte in vertrouwen had genomen. Ver weg van Devon die ze een strijd had laten strijden, die hij niet had kunnen winnen. Maar vooral, ver weg van Storm. Ver weg van de enige die haar het gevoel had gegeven dat ze veilig was. Die haar het gevoel had kunnen geven dat er hoop was. Hoop waarvan ze nu wist dat die zou verdwijnen, als ze hem zou verliezen. Zacht beet ze op haar lip. Haar blik liet ze naar het raam gaan. Buiten was de storm gaan liggen, maar in haar lichaam leek die voort te razen. Zou het makkelijker zijn als ze nu zou gaan? Nu Storm nog bewusteloos was? Zou het minder pijnlijk zijn om nu weg te lopen, dan om hem straks te zeggen dat ze het niet kon? Dat ze niet bij hem kon zijn, omdat ze wist dat hem verliezen haar in een monster zou doen veranderen? Een huivering ging door haar lichaam op het moment dat zijn vingers zachtjes in haar hand knepen. Onmiddellijk schoot haar blik naar zijn gezicht. In de hoop dat ze recht in zijn bruine ogen zou kijken maar zijn ogen waren nog steeds gesloten. Zijn hartslag was nog altijd een trage, onregelmatige lijn van pieken en dalen. Met haar hand ging ze door haar haren, haar hoofd liet ze in haar nek zakken. Stilletjes keek ze naar het plafond, niet in staat op te staan. Niet in staat weg te lopen van Storm. Net zo min als ze in staat was bij hem in bed te kruipen.
Een arts kwam hun kant op lopen, bleef stil staan naast het bed van Storm. Door haar tranen heen keek Nadya naar haar, naar de zorgelijke blik op haar gezicht. Wist ze iets wat zij niet wist? Was er iets wat haar niet verteld werd? Voor ze iets kon vragen, kwam er een tweede arts hun kant op lopen. Zwijgend volgde ze hun gesprek. Het was alsof ze niet doorhadden dat zij er zat. Alsof ze zich niet realiseerden dat zij ieder woord dat ze zeiden horen kon. De zakelijkheid waarmee de arts sprak over de hoeveelheid stroom die er door Storm’s lichaam was gegaan maakte haar kwaad, niet alleen op de arts maar ook op degene die de stroom door Storm’s lichaam heen had gejaagd. Op Clyde. Haar blik gleed door de ruimte, bleef rustte op het bed waar de enorme man in lag. Damian zat naast hem, hield zijn hand vast zoals zij Storm’s hand vast hield. Langzaam blies ze haar ingehouden adem uit. Dit was niet het moment om boos te worden. Dit was niet het moment om wraak te nemen. Bovendien, had zij zelf toe gestaan dat de man het op nam tegen Lupos. Terwijl ze had kunnen weten dat hij te ver zou gaan. Dat hij niet zou geven om het leven van één student. Dat hij niet zou geven om het leven van Storm. Waarom anders zou hij zo’n grote hoeveelheid stroom door Storm’s lichaam hebben gestuurd? Na al die jaren moest hij toch weten hoeveel stroom iemands lichaam kon hebben voor het, het zou begeven?
Het was volledig langs haar heen gegaan dat Howard naar Devon gelopen was. Dat hij zijn bed in beweging had gebracht en het langzaam naar dat van Storm gereden had. Het was het Howard stem die haar uit haar gedachten trok. Haar blik ging van docent, naar Devon die er ondanks dat hij niet meer onder het bloed zat nog steeds verschrikkelijk uit zag. Zijn nek werd gestabiliseerd door een nek kraag en in zijn hand stak een infuus. Wat angstig keek ze naar hem. Naar zijn roerloze lichaam, zijn gesloten ogen. “Devon.” Haar stem was niet meer dan een fluistering. Wat als hij zijn ogen niet openen zou? Wat als Storm straks wakker zou worden en hij zijn beste vriend kwijt zou zijn? Tot haar opluchting opende de jongen langzaam zijn ogen, die zich onmiddellijk weer met tranen vulden. Stil keek ze hem aan. Niet wetend wat ze zeggen moest. Haar lichaam kromp in één op het moment dat ze Devon naar adem zag happen. Haar tranen die voor even gestopt waren, begonnen weer te stromen. Haar maag draaiden zich om op het moment dat ze de bloed druppels uit Devon’s mond zag komen. Het zou Storm breken als hij zijn beste vriend zo zag. Als hij zag hoe slecht zijn beste vriend er aan toe was en hij zich zou realiseren dat het Lupos was die dit gedaan had. Het zou hem breken, zoals het zien van Nick haar gebroken had. Nadya zag hoe Devon uit zijn bed probeerde te raken, zachtjes schudde ze haar hoofd. “Blijf liggen Devon.” zei ze zachtjes, smekend. Opstaan en naar zijn bed lopen om hem opnieuw toe te dekken kon ze niet. Bang dat als ze Storm’s hand los zou laten hij dieper weg zou zakken in zijn slaap. Al wist ze dat het onzin was. Bij het horen van Devon’s vervormde, gebroken stem sloot ze haar ogen. Laat me niet alleen De woorden leken na te echoën in haar hoofd, maar ze wist ze niet over haar lippen te krijgen. Zou Storm weten hoe hard ze hem nodig hadden? Hoe hard ze het nodig hadden dat hij zijn ogen zou openen en hen aan zou kijken?
