Onderwerp: ONLY NATURE CAN BE A HOME [STORM HALL] zo aug 07, 2016 11:50 am
Het was een mooie zonnige dag, een dag om de bloemetjes buiten te zetten en water te geven. Bijna tropisch warm als iemand het aan haar vroeg. En in deze tropische hitte had Araluen besloten rond te lopen. Normaal gesproken zou haar moeder haar hebben aangesproken over de gevaren van het buiten zijn, van het mutant zijn en zou ze nooit alleen op pad gaan. Toch kon ze het niet laten om op onderzoek uit te gaan. Haar kamer was veelte warm en veelte klein. Niet dat ze vroeger in een groot huis gewoond had, ze woonde toen praktisch in de natuur. Hetgeen wat ze nu natuurlijk wel ergens miste. Ze was een klein, iel half waterdicht hutje gewend, waar ze haar kamer moest delen met haar moeder. Niet dat het erg was geweest, ze hadden toch alleen elkaar. Tenminste zo was het altijd geweest tot op het moment dat iemand ontdekte wat haar moeder was. Een mutant, nu was haar moeder geen gevaarlijke mutant, natuurlijk konden er wel eens ongelukken gebeuren, maar over het algemeen waren er enkel positieve effecten bekend bij haar moeders mutatie. Die van haar leek er wel aardig op. De manier van gebruiken en de effectiviteit was vooral anders. Ze was gewend geweest op een van de eilanden van Hawaï te leven, daar de natuur te gebruiken voor haar overleving. Ze gingen haast nooit naar de winkels en hielden zich vaak afzijdig van Jan en alleman in de steden en dorpen. Het was niet zozeer moeilijk geweest om op hunzelf te blijven. Niemand wist überhaupt van haar bestaan af, behalve haar moeder en deze school dan. Haar moeder had uit angst voor verraad iedereen op afstand gehouden van haar enigste dochter, in de hoop dat ze een veilige, relatief normale jeugd kon hebben. Zo normaal als het voor een mutant kon zijn natuurlijk. Overigens had Araluen wel nare ervaringen aan de mutatie over gehouden. Bijvoorbeeld de emoties en pijn die ze bij andere levende wezens kon ontdekken en soms iets veranderen. Echt totaal helen was haar tot op heden nog nooit gelukt, noch wou ze het doen. Het kostte haar te veel moeite om in de buurt te zijn van iemand die gewond was. De pijn die dan door haar aderen sijpelden, haar hart die dan bonkte in haar keel. Dat alles kon haar afgenomen worden.
Nu had ze langzaam de eerste rij bomen behaald, die op het eiland Genosha bestonden. Grote bomen, niet zo groot als van haar thuisland, maar groot genoeg om erg hoog in te klimmen en van de rustige zomerbries te genieten. Dat was dan ook haar plan, bomen brachten rust, niet zoveel als dieren deden maar genoeg om haar op haar gemak te stellen. Ze had nog niet echt veel gezegd, als iemand haar begroette draaide ze zich vaak gewoon om, of staarde ze diegene met grote bruine ogen aan, bang. Wantrouwend zijn naar soortgenoten toe, mensen die in dezelfde of soortgelijke situaties hadden geleefd of nog leefden was misschien niet nodig, toch durfde ze haar muren niet zomaar te laten vallen. Nu, zo sterk waren haar zorgvuldig geplaatste muren nou ook weer niet, iedereen die goed keek kon met gemak haar gemoedstoestand van haar gezicht aflezen. Als ze blij was, straalde haar gezicht bijna zo erg als het zonlicht dat nu op haar huid scheen, als ze verdrietig was had ze een aparte blik en glans in haar ogen. Eentje die duidelijk liet blijken dat ze niet op haar gemak was en zich niet goed voelde. Als ze op haar hoede was keek ze altijd wantrouwend uit haar ogen en beet ze misschien zelfs zo nu en dan op haar lip, zeker als ze niet wist wat ze met een situatie aan moest. Nu was dus vooral het laatste een gevalletje apart. Ze had er zelf voor gekozen om uit het gebouw te komen en de omgeving in haar eentje te verkennen, toch kon ze niets anders dan over haar schouder blijven kijken. Het bos haalde herinneringen van haar op, vele mooie herinneringen en ook wat minder mooie herinneringen.
Dus stond ze een moment later nog steeds op dezelfde plek aan de boomgrens, terwijl ze met grote bruine ogen voor zich uit staarde. De ene naar de andere herinnering druppelde haar gedachtestroom binnen, waardoor ze haar omgeving niet meer zo nauwlettend in de gaten kon houden. De meeste gedachten hielden herinneringen aan haar moeder in. Zoals het moment dat elke herfst gebeurde dat ze eetbare paddenstoelen zochten, haar moeder met haar lange haren los, en lachend over de hellingen lopende, met haar in het kielzog. Of het begin van elke zomerdag, waar ze samen altijd de eerste paar uren naar zonsopgang in het hutje zaten en gewoon onzinnige verhalen vertelde, haar moeder was een geweldige luisteraar maar ook erg goed in het verzinnen van dingen. Of het moment waarop haar moeder haar probeerde te leren lezen met die oude Bijbel die van haar grootouders was geweest, grootouders die ze nooit had gekend. Niet dat ze gelovig waren, het was gewoon praktisch het enigste boek dat niet verzopen was in een van de regenbuien op het eiland, en het enige boek waar haar moeder waarde aan hechtte. Ze hadden materieel niet veel gehad, maar emotioneel hadden ze elkaar altijd aangevuld. Toen ze enkele weken geleden haar mutatie ontdekte was haar moeder altijd aan haar zijde geweest om haar te helpen. Zelfs als dat betekende dat ze vaker binnen moesten zitten. Haar moeder was een echt buitenmens geweest, niet dat zij dat zelf ook niet was. Ze was gewoon bang voor de gevaren buiten, en wie zei haar dat ze hier de mensen wel kon vertrouwen. Toevallig omdat ze ook allemaal mutaties hadden. Er zaten waarschijnlijk genoeg slechte mensen bij, mensen die ze zo kort naar die ene afschuwelijke ervaring niet wou ontmoeten. Waarom had het haar moeten gebeuren en konden haar moeder en zij niet gewoon in de uithoeken van Hawaï, verborgen voor haast iedereen behalve sommige toeristen, verder leven?
