Onderwerp: Re: There's no coming back from this ma feb 01, 2016 7:59 pm
.Always live before you die.
It takes ten times as long to put yourself back together than is does to fall apart
“Je bent geen monster …” Ze probeerde het alsnog aan hem duidelijk te maken maar Storm keek haar niet aan, hij staarde naar Devon, naar zijn beste vriend. “Dit is niet je schuld.” Hij voelde het kneepje in zijn hand maar nog steeds nam hij zijn blik niet weg van Devon. Wat zou er met hun gebeuren? Zelf als ze zouden herstellen, zelf als ze het konden vergeten … zou het hetzelfde zijn? StormOn? Devon was zo zelfzeker geweest om het tegen Lupos op te nemen en Storm had dat tegen zijn zin toegelaten. Devon had gefaald maar had er behoorlijk de prijs voor betaald. Storm nam de schuld op zich, Devon deed dat waarschijnlijk ook. Hun probleem zou niet liggen bij de vriendschap, het probleem zou liggen bij hun koppigheid voor wat er was gebeurd. Storm zou het niet toelaten dat iemand anders dan zichzelf de schuld op zich zou nemen en Devon zou daarop protesteren. Maar daarnaast? Storm verweet zijn vriend niets. Het was tenslotte Lupos die dit allemaal had gedaan, niet Storm niet Devon. Alleen hing Storm vast aan die weerwolf alsof ze één waren en dat maakte het hele proces ontzettend moeilijk. Het zou een lange weg worden, om niet te zeggen een lijdensweg en Storm was van plan in die lijdensweg Devon zo ver mogelijk van zich af te houden. Niet met de verkeerde bedoelingen, integendeel, voor zijn veiligheid. Hij wilde zijn beste vriend niet mee sleuren in het proces dat hij zichzelf al één keer eerder had aangedaan, vlak na zijn derde volle maan.
Vanaf het moment dat hij hoorde dat hij twee uur lang dood geweest was ging er vanalles door hem heen. Ten eerste, twee uur? Dat was een hele lange tijd dat je hart niet meer klopte, dat het zuurstof niet meer rond ging. En toch lag hij hier zonder schade, kon hij ademen en zijn hart klopte weer en hij wist het … hij wist het dat hij dat niet aan zichzelf had te danken. Maar het was te stil, hij voelde Lupos niet en hij werd bang. Een angst die allesomvattend was en zijn hartslag onrustiger liet pieken en dalen terwijl hij wanhopig op zoek ging naar de weerwolf, enig teken ervan. Maar er was niets, het was alsof Kat naast zijn bed stond en zijn mutatie onderdrukte, zo voelde het. Hij voelde helemaal niets. “Je kan me nu niet alleen laten.” Dacht hij in zichzelf, alsof hij tegen de wolf aan het praten was. “Ik geef je alles maar alstublieft laat me na al die maanden niet alleen in deze toestand.” Het was als kruimels van een brood trekken. Hij gaf Lupos zijn energie op de hoop dat de wolf zou reageren. En dan begon hij iets te geven wat Storm altijd ver van Lupos had weg gehouden, controle. Alles rondom hem vervaagde terwijl zijn hartslag voor een hele tel lang een streep bleef en het alarm net niet af ging terwijl hij de klik maakte in zijn hoofd, hij liet het toe voor de wolf om deel van hem te zijn. Maar zelf dat, die symbolische strijd, dat geschenk lokte geen reactie uit bij de weerwolf. Het bleef stil en Storm slikte de misselijkheid weg en keerde terug naar de wereld waar vrienden om hem bezorgd waren, er wereld waar hij helemaal niet wilde zijn.
Niemand had hem een direct antwoord gegeven op zijn vraag, wat met Lupos. Dus zei hij het enige logische dat in hem op kwam, hij was dood moeten blijven. Daar zou hij de wereld een enorme gunst mee kunnen doen. En hij wist hoe Nadya hierop zou reageren maar eerlijk, voor een seconde lang kon het hem niet schelen. “Zeg dat alstublieft niet.” Smeekte ze. Zijn ogen vlogen open, ze werden lichtjes omrand door de rode kleur die Lupos vertegenwoordigde. En voor even, niet langer dan een seconde voelde hij de felheid van de weerwolf als reactie op haar woorden. Maar hij verdween weer en Storm strakke bleke gezicht verzwakte wat. Lupos was er nog, zwak maar levend. En het was alsof de tussenkomst van de weerwolf een muur had doorbroken. Een muur waarachter al zijn emoties lagen opgestapeld, waarachter alles zat waar Storm wanhopig naar op zoek was. Al die emoties daverde in één keer binnen en namen hem compleet over. De woorden van Nadya, haar vinger langs zijn wang, het was voldoende voor dat laatste duwtje en hij brak, hij brak voor de eerste keer sinds hij was bij gekomen. Het vroeg veel van hem, de tranen, de emoties en het vertraagde zijn hartslag, maakte hem moe maar hij vertikte het om te gaan slapen. Hoe graag hij wilde ontsnappen van dit alles, hij moest eerst weten wat er was gebeurd.