Haar ogen schoten open toen ze Strom naar adem hoorde happen. Paniekerig keek ze toe hoe naar zijn hart greep. “Storm.” fluisterde ze, met een stem die doordrenkt was met angst. ’lLevi!’ Haar vrije hand legde ze op zijn schouder, met haar betraande ogen keek ze naar hem “Storm rustig. Levi is veilig in Londen.” zei ze zachtjes, in een poging hem gerust te stellen al betwijfelde ze of haar woorden tot hem door zouden dringen. Vanuit haar ooghoeken zag Nadya hoe een verpleegster hun kant op kwam gesteld, maar haar blik los maken van Storm kon ze niet. Voor even keek ze recht in de agressieve rode ogen van Lupos. Het ware niet de warme bruine ogen van Storm waarop ze had gehoopt, maar toch stelde het haar ergens gerust dat hij zijn ogen weer open had gehad al was het maar voor even geweest. Wat de vrouw ook in zijn infuus gespoten had, het liet zijn hartslag weer dalen, liet zijn ogen weer dicht zaken. Heel zachtjes voelde ze zijn vingers bewegen tegen de hare. Haar vrije hand sloeg ze voor haar mond in een poging haar snik te smoren. Heel even gingen haar ogen naar Devon. “Hij..” begon ze maar haar stem brak en ze kon haar zin niet af maken. Niet dat ze wist wat ze gezegd zou hebben als ze dat wel had gekund. Wat ze gezegd kon hebben om Devon en zichzelf gerust te stellen. Haar blik ging weer naar Storm, die tergend langzaam zijn ogen wist te openen. Haar hart leek in één te krimpen op het moment dat zijn ogen naar zijn beste vriend gingen. Omdat ze wist wat de realisatie dat hij degene was die dit met zijn beste vriend had gedaan kon doen. Omdat ze wist hoe intens de pijn was. Hoe intens het schuldgevoel was. Het verlangen dat je nooit wakker zou zijn geworden, zodat je nooit had hoeven zien wat je had gedaan. Tergend langzaam voelde ze zijn vingertoppen over haar hand strijken. Een huivering trok door haar lichaam. Heel even kreeg ze het ijskoud. De trage, maar geleidelijke pieken op Storm’s hartmonitor werden voor even gebroken. Niet lang genoeg om het alarm af te doen laten gaan, maar lang genoeg om ook haar hart een slag te doen overslaan. “Alsjeblieft Storm, ik heb je nodig.” fluisterde ze. “Devon heeft je nodig.” ging ze moeizaam verder. Ze kon dit niet. Ze kon hem niet verliezen. Storm draaide zijn hoofd, opende zijn ogen en keek haar recht aan. Met een blik die haar angst aan joeg. Een blik die ze bij zichzelf wel eens zag als ze in de spiegel keek. Een blik die ze wel eens in haar vaders ogen had zien staan, een blik die in haar moeders ogen had gestaan na de dood van haar vader. Een bik van iemand in wiens het monster terrein wist te winnen. Een blik van iemand wiens gevoelens verder en verder weg geraakten, tot het onmogelijk werd er bij te komen. ’Hey.’ Als vanzelf begonnen haar tranen weer te lopen, alsof ze vannacht nog niet genoeg gehuild had. “Hey.” fluisterde ze, met een gebroken stem. Met haar vrije hand streek ze zachtjes langs zijn wang, terwijl ze hem door haar tranen heen aan keek. Zijn blik gleed van haar naar Devon een voor even nam ze zijn hand iets steviger vast. In de hoop dat ze hem op die manier troost kon bieden, al wist ze dat er waarschijnlijk niets was wat hem troosten kon. Een zuster kwam naar hen toe, vroeg zorgzaam aan Storm hoe het met hem ging. Alsof ze zelf niet kon zien dat hij er verschrikkelijk aan toe was. Toch zij Nadya niets, bleef ze stil naast Storm zitten met zijn hand nog altijd in de hare. Een bezorgde blik verscheen in haar ogen bij het horen van Storm’s zachte antwoord. Hij voelde zijn benen niet? Dat zou wel weer terug komen, toch? Zoals, het gevoel in zijn hand ook was teruggekeerd nadat ze zijn hand bevroren had? Het kon toch niet dat zijn lichaam nu opeens niet volledig zou herstellen? Dat hij nooit meer lopen kon? Nee, dat kon niet. Dat mocht niet. Storm leek weer weg te glijden in zijn bewusteloosheid. Voorzichtig bracht ze zijn hand naar haar lippen, drukte ze, ze zachtjes tegen de rug van zijn hand. “Blijf alsjeblieft bij me Storm.” prevelde ze.
Met moeite wist ze haar blik los te maken van Storm’s gezicht, wist ze haar blik op Devon te richtte. “Het spijt me.” zei ze zachtjes, gepijnigd keek ze hem aan. “Ik had moeten weten dat je Lupos niet aan zou kunnen. Ik..” Een zachte snik weer klonk uit haar keel en voor even sloot ze haar ogen. “Ik had met Storm het bos in moeten gaan, dan was dit nooit gebeurd.” Schuldbewust en gebroken keek ze Devon aan. “Het spijt me Devon.” zei ze weer. Met haar hand streek ze langs haar betraande wangen. Waarom had ze Devon in hemelsnaam met Storm het bos in laten gaan? Waarom had ze het zo ver laten komen? Het was haar schuld dat Storm dood was geweest en het was haar schuld dat Lupos zijn beste vriend bijna had vermoord en toch zat ze hier te huilen alsof zij het slachtoffer was.
Onderwerp: Re: There's no coming back from this do jan 21, 2016 4:52 pm
There's no coming back from this
Bij het aanzicht van Storm, die met gesloten ogen op het bed lag begon het bij Devon vanbinnen te branden. Storm lag daar stil. Te stil. Alsof alle levensenergie uit zijn lichaam verdwenen was, alsof hij niets meer was dan enkel en alleen een langzaam kloppend hart. Maar er was een hartslag, eentje die er niet geweest was toen Devon een poging gedaan had om tot bij hem te geraken, voordat hij zoals een wild dier werd platgespoten. Langzaam maar zeker drong het gestage, kloppende geluid door tot zijn gehoorcentrum. Doffe, ritmische slagen, die alsmaar duidelijker werden naarmate Devon zich er meer op begon te concentreren. Hij ademde hortend in via zijn neus, en merkte toen ook de zweem van wolvengeur op. Een geur die hij zich eerst niet gewaar was geworden omdat hij simpelweg te zwak was van de eerdere narcose die hem onder had gehad. Zijn poging om op te staan was eerder hopeloos dan dat hij succesvol was. ”Blijf liggen Devon.” weerklonk opnieuw de stem van Nadya en hij richtte zijn doffe ogen op het meisje. Twee sombere blikken die elkaar in kilte aanstaarden, totdat Nadya het niet meer kon aanzien en die van haar sloot. Devon probeerde te slikken en proefde opnieuw bloed op zijn tong. Hij bracht zijn hand bevend naar de rand van de nekkraag en stak heel voorzichtig zijn vingertoppen erachter en hield ze daar terwijl hij zijn ogen op Storm gericht had. Nadya stond er bij alsof ze een standbeeld was, haar ogen rustten op het lichaam van de persoon die misschien wel het meest voor haar betekende. Staren was het enige wat ze kon. Devon wist dat er een heisa aan gedachten achter de oogleden van Storm schuil gingen, maar Nadya had evenzeer dingen waarover om op te teren. ’Levi!’ Storm hapte naar adem en Nadya schoot leek haas wakker te schrikken. Devon schrok evenzeer door de plotselinge reactie van Hal en de spieren in zijn lichaam trokken krampachtig samen, waardoor hij zich van alle pijnen in zijn gehavende lichaam gewaar werd. Zijn ogen vulden zich weer met tranen, maar hij hield ze koppig tegen terwijl hij zijn onderlip met zijn tanden omklemde. Onmiddellijk schoot een verpleegster te hulp en Devon wendde zijn blik voor een moment af, negeerde de pijn in zijn hals. Zijn ogen waren gesloten en hij deed krampachtige pogingen om zijn gezicht in de plooi te houden. Waarom was het niet een gruwelijke nachtmerrie waaruit hij met een vingerknip kon opwaken? ’Hij..’ Haar stem was niet sterk genoeg om haar zin af te maken, net zoals Devon niet sterk genoeg was om nog langer naar zijn beste vriend te kijken die ondertussen weer volledig kalm was geworden door het middel dat de verpleegster hem had ingespoten.