Deze gedachten kwamen abrupt tot een einde toen ze het gefluit van een vogel hoorde, niet het mooiste geroep ooit, maar zeker ook niet het lelijkste. Langzaam keek ze geïnteresseerd omhoog. Het was een prachtig felgekleurd diertje, eentje die opgewekt verder kwetterde. Waarschijnlijk naar een van zijn soortgenoten, want Araluen ging er niet van uit dat de dieren al wisten dat ze met ze kon communiceren. Ze hield van de gedachten van de meeste dieren, omdat ze zo kalm en sereen waren, nu meestal dan. Er zaten natuurlijk altijd uitzonderingen tussen van dieren die niet zo vrolijk waren en alleen maar liepen te zeuren. Ze kon zich nog herinneren dat ze ooit een brommerige vogel was tegen gekomen, een van een andere soort dan die ze nu bekeek, die zelfs geen positief woord over had voor zijn eten. Het was natuurlijk best wel komisch geweest en als ze er aan dacht moest ze altijd wel lachen, maar toch waren dieren vaak beter dan de mens. Zover ze het dierenrijk en dat van de mensen begreep natuurlijk. Er waren vele dingen die ze niet begreep, waaronder het feit dat mutanten door de normale mens werden buiten gesloten. Tenminste zodra het bekend werd in het openbaar. Langzaam liep ze op een van de stevige stammen van een boom af, om voorzichtig zichzelf uit te rekken naar de laagste tak. Eentje die niet erg dik was, maar dik genoeg om haar gewicht te houden. Haar bijnaam kwam natuurlijk ook voor een goede reden, ze hield van klimmen, was relatief snel voor haar leeftijd en was goed in verstoppen. Vooral boven in de toppen van de bomen. Met een soepelheid en eenvoud van iemand die al tijden in bomen klom, hees ze zich omhoog. Hierna begon het echte klimmen pas echt, hier en daar naar een tak grijpen, voeten gebruiken voor extra grip en weer omhoog hijsen. Ze werd niet al te snel moe en voor iemand die de boom niet kende deed ze het redelijk snel. Daar in een van de wat middelhoge en dikke takken vond ze een mooie zitplaats. Langzaam ging ze zitten en leunde ze tegen de comfortabele koele stam aan. Verborgen voor de meeste ogen.
Onderwerp: Re: ONLY NATURE CAN BE A HOME [STORM HALL] zo aug 07, 2016 5:00 pm
.Always live before you die.
Adem in en adem uit. Het was zo simpel en zo verdomd moeilijk voor hem om te doen. Hij wist wel hoe hij moest ademen maar op sommige momenten van de nacht leek niets daarvan ook maar steek te houden. Lupos was vroeger, het was net voorbij drie uur s’nachts toen hij wakker werd met de hoorbare hartslag van in de 80. En Storm was doodop, om eerlijk te zijn. Hij had het over het algemeen lastiger in aanloop naar volle maan maar nu was hij echt al een maand “lastig”, alsof hij op iets zat te teren maar niet wist wat. Dus hij probeerde in en uit te ademen in de hoop dat Lupos de hint zou vatten en stil zou vallen voor nog zeker twee of drie uur. Maar dat gebeurde niet, zijn verscherpte nachtzicht hield zijn hartslag nauwlettend in de gaten op de hartslagmeter maar het zakte gewoon niet. Dus hij sleurde zichzelf uit het bed, trok de kleren van gisteren aan en nam zijn schoenen in zijn hand mee terwijl hij de kamer uit sloop en Devon alleen achter liet in zijn slaap. Buiten voelde hij Lupos net iets meer kalmeren maar het was nu niet bepaald dat hij gewon kon terugkeren naar bed. Hij slofte verschrikkelijk tegen zijn zin naar het bos en transformeerde, niet naar Lupos maar naar zijn tweede lichaam, de witte wolf. Ondanks dat Lupos hier geen controle over had deed het de weerwolf duidelijk goed om dit beetje vrijheid te hebben. Acht dagen … acht dagen voor volle maan en hij kon aan niets anders denken dan dat.
Na twee uur onophoudelijk rennen was Lupos tevreden en Storm waarschijnlijk nog meer vermoeid. Hij keerde terug naar zijn kamer, nam een douche en viel terug op zijn bed neer. Het was zeldzaam om hem nog in zijn bed aan te treffen als Devon wakker werd. En het was niet alleen Devon maar het duurde niet lang of er werd aan de deur geklopt, Denni. Ze had een gezamenlijk trainingsles bij die nieuwe docent en ze was gisteren al zo zenuwachtig. Storm had haar wat afleiding beloofd maar eerlijk gezegd stond zijn hoofd er niet naar. Hij draaide zich half om en liet zijn hoofd dan weer in het hoofdkussen vallen. ‘Is hij in orde?’ Vroeg Denni aan Devon. ‘Ik heb oren.’ Mompelde Storm. Slapen zou er toch niet meer inzitten en dus duwde hij zich recht en keek naar beide op, Denni was zenuwachtig, dat zag hij in één blik. Devon … die was altijd zijn chille zelf. ‘Alles oke?’ Vroeg Devon toch, uit gewoonte, het was ongewoon dat Storm nog in zijn bed lag op dit uur. ‘Ja, het was gewoon vroeg vannacht en lang.’ Hij liet zijn hoofd tegen de muur zakken en sloot zijn ogen. ‘Je bent afweziger.’ Merkte Devon op. ‘Heb jij geen les om naartoe te gaan in plaats van mij te screenen?’ Vroeg Storm hem meteen met een halve glimlach. Maar dan gleden zijn ogen weer naar Denni die zenuwachtig heen en weer stond te wiegen. ‘Het is een les Denni, geen voorstelling.’ Ondanks alles wist hij toch geruststellend over te komen. Hij liet zijn blik op haar rusten, net iets langer dan normaal voor hij besloot zich ook klaar te maken voor een dag vol … fun.