Nadya was de eerste die begon, met het feit dat ze niet alles kon zeggen over wat er vannacht was gebeurd. Wat logisch was, ze was er niet bij, ze had gedaan wat Storm haar had gevraagd te doen, op afstand blijven. Dus zijn vermoeide ogen gleden naar Devon naar degene die de hele nacht was door moeten gaan met een beest dat niet in te tomen viel, een beest dat Storm met zich mee droeg. Hij zag dat Devon dit niet wilde maar Storm wilde het en hij had geen idee waarom. De info zou hem enkel kapot maken, net als het hem iedere volle maan kapot had gemaakt om in de kranten te lezen wie hij had vermoord. Nadya bevestigde niet veel later wat hij eerder had gevoeld, dat Lupos er nog was, dat de weerwolf letterlijk zijn leven had gered want anders was er geen Storm meer geweest … en dat nadat hij Storm de dood in jaagde. Het was ingewikkeld. “Er is vannacht niemand gestorven … behalve jij.” Hij rukte zijn blik kort los van Devon en keek opzij naar Nadya, in haar diepblauwe ogen en terwijl hij naar haar keek, de emoties open en bloot in zijn blik kwam het besef naar voor dat hij echt dood was geweest en wat het met haar moest hebben gedaan. Wat het met iedereen moest hebben gedaan, twee uur was lang. Niet voor Storm want hij had het niet beseft maar voor Devon en Nadya … ‘Ik leef.’ Prevelde hij zichzelf toe, amper in staat de concentratie er voor langer dan een seconde bij te houden. Uiteindelijk draaide hij zijn hoofd terug naar Devon, hij sloot zijn ogen voor een moment, probeerde een beetje energie te gaan zoeken maar vond het nergens. Toen hij zijn ogen opende vonden ze gelijk die van Devon, dof tegen dof, vermoeid en gebroken tegenover vermoeid … was Devon al gebroken? “Ik heb gefaald.” Dat waren Devon eerste moeizame worden. Storm zou met zijn ogen willen rollen maar hij had er de energie niet voor om zo vroeg al zijn vriend op zijn plaats te zetten voor iets waar hij niet schuldig aan was. En terwijl Devon sprak over sneller en slimmer zijn kwamen er langzaam beelden naar voor, alsof Lupos hem iets gunde wat hij nooit eerder gekregen had, blikken op zijn volle maan. Het waren korte fragmenten, van de weerwolf die uithaalde aan de kettingen naar Devon en meteen zijn been open haalde. De eerste keer hij kettingen had gebruikt had het negen uur stand gehouden nu … tien minuten, amper. Toen Devon het had over de studenten zag hij het goed voor hem hoe Lupos het meisje beet. Er kwam iets van paniek in zijn ogen, hij had daadwerkelijk iemand vermoord, misschien niet in de context van vermoorden maar dan nog, ze zou sterven of aan het gif of aan wat een weerwolf mentaal met je kon doen. ‘Die ik haar heb gegeven.’ Vulde hij Devon’s zin zachtjes aan, amper hoorbaar eigenlijk. ‘Ze kan niet,’ hij zweeg en sloot zijn ogen, raapte de restjes samen. ‘ze kan niet worden als ik. Ze is beter af dood.’ Ademde hij moeizaam uit. “Maar Hal, wat ik jou heb aangedaan.” Storm opende zijn ogen niet, voor een moment wat de film zo helder voor zijn ogen. De weerwolf die het spoor van bloed volgde door het riviertje. Het besef van het opgesloten gevoel dat Lupos compleet razend had gemaakt. En dan de beet … de reden waarom Devon hier lag. Het beeld was zo helder, zo zuiver dat het leek alsof hij er terug was en als een omstaander toe keek hoe de weerwolf de hele hals, strot van Devon aan stukken scheurde. Zijn hartslag begon te versnellen en het was niet Lupos, het was Storm. Hij opende zijn ogen en keek naar zijn beste vriend, verslagen. ‘Wat je mij hebt aangedaan?’ Vroeg hij moeizaam. Hoe kon Devon dat denken? Hij wist dat de weerwolf van alles snel herstelde, hij deed het omdat het nodig was. Storm zou uit zijn bed willen stappen en naar zijn beste vriend willen. In plaats daarvan zocht hij enkel de steun en stevigheid in Nadya’s hand. ‘Ik,’ hij zweeg, slikte de krop door in zijn keel. ‘Ik deed jou meer aan. Je moest het doen, er is een verschil.’ Hij zweeg en liet zijn adem beverig ontspannen. Er was een groot verschil, Devon deed enkel wat hij moest doen om zichzelf en de omgeving veilig te stellen, Storm deed gewoon wat hij graag deed, jagen, mensen doden, puur voor de jachtdrift. ‘Ik ben het gewoon,’ hij zweeg en sloot opnieuw zijn ogen. ‘Om schuld te dragen, neem het niet op jullie.’ Hij liet zijn blik opzij gaan naar Nadya. ‘Jij ook niet.’ Prevelde hij, wetend dat ze ook ergens wat schuld zou gaan zoeken. ‘Ik ben,’ hij zweeg en zakte ongewild terug weg in zijn zwarte wereld. Kapot? Hij kon niet meer, het was genoeg geweest …
tag: Nadya and Devon --- words: 1620 --- notes: So Sad --- outfit: -
Onderwerp: Re: There's no coming back from this do feb 04, 2016 11:41 pm
GRACE IS JUST WEAKNESS
Or so I've been told. I've been cold, I've been merciless. But the blood on my hands scares me to death Maybe I'm waking up today --------------------
’Je weet dat ik gelijk heb. Als er iemand is die er voor Hal moet zijn, dan ben jij het.’ Zijn woorden deden haar slikken. Jamie had haar iets vergelijkbaars gezegd, had haar met die woorden kunnen overtuigen niet in te grijpen. Iets wat ze zichzelf nooit zou vergeven. Zelfs al was het misschien verstandig geweest. Zelfs al had haar aanwezigheid het misschien alleen maar erger gemaakt. Het idee dat ze dit alles had laten gebeuren. Dat ze Lupos Devon bijna had laten vermoorden, dat ze Clyde Storm’s hart had laten stoppen. Het was haast ondragelijk. Als zij vannacht met Storm het bos in was gegaan of had ingegrepen direct nadat Lupos het meisje had aangevallen, dan was dit alles nooit gebeurd. Dan was ze hem niet kwijt geraakt. Dan was hij Devon niet bijna kwijt geraakt. Toch wist ze niet wat ze tegen zijn woorden in moest brengen, omdat hij ergens ook wel gelijk had. Storm zou haar nodig hebben, omdat zij hem begreep, nu misschien nog wel meer dan eerder. Een rilling trok door haar lichaam, voor even stond het beeld van Nick haar helder voor de geest. Zijn lichaam dat slap tegen de boom aan hing. Het bloed dat uit zijn neus en oren was gelopen, tussen zijn lippen door was gesijpeld. De dofheid van zijn anders zo heldere ogen. Het was haast alsof ze zijn lichaam weer slap kon voelen worden in haar armen. Het was een beeld dat ze nooit zou vergeten, net als Storm het beeld van Devon nooit vergeten zou. Met moeite wist ze zich los te rukken uit haar eigen gedachten. Wist ze haar betraande ogen op Devon te richtten, die de pleister van zijn infuus los haalde. Een bezorgde frons verscheen op haar gezicht op het moment dat Devon het infuus, dat verantwoordelijk was voor de bloedtransfusie, uit zijn arm trok. De donkere blik in zijn ogen weerhield haar er echter van iets te zeggen. Voor een moment keek ze stilletjes naar het bloed dat uit de infuus lijn op de tegels liep. Het aanzicht maakte haar misselijk, zoals eigenlijk de hele situatie haar misselijk maakte.