Het voelde als een kriebel, als een insect die over zijn tshirt kroop en het klonk als een enorm zacht geruis, afkomstig van het bed waar Storm in lag. Op een vreemde manier voelde Devon dat Storm naar hem keek, en dat was voor hem de enige motivatie om zijn hoofd weer te draaien en opnieuw recht voor zicht uit te kijken. En inderdaad, hij staarde recht in de ogen van zijn beste vriend, die er verschrikkelijk ongezond uit zagen. Het waren amper vijf seconden, te kort om zijn blik fatsoenlijk vast te grijpen, te kort om te kunnen zien wat er in zijn hoofd omging, maar toch ruimschoots voldoende om zijn maag te doen omdraaien. ’Alsjeblieft Storm, ik heb je nodig.’ Hoorde hij Nadya fluisteren en zag he ze op een bijna liefdevolle manier zijn hand stevig in die van haar hield. ’Devon heeft je nodig.’ En blijkbaar drong het tot hem door, want Storm draaide zijn hoofd en keek Nadya aan, écht aan, niet zoals de manier waarop hij naar Devon gekeken had. Voor een kort moment wisselde ze blikken uit en een stille traan rolde over Devon zijn wang. ’Hey.’ Hij zag de twee zitten, Nadya half op het bed, Storm met zijn hand om die van haar gesloten. Devon bewoog zijn ijskoude vingers en richtte zijn blik omlaag, naar het witte laken dat nog maar half over zijn onderlichaam lag. Een vreemd gevoel van eenzaamheid overspoelde hem en hij kauwde op de binnenkant van zijn wang. Maar hij voelde zich niet alleen eenzaam, ook nog eens beschaamd, waardeloos. Wat had je aan een beste vriend die niet kon waarmaken wat hij beloofde. Devon durfde zijn blik niet meer in die van Storm te vestigen, bang voor welke emoties hij erin zou kunnen lezen. Woede, angst, verdriet, teleurstelling? De haren op zijn armen kwamen omhoog te staan en een koude rilling liep over zijn ruggengraat waardoor hij kort rilde. De beangstigende stilte die tussen hen drie hing werd doorbroken door een zuster die kwam polsen hoe de toestand van Storm was. Hij kon het niet goed verdragen, de manier waarop ze sprak, die oppervlakkige zorgzaamheid. Haar taak was om te verzorgen wat er gebroken was, maar de scheuren in zijn hart zou niemand volledig kunnen lijmen. Toen Storm zijn stem weerklonk en hij de verpleegster vertelde dat hij zich niet meer bewust was van zijn benen, opende Devon zijn ogen weer en voelde hij hoe zijn hart harder begon te kloppen. Onmiddellijk schoot zijn blik bezorgd naar Storm, die op zijn beurt naar de verpleegster keek, waardoor ze opnieuw oogcontact misliepen. Het was haast alsof hun ogen elkaar afstootten, alsof de wereld bang was voor de reactie die zou komen als de twee vrienden voor het eerst elkaar in volledige bewustzijn en bij volledig verstand zouden aankijken. Toen de verpleegster met een bedrukte blik op haar ogen wegliep van het bed, zonk Storm weer dieper weg en sloot hij zijn ogen. ’Blijf alsjeblieft bij me Storm.’ Devon greep de dunne lakens van zijn bed tussen zijn vingers en balde die tot een vuist, als poging om al zijn emoties erin kwijt te kunnen, maar niets was minder waar.
Met ijskoude vingers streek hij de verdwaald traan van zijn wang weg en voelde nogmaals aan de nekkraag die zijn hoofd in een krampachtige, rechte houding hield. Wat ging er in hemelsnaam voor wonde achter schuil? Devon ademde diep in en hoorde een grillig gereutel. Misschien was het wel beter als hij het niet wist. ’Het spijt me.’ Devon keek Nadya in stilte aan en zag een blik in haar ogen die zijn hart nog meer zeer deed doen dan het al reeds deed. Dit waren woorden die hij niet wilde horen, of toch niet uit zijn mond. De enige die zichzelf moest excuseren, was hijzelf. ’Ik had moeten weten dat je Lupos niet aan zou kunnen. Ik…’ Hij kneep zijn ogen vechtend tegen zijn emoties samen en hij verlangde vurig dat hij net zoals Storm opnieuw zou kunnen inslapen. Maar zijn pijn, zijn gevoelens en de woorden van Nadya hielden hem tegen zijn zin bij bewustzijn. ’Ik had met Storm het bos in moeten gaan, dan was dit nooit gebeurd.’ Devon zijn lip trilde en hij schoof zijn been langzaam over de matras. Hij wist zich geen houding. ’Het spijt me Devon.’ Hij zag hoe ze de traan die over haar wang rolde opving met haar vinger. ’Stop met..’ Hij was amper verstaanbaar was hij zei, slechts een schor, gorgelend geluid. Devon snoof luid door zijn neus en schraapte zijn keel zo goed als hij kon. ’Stop met je verontschuldigingen aan te bieden.’ Met een doordringende blik keek hij haar aan, in de hoop dat zijn ogen zijn boodschap zouden bekrachtigen. ’Het was mijn verantwoordelijk. Het was mijn belofte.’ Zijn stem daverde nog steeds, klonk allesbehalve als de stem die hij normaal had. Het was haast alsof er iemand anders in zijn plaats sprak. ’Een belofte die ik niet ben nagekomen. Het is mijn fout, niet die van u.’ Hij liet kort zijn blik over Storm zijn slapende gezicht gaan en vroeg zich af welke nachtmerries er achter zijn oogleden afspeelden. Welke nachtmerries hem nog dagen-, weken-, misschien zelfs maanden- of jarenlang zouden achtervolgen. ’Je betekend meer voor hem dan je zelf beseft Nadya. Kijk.’ Devon gebaarde zwakjes door met zijn hoofd te knikken naar haar hand die in die van Storm lag en werd omsloten door zijn vingers alsof Nadya zijn laatste houvast was. ’Je bent veel te waardevol voor hem, hij wilde het niet. Als er jou iets overkomt...’ Langzaam stieft zijn stem weg. Zijn maag kwam in protest en een stroom van misselijkheid schoot door zijn zwakke lichaam, hij voelde hoe hij licht in zijn hoofd werd. ’Probeer alsjeblieft niet de fouten die ik gemaakt heb op jezelf te schuiven Nadya. Alsjeblieft.’ Het gepiep van de machines, de monitors die zowel de lichaamsfuncties van Storm als die van Clyde in de gaten hielden, het was allemaal zijn verantwoordelijkheid geweest. Opnieuw een vreemde zweem van eenzaamheid die hem overspoelde, ondanks dat zowel Nadya als Storm tegenover hem aanwezig waren. Maar wie had hij? Hij was één grote teleurstelling, dat was hij altijd geweest en dat zou hij altijd zijn. Devon had gedacht dat Genosha een positieve verandering was in zijn leven, maar yet again had hij niet kunnen waarmaken wat hij had beloofd. Van pleeggezin veranderen was gemakkelijk, maar dit was een eiland, hier kon hij niet ontvluchten. Hoe moest hij in godsnaam leven met zijn zoveelste faal, hoe moest hij nog kunnen leven met zichzelf?