Denni was zo ontzettend zenuwachtig dat de jongens haar letterlijk de kamer hadden uitgewerkt en haar naar de trainingszaal hadden gestuurd zodat ze mooi op tijd was. Storm had zijn goede humeur ergens opgeraapt maar besloot geen lessen te volgen voor de vrede. Hoe dichter de volle maan kwam hoe vaker hij het deed dus het was geen ongewoon iets dat hij er niet zou zijn. Morgen zou het misschien wel dragelijker zijn, wie kon het zeggen. ‘Wat is er echt aan de hand?’ Vroeg Devon die aan de deur stond voor vertrek. ‘Geen idee. Ik denk dat ik me gewoon zorgen maak voor volgende week, die danger Room, die Edith, ik ken haar niet eens.’‘Als Jamie zegt dat het goed komt dan komt het goed Hall.’ Zei Devon, hij gaf Storm een schouderklopje en verdween dan. Ja, hij had gelijk. Storm had het volste vertrouwen in Jamie, het zou wel in orde komen.
Hij besloot om te wandelen, wandelen maakte zijn geest vrij en Lupos ook weer rustiger. Niet dat hij iets voelde van de weerwolf, die lag lekker te teren op zijn “vermoeidheid” van deze nacht. Instinctief brachten Storm zijn voeten hem richting het bos. Het bos waar hij van hield en waar hij tegelijk zo’n hekel aan had. Er zaten hier herinneringen die hij liever niet onder ogen wilde komen maar tegelijk bracht het hem zoveel meer rust. Zijn waanzinnig scherpe gehoor en reukzin begonnen gelijk het hele bos uit te kammen. Er was een geur, van een meisje, dichtbij maar hij zag niet. Hij fronste zijn wenkbrauwen een beetje, begon zich vragen te stellen bij zijn eigen capaciteiten. Storm had tegenwoordig nergens moeite mee, niet met smaak, zicht, reuk en gehoor, zeker niet naarmate volle maan dichter naderde. Dit, iets ruiken maar niets zien zorgde voor enige verwarring. Tot hij meer aandacht schonk aan het geur pad en hij zag dat het omhoog ging. Storm keek langzaam omhoog de boom in, verrast gleden zijn wenkbrauwen nog wat honger. ‘Wauw, ben jij een kleine atleet.’ Zei hij gelijk zwak glimlachend toen hij het meisje zag zitten zo hoog in de boom. Hij was een grote broer geweest in Londen, hij wist hoe hij met kleine kinderen moest omgaan en hij wist ook dat ze je dag dragelijker konden maken …
Onderwerp: Re: ONLY NATURE CAN BE A HOME [STORM HALL] zo aug 07, 2016 5:41 pm
Araluen had haar aandacht gevestigd op de natuur. De dieren, vaak kleine vogels of egels die rondscharrelden, hield ze met haar gedachten lichtjes in de gaten. Dit deed ze wel vaker als ze zich niet honderd procent op haar gemak voelde. Het was altijd prettig voor haar om op tijd een waarschuwing door te krijgen van de dieren in een bos. Wilde dieren die instincten bezaten die waarschijnlijk nog beter ontwikkeld waren dan die van haar. Een egeltje onder een bladerhoop in de buurt van de boom had vooral haar aandacht getrokken. Inmiddels was de kwetterende vogel namelijk verder gevlogen, om iets te doen wat alleen vogels deden. Ze had die gedachten niet zo nauwkeurig in de gaten gehouden, want dat koste veel energie en moeite. Dit was dan ook de reden dat ze in de laagste klassering was geplaatst. Haar mutatie was niet gevaarlijk, nochtans negatief in geen enkel aspect, ook was het maar een zwakke mutatie. Sterk genoeg om op te vallen maar zwak genoeg om niet in staat te zijn te veel ophef te veroorzaken. De vrouwelijke egel was degene die haar ook op de hoogte stelde van een aanwezigheid die langzaam in de buurt kwam, niet eens de voetstappen die hoorbaar waren. '...en dan de bladeren nog.. oh wacht daar is iemand... nu ja... de bladeren, waar was ik ook al weer gebleven. Ah, nu niet instorten en dan...goed genoeg voor een middagdutje.' Het meisje grinnikte zachtjes, niet hoorbaar voor de meeste mensen, behalve die met een supersterk gehoor en keek naar beneden. Daar zag ze een jongen, nu misschien eerder een man lopen. Haar bruine ogen volgden hem nauwkeurig terwijl ze op haar hoede dichter tegen de stam aan kroop, dit zorgde voor een zacht ritselend geluid van haar kleding. De man die ze nu in haar kielzog had leek iets te zoeken, ze bleef doodstil zitten terwijl ze hem inspecteerde met haar bruine ogen en lichte empathie. Hij voelde apart, alsof hij niet een wezen was maar meerdere, dit verwarde het meisje waardoor ze hem met geschokte ogen aan bleef staren. Ze legde haar rechterhand voorzichtig tegen de stam aan terwijl ze wat naar achteren schoof, ze durfde hem niet zozeer meteen onder ogen te komen. Vanuit haar hoogte kon ze niet veel zien, in ieder geval niet de gezichtsuitdrukking die de man droeg terwijl hij duidelijk in de buurt van haar nieuwe klimboom bleef zoeken. Heel langzaam richtte de man zijn gezicht omhoog terwijl hij het pad leek te volgen die zij geklommen had. Verrast was die man zeker, dat droop ook van hem af, dat kon ze bijna voelen. Nu beter gezegd haar empathische vermogens, die zwaar vermoeiend waren hadden dat mee gekregen. Met opgetrokken wenkbrauwen werd ze aangekeken door de wildvreemde man. Bijna angstig hield ze zich vast aan de boom. Langzaam reikte ze omhoog naar een van de takken, om zich daarna instinctief nog hoger te positioneren. Natuurlijk had hij haar al lang gezien en zou hij waarschijnlijk een gesprek proberen aan te knopen, maar ze wist niet wat ze van hem vond en keek veel liever langer de kat uit de boom, bijna in letterlijke zin. "Wauw, ben jij een kleine atleet." Zei de man met een zwakke glimlach op zijn gezicht, totaal niet onvriendelijk zoals ze hem misschien stiekem wel een beetje had ingeschat. Ondanks haar empathie.
