Noel leidde een erg interessant leven met zijn mutantending en met het feit dat hij tussen allemaal mutanten waarvan ongeveer iets meer dan de helft hem waarschijnlijk konden vermoorden zodra ze daar zin in hadden en al dat gedoe. Op zich was daar niets mis mee, want ze hadden het nog niet gedaan, dus… ja. Hij kon moeilijk zeuren over potentiële moordzucht als het nog niet gebeurd was, toch? Sowieso kon in principe iedereen je kop eraf hakken als ze daar toevallig zin in hadden, in principe was je nooit veilig. Blablabla. Niet boeiend. Paranoia was een wonderlijk iets, echt – er was niets in de hele wereld dat zoveel kon ontwrichten als een beschadigd vertrouwen in de mensen om je heen. Het was zo destructief eigenlijk, terwijl het in wezen niet veel meer was dan wat gedachten bij elkaar die de realiteit toevallig overactief analyseerden. Niet dat Noel hier last van had. Sorry. Hij was niet elke vijf seconden bezig met hoe groot de kans zou zijn dat hij het avondmaal zou halen, hij vond het eigenlijk niet zo bijster interessant om zich koest te houden in de hoop daarmee de aandacht niet te trekken van een potentieel gevaar en al zeker niet op dit huidige moment. Nee, op precies dit moment was het enige wat hem boeide zijn blaas en hoe vol die was.
Ja, boeiend leven, zei ik toch al? Nee, maar even serieus: zijn blaas zat zo vol dat er misschien net twee moleculen van iets anders dan urine in kon zitten. Klonk dat überhaupt logisch en realistisch? Ik ben geen uroloog en zou niet weten hoe de gemiddelde blaas, het spijt me, de volgende keer zal ik de Wikipediapagina erover eens nalezen, maar je weet wel wat ik bedoel toch? En zo nee, het spijt me. Onthoud gewoon dat zijn blaas vol zat en dan komt het allemaal wel goed.
Omdat alles fantastisch geregeld was hier, scheen het de bedoeling te zijn dat hij eerst een verdieping over een trap moest rennen vooraleer hij zijn paradijselijk oord kon betreden. Ugh. Wat een verschrikkelijk systeem. Tijdens deze suicide run bedacht hij zich dat er toch ooit iemand in eenzelfde situatie moest zijn gekomen als hij en dat één of andere mutatie daar eigenlijk toch echt niets aan kon veranderen. Niet zeker weten of je al dan niet in je broek zou plassen omdat je zo nodig moest, kon elke pretentieuze mutant een toontje lager laten zingen, geloofde hij. Goed, goed, hij had dat nooit zo gehad, want er was nu eenmaal niet veel waar hij echt een groot ego van kon krijgen – ja, dat goudgedoe was wel tof en zo, maar het werd een stuk minder stoer als je erna een siësta hield uit vermoeidheid – maar zulke mutanten bestonden heus wel. Hij zette ze ongeveer in dezelfde hoek als de potentiële moordenaars waar hij niet over nadacht. Je weet wel.
Maar toen bereikte hij de wc’s! Wat uitermate geweldig en fantastisch en halleluja, de redding was nabij. Hij opende triomfantelijk de deur voor zover dat kon als je zonet een toilet tot je ware liefde had benoemd dan en haastte zich naar het eerste het beste urinoir zonder acht te slaan op zijn omgeving. Toen het hebben van een lege blaas het gezond verstand weer in hem terugbracht, dacht hij een momentje na en draaide zich toen naar de persoon die ook in de toiletten was. ‘Misschien ben ik gek aan het worden, maar er bestaan meisjestoiletten toch?’
&Sarina xoxo