There's just too much that time cannot erase ♦ ♦ ♦
Onderwerp: Re: There's no coming back from this do jan 21, 2016 8:00 pm
.Always live before you die.
It takes ten times as long to put yourself back together than is does to fall apart
Het was alsof Storm aan een draadje hing. Hij had met één hand het draadje vast en in het andere hand had hij een schaar. Hij kon met die schaar twee verschillende dingen doen. Hij kon het draadje ermee doorknippen en in een afgrond vallen waar geen einde aan kwam. Maar hij kon ook de schaar laten vallen en zijn andere hand gebruiken om zich op te trekken aan het draadje. Voor nu … hij bleef gewoon hangen, het ene moment was het idee van de schaar laten vallen verleidelijk maar evenzeer was het idee om het draadje door te knippen verleidelijk. Hij wist dat hij in deze omstandigheden niet zo mocht denken, hij was moe, had pijn, was gebroken, hij dacht ronduit gewoon niet nuchter door de hoeveelheid aan medicatie die onophoudelijk zijn lichaam rond pompte. Hij zou die beslissing moeten nemen als hij nuchter en beter was … als het gevaar was geweken. Maar hier hing hij dan, het enige wat hem omhoog hield aan dat draadje was Nadya’s hand in de zijne. Hetgeen wat hem naar beneden trok was de aanblik van wat hij met Devon had gedaan, het idee dat hij een meisje had gebeten.
Hij wist bitter weinig over wat er was gebeurd, hij had enkel maar de info over het meisje door gekregen van Lupos. Het laatste menselijke dat hij had geweten was Devon zien neerzakken op zijn knieën dankzij hem, dankzij Lupos. Binnenin was het een heuse veldslag, allemaal verschillende soorten en versies van Storm tegenover die ene versie van Lupos. En iedereen werd in zijn dromen getrokken, zijn broertje Levi, zijn beste vriendin Camille, zijn ouders maar het eindigde altijd weer bij Devon, het zou altijd bij Devon eindigen. En de strijd ging verder, de oorlog bleef duren maar van buitenaf was er niets aan hem te merken. Hij lag er volkomen vredig bij al was alles aan zijn lichaam dat net niet. De brandwonden liepen vanuit zijn nek naar beneden, volgde het pad van de blikseminslag naar hun uitgangspunt. Het was als een velletje papier, een spons waaruit al het water was gewrongen. Het enige wat hem nu nog “wakker” hield was het feit dat er onophoudelijk medicatie en voedingsstoffen door zijn lichaam gingen, anders zou hij het nooit kunnen halen. Niet na wat er gebeurd was … dingen waar hij geen weet van had. Zijn hartslag sprong af en toe eens de lucht in bij een nieuwe droom, bij een reactie van zijn lichaam op het innerlijke gevecht. Maar net zo snel nam het weer het trage ritme aan, tuut tuut … tuut tuut … tuut … Soms vier seconden, soms zes seconden, soms slechts twee seconden voor zijn hart opnieuw samen kneep. Het lag uiteindelijk aan Storm zelf, wilde hij leven? Nee, hij wilde sterven. Maar Lupos wilde leven zodus moest iedereen voor een keer op die weerwolf vertrouwen.
Levi, voor even was Lupos er geweest, voor even had hij zijn aandacht laten afdwalen en was Lupos naar zijn broertje gerend met alle gevolgen van dien. Maar dat beeld vervaagde in weer een zwarte kamer waar hij onophoudelijk tegen de muren bonkte. Hij voelde de verdoving door zijn lichaam glijden, het verteerde niet zo snel als het zou moeten maar het had ook niet het effect dat het zou moeten hebben. Er was net genoeg voor Storm om zijn ogen open te krijgen en naar Devon te staren. Zijn beste vriend en nu … nu wat? Dit zou ongelofelijk veel energie van beide vragen om dit allemaal te kunnen verteren. Al was het voor Storm glashelder, hij was niet kwaad omdat het Devon niet gelukt was, hij was niet gefrustreerd omdat de beer hem niet had kunnen tegen houden, hij was zelf niet langer bang dat Devon het niet meer zou halen. Maar hij wist één ding en er was niemand die hem nu nog van gedachten zou kunnen doen veranderen, dit was zijn schuld, dit was allemaal zijn schuld. Storm had dit veroorzaakt, hij had bijna zijn allerbeste vriend vermoord, hij had ervoor gezorgd dat iedereen hier was, alles in rep en roer stond. Dit was allemaal zijn schuld, simpel. En in die vijf seconden dat zijn ogen leeg naar Devon hadden gestaard besefte hij dat des te meer.
“Alstublieft Storm, ik heb je nodig. Devon heeft je nodig.” Het waren haar woorden en haar woorden alleen die hem uiteindelijk zo ver kregen om haar aan te kijken en haar alleen. Recht in haar blauwe ogen, recht naar Nadya. Hoe traag hij ook kon denken, hij deed het en hij kwam misschien tot een conclusie dat hij niet kon sterven, zelf als Lupos het zou toelaten. Hij moest blijven leven voor haar, voor Nadya, ze kon dit niet aan, hij kon het niet aan haar achter te laten. Dus hij kreeg zichzelf en zijn stem zover om haar een korte “hey” te geven. Wat meteen zorgde voor een hoop tranen, had hij er maar. Hij voelde haar hand langs zijn wang en dat stuurde wat extra energie rond, goede energie maar geen herstel die erop volgde. Hij draaide zijn hoofd naar Devon terug. Daarnaast moest hij ook blijven leven voor Devon, hij kon zijn beste vriend het niet aan doen te verdwijnen en hem met alle schuldgevoelens op te zadelen. Nee, het was zijn taak, zijn missie om ervoor te zorgen dat hij alle schuld en spijt van Devon zou overnemen, gelijk wat het hem zou kosten. Zeggen wat hij voelde, of net niet voelde aan de verpleegster zorgde voor reactie. Maar ook het eigen besef, hij voelde zijn benen niet meer, dat betekende dat Lupos zijn werk niet deed … waar was hij trouwens? Hij voelde de weerwolf niet. ‘Lupos,’ Prevelde hij de naam over zijn lippen, zachtjes, alvorens hij terug weg zonk in zijn eigen bewusteloze toestand. Het was een goede toestand, bijna comateus, het was allemaal zwart rondom hem heen, hij voelde niets maar hoorde alles. Het was zijn favoriete plaatje geworden, ver weg van iedereen en alles en zonder enig gevoel of emoties.