Met een berekende blik keek ze stilletjes naar beneden toe. Haar hele houding sprak haar gevoelens uit, de angst en onvermogen om hem precies in te kunnen schatten. Natuurlijk had ze haar empathie en telepathie, al werkte dat laatste alleen op dieren. Haar empathie stond nu eenmaal nooit uit, iets waardoor ze haar Healing natuurlijk beter toe zou kunnen passen, later als ze wat meer geleerd had, maar ook iets dat bijzonder zwaar was voor een jong kind en ervoor zorgde dat ze zich het liefste schuilhield. Nu was die man een indringer in haar schuilplaats. Eentje die ze zorgvuldig had uitgezocht. Zonder een woord te zeggen keek ze naar hem, en zonder enige beweging naar het hoopje bladeren waaronder een egel zich had verstopt. Waarschijnlijk waren de bladeren gevallen door een storm of door haar klimtocht. Ze keek de man heel kort in de ogen aan, voordat ze haar blik afwende en naar haar handen keek. Stil en verlegen zoals altijd. Ook een klein beetje achterdochtig, want wat moest een man als hij met haar? Was hij net zoals de man die haar mama kwaad had gedaan. Ze wist het niet en wist ook niet zeker of ze het wel wou weten. Langzaam leunde ze weer dichter tegen de stam aan, overduidelijk vermoeid, niet alleen door het gebruik van haar mutatie, maar ook door de vermoeiende dagen ervoor. Ze was voor een klein kind zeker gestrest en angstig. Schrikachtig ook, er hoefde maar een iemand uit het niets te komen en ze zou zich al uit de benen maken. Daarbij was dit eiland vreemd, ze was haar moeder mutatie gewend geweest maar deze mutaties die ze nu tegen kwam waren sterker dan ze ooit had kunnen vermoeden. Dit zorgde ervoor dat ze nog steeds niet op haar gemak was. Ook waren de meeste van de leerlingen ouder dan zij was, haar precieze leeftijd was dan misschien niet bekend, maar ze was zeker nog erg jong. Jong, iel en zwak, vergeleken met vele anderen. Want wat kon zij nu uithalen, behalve misschien een aantal dieren tegen iemand opzetten.
Araluen zuchtte zachtjes, waarna ze ongemakkelijk op haar lip beet. Langzaam liet ze zich weer op de vorige tak waarop ze zat zakken, eentje die onder haar zat, waarna ze twijfelend naar de grond keek. Ze zat best hoog en ondanks dat ze geen hoogtevrees had, wou ze ergens wel graag naar beneden toe. Het kon wel iets te maken hebben met haar vermoeidheid die duidelijk op haar sloeg, nu had ze niet door dat die vermoeidheid ook van iemand anders afkomstig kon zijn, zoals die man voor haar. Een klein beetje duizelig begon ze de lange klim naar beneden toe. Dit alles in een verbazingwekkend snelle tred en met een ongelofelijk gemak. Ongeveer anderhalve meter boven de grond sprong ze, waarna ze op handen en voeten landde en langzaam haar handen aan haar broek afveegde. Ze waren namelijk vies geworden door het klimmen en de landing. Groene vlekken waren op haar broek te zien, kenmerkend voor iemand die in bomen klom. Waarschijnlijk was dat door het ietwat vochtige mos op de boom gekomen. Langzaam richtte ze zich op waarna ze de man met haar bruine ogen aanstaarde. Nog steeds was er geen woord over haar lippen gekomen, zelfs geen geluid behalve die zachte zucht van daarnet. Het slaperige gevoel werd sterker nu ze dichter bij de man kwam. Ze leunde voor steun tegen de boom aan terwijl ze met moeite haar kaken op elkaar klemde. Koppig als ze was wou ze de muur die ze zorgvuldig had opgebouwd nog niet laten zakken. Zeker niet tegen over een wildvreemde. Eentje die zo apart voelde, had hij meerdere persoonlijkheden of zo? Ze was dit nog nooit eerder tegen gekomen. Bang dat hij haar kwaad zou kunnen doen was ze duidelijk wel, want ze bleef op haar hoede, hoe moe ze zich dan ook voelde. Dit betekende overigens niet dat ze zich een houding wist te geven. Heel langzaam en onzeker zette ze een stapje van de boom vandaan, voorzichtig bekeek ze zijn gezicht. Ze tastte hem nog eens voorzichtig af, een golf van vermoeidheid kwam weer over haar heen en voor de rest voelde hij tamelijk rustig. Nog enkele stappen verder en ze zou voor hem staan. Langzaam strekte ze een van haar handen uit en pakte ze zijn linkerhand vast. Ze beet nerveus op haar lip terwijl ze hem met vragende ogen aankeek. Grote bruine en onschuldige ogen, zoals die van een jong hert. Dit betekende overigens niet dat ze hem vertrouwde.
Onderwerp: Re: ONLY NATURE CAN BE A HOME [STORM HALL] di aug 09, 2016 7:19 pm
.Always live before you die.
Tegenwoordig was het niet meer zo moeilijk voor Storm om begrepen te worden. Hij had gedacht dat het niet vertellen aan mensen en vrienden het hem gemakkelijker zou maken om in de illusie te geloven dat alles uiteindelijk wel zou beter worden. Maar dat deed exact het tegenovergestelde. Hij zei anderen niets over zijn “mutatie”, wat voor hem meer een vloek aanvoelde, en ze kwamen het altijd te weten op een andere manier. Devon en Kat waren de enige die het uit zijn mond hadden horen rollen. Nadya had het daadwerkelijk zien gebeuren en Denni … zijn hart deed nog steeds een beetje pijn van de manier waarop zij erachter was gekomen. Om hem aan te treffen, helemaal in zichzelf gekeerd en met die blik in zijn ogen. Ze zou het nooit kunnen redden hebben, Storm was zo koud dat ze wel moest wegvluchten van hem. En ze had het dus moeten horen uit de verhalen, de roddels, om het nadien ook nog eens echt van hem te horen. Na het ongeluk met Devon wist praktisch iedereen de andere kant van Storm en ze konden er gemakkelijker op inspelen. Als hij kortaf was dan wisten ze dat het niet Storm was, maar Lupos. Het was dragelijker voor hem en dat zorgde er dan weer voor dat hij zijn al versplinterde hard een beetje sneller kon lijmen.
Toch lag die baksteen onderaan zijn maag er nog steeds. Met volle maan op maar acht dagen van hem verwijderd voelde iedere stap ergens een beetje als eentje teveel. Het zouden een slopende acht dagen worden, zeker in de verwarde en afwezige toestand waarmee hij zat. Toch was hij alerter dan normaal. Lupos was actief, hij was meer gedreven om zijn zin te krijgen nadat hij het vorige volle maan niet kon doen. Dus iedere beweging op zijn weg, iedere geur, ieder geluidje werd meteen opgevolgd door de wolf en geregistreerd in zijn hoofd. Was het een vogel dan had Lupos al gauw zijn zintuigen ergens anders op gericht maar als het een persoon was dan was de weerwolf net dat beetje geïnteresseerder, schreef hij het onderaan zijn lijstje als potentiele slachtoffers als ze voldeden aan zijn eisen. Storm had geen flauw idee wat die eisen waren en hij wilde er ook niet echt achter komen.