Of het haar blik was of haar woorden waar aan hij wou ontsnappen wist ze niet, maar voor even sloot hij zijn ogen. Toch bleef ze hem met dezelfde doordringende blik aan kijken. Devon had geen schuld aan was er vannacht gebeurd was, hij had niet geweten wat hij beloofd had. Nooit eerder had hij Lupos gezien. Nooit eerder had hij hoeven vechten tegen een wezen dat zo moordlustig was, maar waarin tegelijkertijd zijn beste vriend schuil hield. Bij haar halve zin, keek hij haar weer aan en nu was het zijn blik die haar weg deed kijken. Die haar maag samen deed trekken, maar niet half zo veel als zijn woorden dat deden. De woorden die ze zelf niet over haar lippen had kunnen krijgen. Zwijgend staarde ze naar haar hand in die van Storm, zacht bijtend op haar onderlip. ‘Clyde heeft gedaan wat ik niet kon.’ Voor even verscheen er een felle blik in haar ogen, keek ze naar de man aan de andere kant van de ziekenzaal. Een vlaag van woede ging door haar lichaam. Clyde had niet gedaan wat Devon niet kon, hij had meer gedaan dan hij had moeten doen. Veel meer. “Clyde moest Storm tegen houden. Niet zijn hart stoppen.” Haar stem was zacht, niet meer dan een fluistering. Heel even, zo kort dat het nauwelijks zichtbaar was, kreeg de iris van haar linker oog een vuur rode gloed.
Storm keek haar niet aan, hield zijn blik strak op Devon gericht, die het laken waaronder hij lag omkleden alsof het zijn laatste redmiddel was. Een gevoel van machteloosheid overviel haar. Zelfs nu was er niets wat ze voor hen kon doen. Was er niets wat ze kon doen om dit makkelijker te maken. Om hun pijn en schuldgevoelens weg te nemen. Om hun vriendschap terug te doen laten keren naar wat het was. Het enige wat ze kon doen was kijken naar de twee jongens. Beide kapot van de nacht die ze achter de rug hadden, zowel fysiek als mentaal. Met moeite slikte ze het brok uit haar keel, in een poging zichzelf te vermannen. In een poging de sterkste van de drie te zijn, omdat zij de enige was die niet gebroken was. Niet fysiek in elk geval. Mentaal gebroken was ze wel. Dat was wat Storm’s dood met haar had gedaan. Het had haar gebroken, zoals Nick’s dood dat ook had gedaan. De realisatie dat Storm haar zou makkelijk breken kon, joeg haar angst aan. Angst omdat ze nu wist hoe makkelijk het was om hem te verliezen. Angst omdat ze nu wist wat zijn dood met haar doen zou. Dat dit misschien wel de laatste keer was dat haar hart gebroken kon worden. De laatste keer voor ze veranderde in het geen, wat iedereen altijd al gezegd had dat ze was; een monster.
Het was alsof de dokter een bom had laten vallen. Voor een moment was de stilte om te snijden. Bezorgd keek Nadya naar Storm, niet wetend wat deze informatie met hem zou doen. Of de gewaarwording dat hij dood was geweest, hetzelfde met hem zou doen als haar bijna doodervaring bij haar had gedaan; haar het verlangen geven dat ze nooit wakker geworden was. Het verlangen dat ze nooit had hoeven zien wat ze had gedaan. Dat ze nooit had moeten leren leven met het schuldgevoel en het beeld van het levenloze lichaam van haar beste vriend. Onrustig gingen haar ogen van Storm naar de hartmonitor die langs zijn bed stond. Naar de onregelmatige pieken en dalen. Naar de voor een moment stil vallende lijn. Heel even was er niets anders dan die lijn en het onrustige geklop van haar eigen hart in haar oren. Wat alsof de woorden van de arts, Storm er van hadden overtuigd alsnog de strijd op te geven. Wat als Storm dat vermogen nog had? Om te kiezen of hij bleef leven of niet? De lijn kwam weer omhoog en huiverend blies ze haar ingehouden adem uit. Tranen branden achter haar ogen, maar ze wist ze binnen te houden.