Maar hij hoorde wel alles, hij hoorde hoe Devon en Nadya tegen elkaar bezig waren. Hij probeerde het slapen te vermijden maar het was een gevecht dat hij amper won. Devon deed aardig zijn best, met alles op zich te trekken, alle schuld op zich te nemen. En dat was ergens een goed ding, alles wat Devon van Nadya weg nam was toch al een stap dichter naar één van de drie die weer zichzelf zou worden. Nadya had hier nergens schuld aan, Devon ook niet, Storm probeerde het duidelijk te maken maar zijn lichaam weigerde. “Je betekent meer voor hem dan je zelf beseft Nadya, kijk.” Storm’s vingers tintelde zachtjes tegen Nadya’s hand. Alles wat Devon daarna zei was een reden voor Storm om in protest te gaan, om zelf kwaad te worden maar … zijn lichaam deed niets. Het trok hem dieper naar de slaap zodat hij uiteindelijk weg zonk en zijn hartslag nog wat trager ging. Hij was Lupos, de weerwolf staarde vanuit het donker naar een groepje jongeren. ‘Je kunt hen zo vermoorden als je wil.’ De weerwolf draaide zijn blik opzij, keek recht naar Devon die naast hem gehurkt zat. Hij trok zijn lippen op, gromde diep en waarschuwend alvorens hij terug naar het groepje keek. ‘Maar je bent bang van haar.’ Knikte Devon opnieuw. Lupos zijn rode ogen gleden naar dat ene meisje, naar Nadya, ja hij was bang voor haar. ‘Volgende keer.’ Devon stond op, zijn vingers klemden zich kort in de stugge zwarte haren van de weerwolf alvorens hij weg wandelde. Lupos keek hem na, richtte zijn blik dan nog kort eens naar Nadya tussen de anderen alvorens hij achter Devon aan draafde, gehoorzaam en geruisloos.
Storm knipperde verwoed met zijn ogen, zijn hartslag schoot weer de lucht in en begon op een redelijk onregelmatig tempo te slaan. Deze keer keek hij naar Devon, maar zijn blik was nog steeds leeg en ontoereikbaar. ‘Ik ben,’ hij zweeg sloot langzaam weer zijn ogen. ‘Monster.’ Prevelde hij stilletjes. Hij wierp geen blik opzij naar Nadya, hij wist hoe ze over “monsters” dacht. ‘Alstublieft, neem niet de schuld voor wat ik ben.’ Het kwam er niet vlot uit maar het was aardig, zo één lange zin. Het was de enige reden waardoor hij misschien terug sneller zichzelf zou worden, als niet iedereen de schuld op zich zou nemen. Hij was het monster, hij was het kwaad en hij, hij alleen stond daar verantwoordelijk voor. Er kwam een dokter en een verpleegster langs, ze wierpen Devon en Nadya bezorgde blikken toe alvorens ze naar Storm keken. ‘Storm, blij dat je wakker bent. Heb je een idee van wat er is gebeurd?’ Vroeg de dokter zorgzaam. Storm zijn ogen gleden naar Devon, hij had zijn beste vriend haast vermoord, dat was er gebeurd. ‘Nee.’ Prevelde hij nog steeds met een blik op Devon. ‘Er is een docent tussenbeide gekomen en hij heeft je verwond, eumh,’ de dokter zweeg en keek twijfelend naar Nadya en Devon. ‘Je bent twee uur lang dood geweest.’ En daar stopte de wereld met draaien. Storm keek naar Devon, enkel maar naar Devon, met grote angstige ogen. Hij was dood geweest? Zijn hand bevroor om dat van Nadya. Hij en Lupos waren dood geweest? Was Lupos nog steeds dood? Was daar alle heisa om geweest? ‘En Lupos?’ Vroeg hij op een meedogenloze toon, helemaal niet Storm om bezorgd te zijn om zijn weerwolf, toch was hij dat. Als Lupos dood was dan zou hij niet kunnen helen en zo door en zo door en zo door. ‘Ik dacht dat je het al wist.’ Zei de dokter met een blik naar het tweetal. Hij excuseerde zich en verdween weer. Storm sloot zijn ogen, bracht zijn hart weer tot het laagste niveau. ‘Ik was dood moeten blijven.’ Mijmerde hij terwijl hij op zoek ging naar zijn comateuze toestand. ‘Wat is er gebeurt?’ Vroeg hij uiteindelijk traag en doodvermoeid, hij keek opzij naar Nadya. En hij brak … hij brak in tienduizend stukjes, de emoties golfden zijn lichaam weer binnen en de tranen begonnen te lopen. Hij was dood moeten blijven …
tag: Nadya and Devon --- words: 1695 --- notes: So Sad --- outfit: -
Onderwerp: Re: There's no coming back from this za jan 30, 2016 3:49 pm
GRACE IS JUST WEAKNESS
Or so I've been told. I've been cold, I've been merciless. But the blood on my hands scares me to death Maybe I'm waking up today --------------------
Grip krijgen op haar emoties kon ze niet. De emoties gierden door haar lichaam, waren tastbaar en pijnlijk. Iedere keer dat de lijn op Storm’s hartmonitor even stil viel, was het alsof haar toch al gebroken hart nog iets verder in één werd gedrukt. Wat als er geen piek meer komen zou? Wat als het een stille lijn zou blijven? Wat als ze nooit meer in zijn bruine ogen zou kijken? Wat als ze hem voorgoed kwijt zou zijn? Nadya kon het niet, ze kon hem niet verliezen. Storm verliezen zou het einde voor haar beteken, voor het meisje dat ze nu was. De zachtheid, de kwetsbaarheid die ze in zijn buurt had, die zou verdwijnen. In stilte gehuld staarde ze naar Storm. Naar zijn bleke, roerloze gezicht. Met haar hand hield ze de zijne stevig vast. Zich er van bewust dat er zich achter zijn gesloten ogen waarschijnlijk een strijd af speelden. Dat hij beelden zag, die hem kapot maakte. Die hem opvraten, zoals de beelden van Nick haar opvraten. Het beeld van Devon, van wat Lupos zijn beste vriend had aangedaan, het zou hem nooit los laten. Het zou hem altijd blijven achtervolgen. Hard beet ze op haar onderlip, in een poging de tranen te stoppen. Dit was niet het moment op zwak te zijn. Storm en Devon, hadden net een nacht achter de rug, die waarschijnlijkste de gruwelijkste in hun leven zou zijn. Het was aan haar om sterk te zijn, maar hoe kon ze sterk zijn terwijl ze het gevoel had dat haar wereld in één was gestort? Lang naar Devon kijken kon ze niet. Deels omdat het haar pijn deed om te zien wat Lupos met hem had gedaan. Om te zien wat zij had laten gebeuren. Deels omdat haar blik steeds weer terug ging naar Storm. Naar het gezicht, van de enige om wie ze echt gaf. De enige die ze niet kon verliezen, maar bijna verloren had. Die ze misschien alsnog verloren zou.