Het bos was een automatisme geworden voor Storm, een soort van derde thuis. Zijn eerste thuis zou altijd Londen zijn, bij zijn ouders, broertje, zijn allerbeste vriendin. Genosha immers was op een zeer korte tijd zijn tweede thuis geworden. Vanwege de gebeurtenissen, de steun en de langzame maar zekere opbouw en herstel van zijn leven. Maar vooral de vrienden, de echte vrienden, als Denni, Devon, Nadya. Zijn populariteit van Londen had hij hier ook meegenomen maar het was allemaal zoveel veranderd. Dit bos was zijn derde thuis, de eerste thuis voor Lupos. Als hij echt rust wilde moest hij hier komen want automatisch werd de weerwolf er rustiger door. Niet dat hij het nu nodig had. Lupos was voldaan van de twee uren rennen vannacht en hij was waarschijnlijk niet veel meer van plan vandaag dan een beetje zitten rond neuzen. Dus Storm voelde die druk van zijn schouders vallen van zodra hij aan de bosrand aan kwam. De vermoeidheid stak natuurlijk net iets meer de kop op maar dat kon hij een beetje negeren door de drang waarmee Lupos op zoek ging naar de geur van een meisje dat hij niet kon zien. Storm volgde de geur naar één van de bomen waar een klein meisje in zat. Storm was een kinderpersoon, hij had een tien jaar jongere broer en hij was graag bij kinderen in de buurt. Geen idee waarom maar ze maakte het leven rondom hem zo onschuldig. Hier had hij er drie, Walsh, Kylie en Cole, die hij beschermde alsof ze zijn eigen broers en zus waren. Dus ja, hij leek een beetje bezorgd omdat ze zo hoog in een boom zat. Tegenwoordig moest je je hier om de jongeren niet al te veel zorgen maken, ze wisten zichzelf namelijk behoorlijk goed te redden. Storm luisterde naar haar rustige hartslag, haar even kalme ademhaling terwijl hij haar afwachtend aan keek. Maar hij proefde ook een zekere angst en afwachting. Op dat vlak was het handig om Lupos altijd in de buurt te hebben, je kon hem nu niet meteen om de tuin leiden.
Ze bleef stil in de boom zitten, bang. Net toen Storm iets wilde zeggen, haar wat vertrouwen wilde schenken kwam ze in beweging. Hij keek fronsend toe hoe ze met gemak naar beneden klauterde, als een aapje door de jungle. Het laatste stukje sprong ze alvorens ze zich naar Storm draaide. Maar ze zei nog steeds geen woord. Durfde ze niet? Lupos herkende haar geur niet, dus ze was vast nieuw. Ze kwam dichterbij en nam zijn linkerhand vast, keek met die grote bruine onschuldige ogen naar hem op. Storm kneep zachtjes in haar fijne handje en hurkte dan voor haar nieuw. ‘Ben je nieuw hier?’ Vroeg hij haar met een zwakke glimlach. Ze was nog steeds argwaan, Lupos rook meer dan enkel dat van haar. ‘Ik ben Storm, ik wilde net een wandeling maken.’ Wees hij het bos in. Misschien wilde ze wel mee? Het was ergens geen goed idee om met een kind in zijn toestand het bos in te trekken. Het was sowieso geen goed idee om met eender wie het bos in te trekken in zijn toestand maar het was niet dat hij het helemaal niet vertrouwde. Zolang hij zijn hartslag in de gaten hield was het goed …
Onderwerp: Re: ONLY NATURE CAN BE A HOME [STORM HALL] wo aug 10, 2016 7:38 pm
Het was ergens ook nieuwsgierigheid geweest dat het meisje naar beneden had gebracht. Wantrouwend als ze was zou ze niet zomaar naar iemand toe zijn gelopen. Niet dat ze onverstandig was, zo had haar moeder haar niet opgevoed. Haar moeder had haar altijd geleerd wat de eerste regels van de natuur waren, een daarvan was natuurlijk niet gewond raken. Ze had dan wel een goede balans en kon ook erg goed klimmen, bijna zo goed als een aap, maar dat betekende niet dat ze niet gewond kon raken. Een misrekening en ze zou vallen en onprettig op de grond belanden. Deze kennis zorgde er ook voor dat het meisje zo sterk mogelijk over wou komen, niet dat ze onleesbaar was voor iemand die goed keek, zeker niet voor mutanten die hun gaven op een vlak hadden die hun meer informatie over haar zouden geven. Ze had zelf dan ook vooral een informatieve mutatie, eentje die ze onbewust maar al te vaak gebruikte. Ze had dan ook nooit echt een uit-knop gekend. Dit betekende niet dat ze het altijd prettig vond, ze verloor nog al eens de controle, wat ervoor zorgde dat ze in immense pijn kon verkeren. Om de pijn en klachten van ieder levend wezen om haar heen te voelen was geen pretje. Zeker niet als ze in de buurt van veel gewonden of ongelukkige wezens was. Nu had ze natuurlijk het voordeel dat de meeste dieren niet zo snel ontevreden waren. Zoals de trouwe honden en speelse katten, die hadden wel wat anders om over na te denken. Die hielden zich simpelweg vaak niet bezig met gevoelens, nu wist ze wel dat de meeste katten honden graag hun plaats toonden, ze had op een zeker moment een keer een gesprek tussen een kattin en reu afgeluisterd. Het was natuurlijk niet gewoon voor haar om te doen, het was een van de weinige keren geweest dat haar moeder haar uit het bos liet gaan. Het bos dat haar veilige haven was geweest, waar niets had kunnen gebeuren. Nu was het onveilig en had ze haar moeder daar voor de laatste keer gezien. Ondanks dat ze wat gewend was, snapte ze de man voor haar niet. Hij leek meerdere wezens te zijn, een dier en een mens tegelijk. Maar in haar ogen zou dat niet mogelijk zijn, welk mens was nu een dier? Ze was dus naar enige twijfel naar beneden geklommen en had redelijk slaperig haar weg naar de man die in de buurt van de boom stond gemaakt. Ergens vroeg ze zich natuurlijk af hoe hij haar gevonden had, ze had relatief goed verstopt gezeten. Zelfs de politie had haar tijdens de kloppenjacht niet gevonden in een van de bomen waarin ze had gezeten. Ze hadden vaak te ver doorgelopen en de politiehond had ook al niet naar hun geluisterd waardoor ze de uren alleen prima had weten door te brengen. Zo goed als een tienjarige dat kon tenminste. Ze was wel erg jong geweest om zichzelf te redden, dat was dan ook de reden dat Norah haar was komen halen. Hoe alles precies zat wist ze nog steeds niet, wie ze had ingelicht ook niet. Ze was alleen maar blij dat ze niet totaal alleen was, al maakten al die oudere mutanten haar ergens ook wel bang. Ze wist gewoon niet wat ze met hun aan moest. Daarbij, wie zei haar dat ze te vertrouwen waren en haar niet op een later moment in de problemen zouden brengen. Er waren vast ook wel slechte mutanten, iets waar ze niet echt op wachten zou. Dit wantrouwen kon beide kanten op werken, aan de ene kant kon het haar beschermen en aan de andere kant kon het haar in gevaar brengen. Door iedereen te wantrouwen konden mensen haar ook minder snel te hulp schieten. Als ze dat nodig had tenminste. Ze nam niet overal hulp van aan en vaak gedroeg ze zich op een bepaalde manier als ze naar hulp en bescherming zocht. Zoals bij Norah en haar ook het geval was geweest, ze was op Norah afgelopen nadat ze langzaam haar vertrouwen had gewonnen, nu was Norah de enige waar het meisje zeker van was dat ze goede bedoelingen had, over al de anderen twijfelde ze nog.