Bij het horen van haar zachte, smekende woorden vlogen zijn ogen open. Ogen die slechts deels de zijne waren. Het rode randje gaf aan dat Lupos dichtbij was. Dat het de wolf was die op haar reageerde, niet Storm. Iets aantrekken van zijn harde gezicht deed ze niet, ze ging gewoon verder in de hoop dat ze tot hem door zou dringen. In de hoop dat hij zich zou realiseren dat ze hem niet kon verliezen. In de hoop dat hij zou blijven vechten, want ze had geen idee wat ze zou moeten doen als hij de strijd op zou geven. De uitdrukking op zijn gezicht verzachtte en hij brak. Het was alsof alle emoties in één keer naar boven kwamen. Tranen rolden over zijn bleke wangen. Weer werd ze overvallen door een gevoel van machteloosheid. Een gevoel dat enkel erger was op het moment dat haar ogen die van Devon troffen en ze de haast wanhopige blik er in zag. Het was Devon die het verhaal zou moeten vertellen. Devon die zou moeten zeggen wat hij Lupos had aan gedaan en erger dan dat, wat Lupos hem had aan gedaan. Nadya had slechts glimpen gezien. Korte beelden, die genoeg waren geweest om haar misselijk te maken. Beelden die het bloed in haar aderen had doen stollen. Devon had alles gezien, had alles mee gemaakt en nu moest hij het gaan vertellen. Moest hij hetgeen vertellen wat Storm nog verder kapot zou maken.
Terwijl ze sprak keek Storm naar Devon. Tot ze hem zei dat hij de enige was die vannacht gestorven had. Zijn ogen vonden de hare en voor een moment keek ze hem zwijgend aan. Zag ze de emoties in zijn ogen, emoties die deels weerspiegeld werden in de hare. Met haar duim strek ze zachtjes over de rug van zijn hand. Bij het horen van zijn zachte geprevel, sloot ze kort haar ogen. Het was nog steeds onwerkelijk. Al wist ze niet precies wat onwerkelijker was, het feit dat hij gestorven was of dat hij weer terug was. “Je leeft.” fluisterde ze zachtjes, waarna ze haar ogen weer openden en hem voor een moment een zekere gebrokenheid aan keek. Een huivering trok door haar lichaam op het moment dat hij zijn hoofd weer in de richting van Devon draaide. Nadya volgde zijn blik, keek naar Devon, wiens ogen uiteindelijk de hare vonden. Stil keek ze hem aan, in de hoop dat hij de kracht zou kunnen vinden iets over zijn lippen te kregen. Bij het horen van zijn eerste woorden nam ze Storm’s hand, als vanzelf, weer wat steviger vast. Het horen van Devon’s haast onherkenbare stem, het horen van zijn verhaal, het deed haar maag omdraaien. Stille tranen rolden over Devon’s wangen en voor even wou ze dat er iemand was, die zijn hand vast kon houden. Die hem steun kon geven, want zelf kon ze de kracht er niet voor vinden overeind te komen. De kracht om Storm’s hand los te laten. Storm die haar aanwezigheid, bij het horen van dit verhaal misschien nog wel meer nodig had dan Devon bij het vertellen ervan. Voor even ging Nadya’s blik naar Storm. Naar de paniek die in zijn ogen stond. “Howard en Jamie gaan een oplossing vinden Storm. Ze was hier al veel eerder dan jullie.” zei ze zachtjes, in een poging hem enigszins gerust te stellen.
De lijn op de hartslag monitor schoot weer omhoog. Bezorgd keek Nadya naar Storm, die met zijn ogen gesloten in het bed lag. Zachtjes legde ze haar vrije hand rond zijn pols, zo dat ze zijn hartslag onder de tippen van haar vingers voelen kon zoals ze dat ook had gedaan tijdens de volle maan dat ze hem had leren kennen. Het was een geruststellend gevoel, of in elk geruststellender dan de onrustige lijn van pieken en dalen. Storm openden zijn ogen weer, keek met een verslagen blik naar Devon. Kort kneep ze in zijn hand, alsof ze hem met die kleine aanrakingen steun wou geven. Zacht beet ze op haar lip, terwijl ze luisterde naar zijn zachte woorden, naar de beverige manier waarop hij zijn adem liet ontsnappen. Heel even had ze de neiging in te gaan tegen zijn volgende woorden, maar de vermoeide blik in zijn ogen hield haar tegen. Dit was niet het moment hem er van te overtuigen dat dit niet zijn schuld was. Dit was niet het moment om hem te doen laten in zien dat het niet zijn fout was. “Je mag best gaan slapen Storm.” zei ze zachtjes. Met haar hand streek ze zachtjes langs zijn wang. “Ik ga nergens heen.” prevelde ze. Voor een moment keek ze stil naar zijn bleke gezicht. Zou hij hier ooit overheen komen? Zou hij ooit weer de Storm worden, die zij had leren kennen? De jongen die overhoop lag met wie hij was geworden, die enigszins gebroken was maar lang niet zo erg als de jongen die in het ziekenhuisbed lag.