Storm’s ogen vonden de hare en voor een moment keken ze elkaar gewoon aan. Iets zeggen kon ze niet, het was alsof ze voor een moment haar stem verloren was. Al wist ze niet was ze gezegd zou hebben, als ze wel woorden over haar lippen had kunnen krijgen. Wat kon ze zeggen? Dat ze hem niet verliezen kon? Dat haar wereld was in gestort op het moment dat ze zijn levenloze lichaam had gezien? Dat hij moest vechten, voor haar? Voor Devon? Bij het horen van zijn zachte ‘hey’ had ze haar tranen niet langer binnen kunnen houden. Hoe vaak zou ze vandaag nog het gevoel hebben dat haar hart in één gedrukt werd? Hoe lang voor ze zich sterk kon houden voor de jongens? Hoe lang voor ze een manier kon bedenken om hen te helpen? Was er überhaupt een manier waarop ze Storm zou kunnen helpen? Een manier waarop ze Devon zou kunnen helpen? Was er een manier waarop ze deze nacht minder gruwelijk zou kunnen maken? Een manier waarop ze hun schuldgevoelens, hun pijn af zou kunnen nemen? Zijn antwoord op de vraag van de verpleegster, deed een bezorgde blik in Nadya’s ogen verschijnen. Voor een moment keek ze Storm door haar tranen heen onderzoekend aan, maar hij leek al weer weg te zakken. Zachtjes, klonk de naam van de weerwolf over zijn lippen, maar voor ze iets kon zeggen. Iets kon doen, was hij alweer zijn bewustzijn verloren.
Haar blik ging naar Devon, wiens hoofd krampachtig rechtop werd gehouden door de nekkraag. Weer zag ze hem in elkaar zakken op de bodem van het ravijn. Met een gapende wond in zijn hals en zijn lichaam bedekt met bloed. Waarom had ze in hemelsnaam niet in gegrepen? Waarom was ze niet geland? Waarom was zij die grot niet in gerend om Storm menselijk te houden? Waarom had zij het niet tegen Lupos op genomen? Dan had Clyde zich over Devon kunnen ontfermen. Dan had de man geen elektriciteit door het lichaam van de weerwolf hoeven jagen. Dan had Storm’s hart het nooit begeven. Nadya zag Devon’s lip trillen. Zag haar gevecht met haar emoties, weerspiegeld in zijn ogen. Zijn stem was schor, gorgelend en leek nauwelijks op de stem van de jongen die ze met Halloween had ontmoet. Ergens wou ze dat ze de kracht had om Storm’s hand los te laten en voor even naar Devon’s bed te lopen. Om hem voor even te troosten, om hem te laten weten dat ze er ook voor hem was maar ze kon het niet. Ze kon Storm’s hand niet los laten. Was nog altijd bang, dat als ze dat zou doen ze hem voorgoed kwijt zou zijn al wist ze dat het onzin was. Dat het niet haar hand in de zijne was die hem in leven hield. Met een doordringende blik in zijn ogen keek Devon haar aan, terwijl hij zij dat ze zich niet moest verontschuldigen. Zachtjes schudde ze haar hoofd bij zijn volgende woorden. Het was niet zijn verantwoordelijkheid geweest, hij had niet geweten wat hij had beloofd. Tegenover wat voor wezen hij zou komen te staan. De enige die dat had geweten was zij. Toch ging ze niet direct tegen hem in, omdat het duidelijk was dat praten hem moeilijk af ging en hij niet van plan leek haar het schuldgevoel te laten dragen. Voor even ging zijn blik naar zijn beste vriend. Zouden die twee ooit nog op dezelfde manier met elkaar om kunnen gaan als ze dat eerder hadden gedaan of zou dit voor altijd tussen hen in blijven staan? Zacht beet ze op haar lip en voor een moment sloot ze haar ogen. ’Je betekend meer voor hem dan je zelf beseft Nadya. Kijk.’ Haar blik ging naar haar hand die in de van Storm lag. Naar zijn vingers die zachtjes langs haar hand bewogen, alsof hij de woorden van zijn vriend wou bevestigen. Huiverend blies ze haar adem uit. Een traan ontsnapte uit haar ooghoek. Misschien had Devon gelijk. Misschien betekende ze te veel voor Storm om nog eens tegenover Lupos te staan, maar hij betekende te veel voor haar om nog eens iemand anders die strijd te laten vechten. Met enige moeite wist ze haar blik weer op Devon te richtte. Zijn woorden, de blik in zijn ogen, het maakte haar nog verder kapot. Wat als haar iets over komen was? Dan had dat aanzien Storm misschien gebroken, maar nu was het, het aanzicht van zijn beste vriend dat, dat deed. “Devon. Het is niet jouw fout. Zelfs al had je hem beloofd dat je hem tegen zou houden, jij wist niet waar je tegenover zou komen te staan.” zei ze zachtjes en nu waren het haar ogen, die doordringend in de zijne keken. De schuld op zichzelf trekken deed ze niet, niet omdat haar schuldgevoel verdwenen was maar omdat ze wist dat ze dan eeuwig zouden kunnen blijven discussiëren. Omdat ze wist dat hij de kracht niet had om veel woorden over zijn lippen te krijgen. “Het is niet jouw schuld. Jij bent niet degen die…” Haar stem brak. Zeggen dat hij niet degene was die Storm had vermoord kon ze niet. Zeggen dat Storm dood was geweest kon ze niet.