Toch was ze redelijk nieuwsgierig van aard en dat zorgde er op dit soort momenten voor dat ze uit haar schulp kroop. Nu niet zo ver uit haar schulp dat ze meteen zou praten en de oren van iemands hoofd zou kletsen, nee eerder dat ze naar iemand toe durfde te lopen. Zonder wat te zeggen, pakte ze de hand van de man vast, zijn linkerhand terwijl ze hem met haar grote ogen aankeek. Zijn emoties vond ze moeilijk om te lezen, omdat ze zo verwarrend waren, twee wezens in een keer lezen zorgde altijd voor een verwarring, zeker als het twee in een lichaam waren. Ze keek met onschuldige bruine en grote vriendelijke ogen naar hem op, dit zorgde ervoor dat hij voorzichtig in haar hand kneep, iets dat haar verraste. Normaal liet ze anderen niet zo snel toe, als ze ze al toe liet. Daarbij waren aanrakingen soms ook een trigger voor het wantrouwende kind. Toch bleef de nieuwsgierigheid het van haar angst en wantrouwen winnen. De man hurkte voor haar neer, waardoor ze makkelijker naar hem kon kijken, vragend keek ze hem aan. Alsof ze eigenlijk iets wou zeggen maar het niet deed. Ze wachtte af, zoals ze altijd deed wanneer ze iemand ontmoette. Ze zouden vanzelf nuttige informatie prijsgeven. Dat was vaak het geval, haar moeder had dat ook altijd duidelijk gemaakt. Mensen vertelden vaak al uit zichzelf alle informatie die iemand nodig had om een situatie en persoon in te schatten. "Ben je nieuw hier?" Vroeg de man met een zwakke glimlach, langzaam knikte ze. Nog steeds hield ze haar mond, het wast niet zo moeilijk voor haar om stil te zijn, ze had nooit echt een sociaal leven gekend, waarin ze met andere kon spelen en gewoon kind kon zijn. In plaats daarvan had ze moeten leren om zichzelf schuil te houden in een gemeenschap die haar mutatie niet zouden accepteren. Haar moeder had altijd haar best voor haar gedaan, zich zelfs zonder gevecht mee laten voeren door de politie om haar gerust te stellen. Ze miste haar moeder, ze had haar nodig, zeker naar alles wat er was gebeurd. Ze was in een vreemde omgeving met nog vreemdere mensen die allemaal met elkaar om leken te gaan, had haar moeder dan gelogen, waarom deden ze elkaar geen pijn. Haar moeder had toch altijd gezegd dat mensen elkaar pijn zouden doen, gold dat dan ook niet voor mutanten? Verward door haar gedachten leek ze de volgende zin bijna niet mee te krijgen. Ze was nog steeds niet totaal op haar gemak bij de sterkere man. Ze was nog steeds argwanend, maar wie verwachtte ook anders? Het was niet zo dat ze het mooie in de wereld had gezien. Daarbij wist ze ook niet wat ze met iemand aan moest, hoe ze geacht werd zich te gedragen en waarom er zoveel mensen op een verborgen plek woonden. Ze wist dat de politie en een paar anderen niet van mutanten hielden, maar was het dan echt zo erg? In vele opzichten was ze dan dus ook vooral een onschuldig kind. "Ik ben Storm, ik wilde net een wandeling maken." Zei de man, terwijl hij het bos in wees. Ze keek hem met een verwarde en verbaasde blik aan. Wat wou hij in het bos en waarom zou iemand met haar willen wandelen? Langzaam keek het meisje om zich heen waarna ze glimlachte, de eerste echt glimlach die ze in deze ontmoeting had getoond. Hierna trok ze zachtjes aan zijn hand, om hem te doen volgen.
Onderwerp: Re: ONLY NATURE CAN BE A HOME [STORM HALL] zo aug 14, 2016 9:47 am
.Always live before you die.