Nadya’s blik ging naar Devon, die nog steeds slechts half onder de lakens lag en wiens bloedtransfusielijn nog steeds op de grond lag. Huiverend blies ze haar adem uit, waarna ze voorzichtig Storm’s hand los liet. Heel even keek ze angstvallig naar de hartmonitor, alsof die ineens stil zou vallen nu ze zijn hand los gelaten had. Er gebeurde niets, de onrustige lijn van pieken en dalen bleef. Langzaam liep ze naar Devon’s bed toe, nam de bloedlijn van de grond, vergrendelde de infuus zak en hing de lijn over de baxter voor ze haar blik op de jongen richtte. Voor een moment keek ze hem stil aan. Niet goed wetend wat ze zeggen moest of er überhaupt iets was wat ze zeggen kon. “Je bent niet alleen Devon.” zei ze uiteindelijk zachtjes, waarna ze de deken weer iets verder over hem heen legde. Kort nam ze zijn hand in de hare. “Wat er vannacht is gebeurd. Het had nooit mogen gebeuren, maar…” Haar stem trilde lichtjes en voor een moment sloot ze haar ogen. “Het is niet jouw fout. Wat jij Storm hebt aan gedaan, het was nodig. Het was alleen niet genoeg.” Voor even keek ze Devon gewoon zwijgend aan, met haar sombere blauwe ogen, opzoek naar de juiste woorden. Woorden die ze niet vinden kon, die waarschijnlijk niet te vinden waren. “Jullie gaan hier doorheen komen.” zei ze zachtjes, waarbij ze een kort kneepje in zijn hand gaf.
Onderwerp: Re: There's no coming back from this ma feb 08, 2016 9:32 pm
There's no coming back from this
’Clyde moest Storm tegen houden. Niet zijn hart stoppen.’ Voor de zoveelste keer kneep Devon zijn ogen dicht en probeerde te zuchten. Het liefst van al wilde hij tegen Nadya haar redenering in gaan, maar hij had er de energie niet voor. Als Clyde er niet was geweest, was er geen Devon meer, was de situatie erger uitgedraaid dan hij al reeds was. Storm zou dan misschien niet enkele uren dood zijn geweest, maar er zou veel meer schade zijn. En al bij al, had hij het overleefd. Misschien niet in de toestand die Nadya wilde, maar hij wás er nog. Toen hij zijn ogen weer opende durfde hij te wedden dat het linkeroog van Nadya een verkleuring vertoonde. Kort hield hij zijn adem in, voordat hij zijn schorre stem weer liet weerklinken. ’Sommige dingen lopen nu eenmaal uit de hand.’ De verhalen en gebeurtenissen van vannacht stonden bijna in zijn sombere ogen te lezen. Hij begreep haar ergens wel, maar toch.. Nadya moest de daden van Clyde op een andere manier bekijken, maar hoe maakte je iemand zo iets duidelijk? Devon zou Clyde voor altijd dankbaar zijn, en van zodra hij beter was en de man wakker, zou hij het hem op de een of andere manier tonen. Net zoals hij voor hem zou opkomen als Nadya hem tegen zich keerde. Maar voor nu.. voor nu had hij er veel te weinig energie voor.