Onrustig knipperde Storm met zijn ogen, met haar duim streek ze zacht over de rug van zijn hand. Vanuit haar ooghoeken zag ze hoe de pieken en dalen van de lijn op de hartmonitor weer groter werden, onregelmatiger. Weer nam ze zijn hand iets steviger vast op het moment dat ze zijn blik naar zijn beste vriend zag gaan. Zijn stem was zacht, vermoeid. Monsters. Storm wist hoe ze er over dacht. Wist dat zij hem nooit als monster zou kunnen zien, dat zij niet zomaar toe zou laten dat hij zichzelf zou zag. Dat Lupos mensen de dood in joeg. Dat Lupos Devon bijna had vermoord. Het maakte Storm geen monster en als het aan haar lag zou hij nooit een monster worden. “Storm je bent geen monster. Lupos heeft dit gedaan, niet jij.” zei ze zachtjes, waarbij ze kort een kneepje in zijn hand gaf. “Dit is niet jouw schuld.” Nadya wist dat de woorden waarschijnlijk niet tot hem door zouden dringen. Dat ze zijn schuldgevoel niet weg zouden nemen. Dat niet het schuldgevoel weg zou kunnen nemen. Zoals niets haar schuldgevoel weg kon nemen. Een arts en een verpleger kwamen hun kant op, even keken ze naar haar en Devon alvorens ze hun aandacht op Storm richtten. Nadya hield haar blik op Storm gericht, een bezorgde blik stond in haar ogen die rood zagen van het huilen. “Je bent twee uur lang dood geweest.” Voor een moment werd het doodstil. Nadya voelde Storm hand verstijfden rond de hare. Wat bezielde de arts dat hij dit zij? Dat hij zonder enige waarschuwing deze bom liet vallen? Nadya herkende Storm’s stem nauwelijks op het moment dat hij weer sprak. Al begreep ze waarom hij naar de weerwolf vroeg. Storm had Lupos nodig om te herstellen. Hoe bizar het ook was, als hij weer de oude wou worden zou hij de weerwolf nodig hebben. De arts reageerde niet, zei met een wat verstrooide blik dat hij dacht dat Storm het al wist, waarna hij zich excuseerde en vertrok. Liet het aan Devon en Nadya om de rest van het verhaal te vertellen. Tijd om boos te zijn had Nadya niet. Storm’s woorden deden haar woede al direct verdwijnen. Deden het plaats maken voor een misselijkmakend gevoel. “Zeg dat alsjeblieft niet.” zei ze zachtjes, smekend. Haar hand legde ze zachtjes op zijn wang en met haar duim streek ze zachtjes over zijn bleke huid. “Als jij dood gebleven was..” Haar stem was niet veel meer dan een fluistering. “Ik zou daar nooit van zijn terug gekomen.” Haar hand liet ze weer zakken en met een gebroken blik keek ze naar hem. Zijn vraag deed haar voor een moment haar ogen sluiten. Hoe zouden ze hem kunnen vertellen wat er was gebeurd? Hoe zouden ze hem kunnen vertellen wat Lupos had gedaan, wat Clyde hem had aangedaan, zonder hem te breken? Langzaam opende ze haar ogen weer, keek recht in Storm’s bruine ogen. Het was alsof ze hem kon zien breken. Tranen liepen over zijn wangen. Met haar hand streek ze zachtjes door zijn warrige haren. Zijn hand nam ze wat steviger in de hare. Voor het eerst die nacht was ze in staat haar eigen tranen in bedwang te houden. “Het is goed Storm.” Prevelde ze zachtjes, niet goed wetend wat ze moest zeggen. Niet goed wetend wat ze kon doen om de scherven van zijn hart bij één te houden. “Ik kan je niet alles vertellen.” zei ze zachtjes en even ging haar blik naar Devon. Met een sombere, bezorgde blik in haar ogen keek ze hem aan. Hij zou het grootste gedeelte van het verhaal moeten vertellen. Hij wist meer dan zij wist. Haar ogen vonden die van Storm weer, met haar vingers streek ze zachtjes langs zijn betraande wang. “Wat ik je kan vertellen. Is dat Lupos nog leeft. Voor jij terug transformeerde, kwam hij eerst nog overeind. Hij heeft niemand aangevallen, maar hij is er nog.” Begon ze zachtjes. “Er is vannacht niemand gestorven,.. behalve jij.” De pijn was duidelijk in haar stem te horen.
Onderwerp: Re: There's no coming back from this zo jan 31, 2016 7:59 pm
There's no coming back from this
De gedachten slingerden heen en weer in zijn hoofd, net de emoties in zijn lichaam dat deden. Hij slingerde van Nadya naar Storm en vervolgens weer naar zichzelf. Naar de afkeer die hij voor zichzelf voelde, naar de pijn in zijn lichaam. Het was te veel, veel te veel om te verwerken. Of toch zeker alleen, want dat was hoe Devon zich voelde. Kijken naar Nadya haar hand die de hand van zijn beste vriend omsloot deed hem goed, maar tegelijk ook pijn. Het was goed voor Storm dat hij iemand had die zijn verhaal begreep zoals niemand anders dat kon, maar terwijl liet het bij Devon een knagend gevoel achter. Hij was alleen, het voelde haast alsof hij met zijn ziekenbed in het midden van een uitgestrekte zandvlakte stond, verlaten. Devon had gehoopt dat Storm zien hem een beter gevoel zou geven, maar het had een averechtse werking. Zijn maag kwam in opstand en voelde hoe het licht in zijn hoofd werd. Voorlopig was Nadya de enige die zijn ‘aandacht’ erbij kon houden. Haar ogen waren zijn enigste houvast, ookal was de emotie die erin te lezen stond ondragelijk. Hij sprak haar toe en meteen antwoordde ze door haar hoofd stilletjes heen en weer te schudde, protesterend. Devon fronste zijn wenkbrauwen pijnlijk en hield zijn adem voor een seconde in. Hij had de energie niet om de discussie tussen goed en kwaad, tussen wel en niet te voeren. Zijn volgende zin leek haar wél te raken en ergens was Devon blij dat hij haar gevoelige snaar had geraakt. Het was de enige manier om haar duidelijk te maken dat ze er volledig buiten stond. De emoties van het meisje waren duidelijk hoorbaar in de manier waarop ze uitademde en Devon slikte kort. ’Je weet dat ik gelijk heb. Als er iemand is die er voor Hal moet zijn, dan ben jij het.’ Ze moest er voor hem zijn op de momenten dat het veilig was, niet op de momenten dat het gevaar achter een hoekje schuil ging. Niet alleen voor haar eigen veiligheid, maar ook voor die van zijn beste vriend. Eén druppel van het bloed van Nadya en Storm was er geweest. Ze moest maar één misstap zetten en het was gedaan, een einde van het verhaal dat er tussen hen twee afspeelde. De gedachten aan bloed maakten hem misselijk. Met een hortende zucht bracht hij zijn ene hand naar de pols van de andere en trok de pleister af en haalde de infuus uit zijn arm die voor de bloedtransfusie zorgde. Met een donkere blik in zijn ogen keek hij naar Nadya, weerhield haar op die manier om er een opmerking over te geven. Het dunne buisje viel op de grond en gestaag drupte het bloed dat in de baxter boven hem zat op de witte tegels.