Als er geen Lupos was geweest dan zou Storm haar waarschijnlijk gewoon voorbij gelopen zijn. Dan zou hij hier in eerste instantie niet in dit bos zijn. Moest er geen Lupos zijn dan lag hij nu waarschijnlijk in Londen, in zijn bed te luisteren hoe zijn jongere broer het huis al overhoop haalde met zijn actieve bezigheden. Of dan zou Camille ergens naast zijn bed staan met een thee en haar veel te zonnige humeur. Dan zou hij gewoon kunnen wakker worden, ontbijten en een dag leven zoals ieder ander het leefde. Zo mooi was het leven zonder Lupos, de feestjes, de dames, de vrijheid, dat onbezorgde. Maar zo snel de zon kon zakken zo snel was zijn leven veranderd, in één nacht. Nu had hij van die stemmingswisselingen waar hij zijn kamergenoot mee opzadelde. Of moest hij een week voor volle maan zichzelf in zijn kamer opsluiten om andere niet lastig te vallen met de venijnigheid van de wolf. Nu bestond zijn wereld uit geuren en geluiden die hij gemakkelijk van mijlen ver kon oppikken. Zijn leven stond nu in teken van maar één nacht, die volle maan en alles draaide daaromheen zonder dat hij er iets aan kon veranderen. Hij had het geprobeerd maar het was nooit haalbaar geweest. Lupos was als een parasiet, hij bleef en ging niet weg, zelf niet als Storm tot het aller uiterste ging.
Dus de minieme voordelen die de wolf met zich meebracht waren voordelen als deze. Hij hoorde beter, zag beter, rook beter en smaakte over het algemeen ook beter. Hij kon dagen oude sporen over de grond volgen naar hun rechtmatige eigenaar. Hij kon gebeurtenissen visualiseren enkel door de geur. Het was gemakkelijk voor hem om iemand te vinden, gemakkelijk voor hem om de dierbaren die hij hier had in de gaten te houden … te beschermen van zichzelf in sommige gevallen. Maar hij kon ook onbekende geuren vinden, net als dit meisje. Lupos kende niet iedereen op het eiland maar hij had een hele map vol aan geuren en geluiden die hij kon vast linken aan een persoon. Haar geur was hem onbekend. Dat betekende dat ze of wel nieuw was of wel nog niet al te vaak was buiten gekomen. In beide de gevallen had het geen zin meer, haar geur was door de wolf in zijn geheugen opgeslagen. Onrechtstreeks was ze dus een nieuw gevaar, als zij hier buiten zou lopen bij volle maan dan was ze één van de slachtoffers die hij kon maken. Daarom wilde hij nieuwe contacten vermijden … al had hij zich erbij neer gelegd da het eigenlijk totaal geen zin meer had.
Hoe ze uit de boom klom deed hem zachtjes fronsen. Boomklimmen was blijkbaar iets dat ze wel vaker deed, anders zou het zo vlot niet gaan. Anders zou ze in eerste instantie ook zo hoog niet geraakt zijn. Zijn broertje had altijd graag een boomhut gehad, maar in Londen hadden ze niet vaak bomen rondom hun huizen dus Levi had het moeten doen met een kamp in zijn kamer. Hij schatte het meisje rond de tien, dezelfde leeftijd als zijn eigen jongere broer. Storm was gemakkelijk met kinderen, hij had misschien wel een zwak voor kinderen dus het was niet moeilijk voor hem om zijn slechtere humeur achterwege te laten en zich te concentreren op haar.
De onschuldigheid waarmee ze naar hem op keek deed een kleine glimlach op zijn lippen komen. Zijn houding was ontspannen, niet defensief of behoedzaam, toch was de wolf dat wel. Ze leek niet volkomen op haar gemak te zijn, dat waren dingen die Lupos gemakkelijker herkende. Storm wilde het niet maar de wolf controleerde haar helemaal, van de geuren, de hartslag, haar ademhaling en de manier waarop ze bewoog. Storm was daarom neer gehurkt, om dat bedreigende van zichzelf een beetje af te nemen. Ze sprak niet, ze nam enkel zijn hand en keek hem aan. Ook nadat hij haar een vraag had gesteld knikte ze enkel. Geen woorden, geen klanken en Storm begon zich onrechtstreeks af te vragen waarom ze niet wilde praten. Kon ze het niet? Was het iets mutatiegericht? Was ze te bang? Zijn voorstel om in het bos te gaan wandelen was naderhand gezien misschien een beetje een dom voorstel. Kinderen gingen niet zomaar gewillig mee met een onbekende in het bos. Storm zou wel niets doen, Lupos waarschijnlijk ook niet maar het was een beetje dubbel. Hij was onvoorspelbaar … die wolf. Toch kwam die glimlach op haar lippen en onrechtstreeks glimlachte hij mee met haar. Ze trok zachtjes aan zijn hand en Storm stond op, volgde haar. ‘Heeft deze kleine dame een naam trouwens?’ Vroeg hij nieuwsgierig, nog steeds met die geruststellende blik in zijn ogen. Ze hoefde niet bang te zijn, toch niet van hem. ‘Of praat je niet zo graag.’ Vervolgde hij zachtjes. Het zou maar een stille wandeling worden dan …
Onderwerp: Re: ONLY NATURE CAN BE A HOME [STORM HALL] zo aug 14, 2016 7:39 pm
Het was duidelijk dat het meisje erg op haar gemak was tussen de planten en bomen. Het was immers een plek waar ze zichzelf kon zijn. Tenminste in vroegere tijden, nog niet zo lang geleden. Nu was ze naar een pittige achtervolging van de politie hierheen gebracht. Ze wist dus niet wat de goede kant was en wat de slechte. Waaronder zij behoorde en waarom haar moeder was gepakt. Ze begreep weinig, bijzonder weinig van politiek. Van emoties was het weer een heel ander verhaal. Ze voelde ze, vaak zo sterk dat ze doorhad wie te vertrouwen was en wie niet. Toch negeerde ze het relatief snel, vaak genoeg was ze te achterdochtig opgevoed om echt te ontspannen en op haar mutaties te vertrouwen. Als haar moeder niet had geholpen, de flauwgevallen man. Een toerist die gewoon een dagje uit had in de talrijke bossen van haar voormalige woonplaats, was ze hier niet geweest. Dan was ze nu met haar moeder in de bossen aan het lopen, zoekend naar eetbare planten en geneesachtige kruiden. Dit was misschien beter bekend als een nomadenleven, nu reisde ze niet bijzonder veel. Ze hadden een iel, klein en schattig hutje gehad waarin ze sliepen en soms aten. Vaak genoeg waren ze gewoon buiten in de weer. Nu was er wel een moment geweest waarop ze bang was in dat hutje. Als het onweerde, de bomen vervaarlijk heen en weer zwiepten en bliksem in de lucht raasde. Nee, ze hield niet zo van onweer, het bracht een behoorlijke spanning in haar lichaam teweeg. Ook waren muggen niet echt een pretje geweest, op warmere dagen, vaak in de lente en zomer vlogen ze in groepjes in de buurt van het water, soms ook gewoon in random plekken in het bos. Ze was vaak genoeg geprikt om te weten dat die beestjes niet prettig waren. Haar moeder had altijd rond die tijd haar best gedaan iets in elkaar te flansen dat kon helpen tegen de jeuk, want de muggen kwamen hoe dan ook wel binnen. In de hardste regenbuien stonden overal potten en pannen om het water op te vangen, dat was nog zo iets. De hut was niet totaal waterdicht geweest. Toch mistte ze het, de warmte en veiligheid die haar echte thuis haar had geboden. Tot op dat ene moment.