Het verhaal van afgelopen nacht vertellen verliep hem zwaar, zwaarder dan hij gedacht had dat het zou zijn. Het leek alsof er een tsunami aan emoties zijn lichaam overspoelde. Devon wilde zijn frustraties lichamelijk kwijt, wilde schreeuwen, rennen, dingen vernielen. Voor de eerste keer in zijn leven hunkerde hij naar het transformeren naar zijn Ursus-vorm. Maar hij was te moe, hij was volledig uitgeput en het enige waartoe het in staat was, was in het produceren van stille tranen die via zijn wang omlaag bingelde. Hij hoorde in de verte hoe Nadya Storm toesprak, hem probeerde te overtuigen dat het wel in orde kwam met het meisje, dat hij niet bang moest zijn om in slaap te vallen, ze zou er nog steeds zijn als hij opnieuw wakker werd. Toen Storm hem rechtstreeks aansprak ging er een rilling door zijn pijnlijke lichaam. Hij klonk gebroken, niet als zichzelf. ‘Ik deed jou meer aan. Je moest het doen, er is een verschil.’ Beschaamd wendde hij zijn blik af, naar zijn handen die lusteloos in zijn schoot lagen. Woorden vond hij niet, omdat hij ergens diep vanbinnen wist dat Storm gelijk had. Maar hij zou het nooit toegeven, deels omdat Devon van zichzelf vond dat hij nog steeds gefaald had, deels omdat hij niet wilde dat zijn beste vriend de last van zijn mutatie alleen zou dragen. En net alsof hij in zijn gedachten zat, zei hij hetgeen wat Devon niet wilde horen. ’Ik ben het gewoon om de schuld te dragen.’ Met rooddoorlopen ogen keek hij weer op, naar Hal die recht tegenover hem lag. ’Ik ben..’ Devon klemde zijn kaken hard op elkaar, waardoor hij een woeste blik op zijn vermoeide gezicht kreeg. ’Niet alleen.’ Bromde hij door zijn tanden door en probeerde zijn vriend te herinneren aan zijn eerdere woorden. Maar Storm reageerde niet meer, hij was doodop, net zoals Devon dat was.
Een zucht die boordevol emoties zat verliet zijn beschadigde keel en Devon keek kort naar Nadya, die een innerlijke strijd streed. Ze zuchtte op een huiverende manier, en alsof het de meeste moeite van de wereld kostte, liet ze de hand van Storm los. Devon keek haar met zijn vermoeide ogen aan en probeerde te begrijpen wat ze van plan was. In eerste instantie ruimde ze het zootje op dat hij had gemaakt door zijn infuus uit te trekken, maar nadat ze dat gedaan had keek ze hem voor een moment in stilte aan, waardoor een vreemd gevoel doorheen zijn maag trok. ’Je bent niet alleen Devon.’ Behulpzaam trok ze het deken weer over zijn pijnlijke lichaam en Devon zocht houvast in haar ogen. ’Dat ben ik wel Nadya.’ Hij probeerde haar op een geforceerde manier toe te glimlachen, wat resulteerde in iets bitters. Ze nam zijn hand vast, en hij voelde hoe koel haar huid was onder zijn aanraking. Het was iets vreemd, de aanraking, het was op zo een andere manier dan dat een aanraking van Denni of Taylor geweest zou zijn. Maar toch voelde het ergens goed. ’Het is niet jouw fout…’ Hij luisterde naar haar woorden en zuchtte terwijl. ’Shhhhh.’ Ze wisselde zwijgend een blik uit en Devon knipperde eenmaal langzaam, zijn ogen waren donkerblauw omringd door de wallen. ’Jullie gaan hier doorheen komen.’ Hij voelde hoe haar greep rond zijn hand versterkte en voorzichtig kneep hij terug, als poging om haar wat moed te geven, ondanks dat hij die zelf niet meer had. ’Ja, we komen hier doorheen, de vraag is enkel op welke manier. Wonden helen, maar de littekens zullen nooit verdwijnen.’ In de verte weerklonken voetstappen en na enkele seconden stond er een kleine verpleegster langs zijn hoofd. Ze keek met een klein, geforceerd glimlachje naar Nadya. ’De jongens hebben nu echt rust nodig.’ Devon kneep voor een tweede keer zachtjes in haar hand, en zocht haar blik. ’Blijf bij hem. Hij heeft je echt nodig.’ Fluisterde hij haar toe en negeerde daarbij de verpleegster die de remmen op de wieltjes van zijn bed afzette. Langzaam liet hij de hand van Nadya los en richtte zijn ogen nog een keer op Storm, die ondertussen weer ingeslapen was. Voor hij het goed en wel doorhad waren er nog twee extra verplegers opgedoken en reden ze gezamenlijk zijn bed weg, richting een aparte kamer. Met een zuchtje liet hij zijn vermoeidheid de overhand nemen en vielen zijn oogleden dicht. ’Slaap maar kiddo.’ De stem van zijn oma weerklonk in zijn hoofd, en hij durfde haast te zweren dat hij haar hand liefdevol over zijn hoofd voelde strijken. Maar toch wist hij diep vanbinnen dat het slechts wanen waren, want hij was alleen.
There's just too much that time cannot erase ♦ ♦ ♦