En toen weerklonk haar zachte stem weer en Devon kauwde zachtjes op de binnenkant van zijn wang. ’Devon. Het is niet jouw fout.’ Hij kon haar doordringende blik haast op zijn huid voelde en sloot zijn met wallen omringde ogen als poging om toch voor dat kleine beetje aan haar blik te ontsnappen. ’Het is niet jouw schuld. Jij bent niet degen die…’ Hij opende ze weer en keek haar strak aan. ’…die hem vermoord heeft.’ Nog voor hij het zelf goed en wel doorhad had hij haar zin al afgemaakt en stonden zijn ogen op zijn beste vriend gericht. Het was Clyde geweest, Clyde had het leven uit zijn beste vriend gehaald, maar op een vreemde manier was Devon er niet boos om. De man had zijn leven gered en had Storm weerhouden van het maken van meerdere slachtoffers, en dat was hetgeen wat Hal gewild had. En tegelijk hetgeen waar Devon in gefaald was. ’Clyde heeft gedaan wat ik niet kon.’ Hij fronste zijn wenkbrauwen weer en zuchtte waardoor er een pijnlijk grimas over zijn gezicht trok. Als hij zijn hoofd kon draaien had hij naar de grote man gekeken, maar zijn nekkraag weerhield hem ervan.
De schorre stem van Storm doorbrak de stilte en een vieze smaak vulde de mond van Devon. ‘Alstublieft, neem niet de schuld voor wat ik ben.’ Ergens wilde hij dat Howard hem weer kwam halen, hem hielp ontsnappen aan de steenharde realiteit waarmee hij geconfronteerd werd. Met zijn hand had hij de witte lakens die half over zijn lichaam lagen stevig omklemd, alsof het zijn laatste houvast was. ’Storm je bent geen monster. Lupos heeft dit gedaan, niet jij.’ In de verte hoorde hij voetstappen en met alles wat hij in hem had hoopte hij om de grote haardos van zijn fysicaleerkracht te zien. Maar het was weer een wit gewaad, een verpleegster die hem zonder enig greintje van tact vertelde dat hij twee uur van de aardbol verdwenen was. Een vreemd, briesend geluid kwam uit Devon zijn neus en de zowel Storm als de verpleegster keken hem aan. Ze zag in een oogopslag dat hij zin infuus verwijderd had, maar durfde er niets op te zeggen. Als blikken konden doden. ‘En Lupos?’ Devon voelde het, het moment waarop dat hij zijn deel van het verhaal moest doen kwam eraan, het kón gewoon niet anders. Onrustig woelde hij heen en weer in zijn bed en probeerde zich rechtop te drukken, maar zijn lichaam schreeuwde van neen. Toen hij besefte dat hij geen kant op kon bleef hij muisstil liggen en luisterde naar het gesprek dat Nadya met hem voerde als poging om hem van gedachten te veranderen. En toen kwam de vraag die alles omvatte, die ervoor zorgde dat Devon zijn adem stokte en zijn kin begon te trillen. ‘Wat is er gebeurt?’ Op een bijna hopeloze manier zocht hij naar de blik van Nadya, om haar op die manier te vertellen dat hij hier niet klaar voor was. Uiteindelijk vond hij die en zag de somberheid die erin stond. “Ik kan je niet alles vertellen.” Devon sloot zijn ogen en zijn mondhoeken trokken naar omlaag. ’Nee..’ fluisterde hij amper hoorbaar door zijn lippen door en nam huiverend adem. Ze vertelde haar kant van het verhaal, de dingen die zíj gezien had vanuit haar standpunt. En ze had gelijk, van zodra Lupos in de ziekenboeg was, had hij niemand aangevallen, maar alles wat daarvoor in het bos gebeurd was.... Ze had ook gelijk om het feit dat er behalve hem niemand gestorven was, maar Devon moest gaan vertellen dat Lupos bijna iemand vermoord had.
Zolang Nadya aan het woord was ging het nog, maar het noodlot sloeg toe toen het opeens stil werd. Huiveringwekkend stil, waardoor het gepiep van de hartmonitor nog gruwelijker klonk dan hij al reeds gedaan had. Aarzelend en onzeker zocht Devon de ogen van Storm en staarde hem enkele momenten in stilte aan, voordat hij naar Nadya keek en kracht zocht in haar aanblik. ’Ik heb gefaald.’ was de zin waarmee hij begon en onmiddellijk gingen de haren op zijn gespierde armen omhoog staan. ’Het spijt me Hal. Ik wou sterk zijn, slím zijn, maar het is me niet gelukt.’ Zijn stem was zwak, misvormd en stond op breken. Opnieuw hoorde hij in zijn hoofd het kraken van de kettingen, het kraken van de beenderen van de wolf toen ze braken, het kraken van de bomen, het kraken van zijn huid toen Lupos het van zijn lijf trok. Alles kraakte, net zoals zijn hart dat deed. ’Het liep in het honderd toen er studenten in het bos kwamen.’ stille tranen rolden over zijn wangen en alles in hem protesteerde. Maar hij moést, hij was zijn beste vriend het verhaal verschuldigd, net zoals hij Nadya dat onrechtstreeks ook was. De vier ogen die op hem gericht stonden deden ervoor zorgen dat hij door de grond wilde zakken. ’Ik heb hem laten winnen Hal.’ Devon streek met zijn handpalm over zijn wang om de tranen weg te vegen. ’Hij heeft een meisje gebeten, Howard en Jamie doen alles wat er in hun macht ligt om haar te redden van de vloek die…’ Hij zuchtte en wendde zijn blik beschamend af vooraleer hij verder ging. ’De andere vier heb ik kunnen beschermen, maar Hal.. Wat ik jou heb aangedaan..’ Het was verschrikkelijk geweest, Devon had bomen op hem doen neerstorten, had zijn beenderen gebroken, had hem bijna verdronken… Maar zelfs dát was niet voldoende geweest. Alles liep door elkaar in zijn hoofd, het enige wat hij zich levendig kon voorstellen waren de meedogenloze rode ogen en de dodelijke, bebloede tanden van de wolf die zich rond zijn keel klemden. Vertellen over wat hij hém had aangedaan was moeilijk, maar vertellen wat Lupos Devon had aangedaan, daartoe was hij echt niet in staat.
There's just too much that time cannot erase ♦ ♦ ♦