Er zaten vast wel voordelen aan het feit dat ze nu op Genosha was. Er waren vast wel goede mensen die haar konden helpen te ontwikkelen en haar konden beschermen nu haar moeder dat niet meer kon. Haar moeder had net als haar niet echt een aanvallende of verdedigende mutatie gehad. Die van haar was dan ook erg licht, maar een klasse 1 mutatie. Ze kon de emoties van mensen en dieren voelen. Nu bij dieren waren het vooral de instincten. De meeste hielden zich simpelweg niet bezig met de wat meer menselijke emoties zoals angst en verdriet. Natuurlijk waren ze wel eens bang, maar vaak waren de instincten sterker. Zo zou een wild hert nooit in de buurt komen van de mens, nu tenzij de mens erg stil was en geen abrupte bewegingen maakte. Het dier had geleerd te rennen om te overleven. Te vluchten als het niet kon vechten. Zo waren er wel meer prooidieren volgens haar moeder die dat hadden. Mensen hadden vaak de keuze, omdat ze nogal veel konden maken konden ze soms een wild dier aan, die normaal gesproken sterker zou zijn. Geweren met hun kogels bijvoorbeeld, daar was geen dier tegen bestand. Al wist het meisje er niet bijzonder veel van af, haar moeder had haar met de realistische verhalen erg van slag gemaakt, ze had zo'n sterke band met dieren dat ze niet kon begrijpen dat mensen er op joegen. Het maakte haar zo verdrietig dat ze weigerde een aantal dagen te spreken en haar best te doen om uit de oude Bijbel te lezen. Het was het enige boek geweest dat ze hadden, het was oorspronkelijk van haar grootouders geweest, maar gelovig was ze niet opgevoed. Echt scholing had ze nog niet gekend, al was ze ook geen analfabeet.
Ze had nooit echt een speelmaatje gehad, afgezien van de dieren waarmee ze bevriend was geraakt. Vaak vermaakte ze zichzelf of haar moeder deed een kort spelletje met haar. Maar hoe meer toeristen er kwamen, hoe vaker het meisje op zichzelf aangewezen was geweest. Haar moeder was nooit goed geweest in het atletische maar had haar dochter aangeleerd dat ze moest kunnen rennen en klimmen. Zodat ze uit de handen van bepaalde mensen kon blijven, of een poging kon doen tot uit de handen blijven van het gevaar. Het was natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan. Nu was ze dan wel van de politie af maar die dag, nog niet eens zo lang geleden stond stevig in haar geheugen en maakte dat ze onrustiger was dan gewoonlijk. Daarbij was ze voor het eerst op zichzelf gewezen met vele vreemdelingen en nieuwe mensen. Mensen waarvan ze niets wist en waarmee ze met moeite contact kon maken. Tenminste als ze hen al durfde te benaderen. Maar de man, Storm had haar aandacht getrokken toen hij haar wist te vinden in een van de bomen. Een boom die ze even makkelijk in klim als er uit. De man had haar voorzichtig benaderd, iets wat haar normaal gesproken gerust zou stellen, ware het niet dat ze nogal achterdochtig en op haar hoede was. Elke beweging kon haar doen schrikken.
Uiteindelijk won de nieuwsgierigheid het van haar angst en onzekerheid. Ze sprak nog steeds niet, antwoorde enkel met een knikje en als het nodig was met het schudden van haar hoofd. Ze had voorzichtig de hand van de man vastgepakt terwijl ze hem bedachtzaam onderzocht. Nu niet met haar ogen, meer zijn emoties. De emoties die ergens een onderlaag van iets dierlijks hadden. Iets dat haar aandacht nog meer had getrokken. Ze wist weinig over andere mogelijke mutaties, maar vroeg zich wel af wat die van hem was. Immers was ze erg stil geweest, en ook erg hoog in de boom. De meeste zouden haar toch niet gevonden hebben? Onzeker keek ze de man aan die op zijn hurken zag. Hij had haar voorzichtig in haar hand geknepen toen ze zijn linkerhand had gepakt. Die van hem was natuurlijk steviger maar ook iets warmer omdat ze zo moe was. Ook gaf de temperatuur van haar handen aan hoe veel ze nog kon, warme handen betekende vaak dat ze klaar stond om iemands lichte verwondingen te helen. Iets dat behoorlijk zwaar kon zijn voor het jonge meisje. Al was het wel prettiger dan de pijn blijven voelen, ze had er nauwelijks invloed op, wat natuurlijk er voor zorgde dat ze nog steeds niet zo erg naar grote mensenmassa's toe trok. Storm had enkel glimlachend naar haar gekeken, niet gemeen glimlachend toen ze naar hem opkeek. Ze keek hem nog steeds aan, enkel nu met vragende ogen. Uiteindelijk had hij dan gevraagd of ze met hem mee het bos in wou. Dat hoefde hij niet twee keer te zeggen, zonder enige twijfel had ze zachtjes aan zijn hand getrokken en was ze gaan lopen. Ze liep niet op het pad maar tussen de bomen door, de schaduw voelde prettig aan op de warme zonnige dag. Wel bleef ze op haar hoede, haar argwanen en angst verdwenen nooit zomaar. Ook kwamen er zo nu en dan andere emoties naar boven toe, zoals verdriet en wantrouwen. Ze was verbaasd geweest dat de man met haar eerste glimlach mee lachte. Ze begreep hem niet wat ervoor zorgde dat ze nog meer op haar hoede was. "Heeft deze kleine dame een naam trouwens?" Vroeg hij nieuwsgierig. Ze keek hem met een zachte frons aan, terwijl ze zijn blik en emoties nog een keer onderzocht. Zijn geruststelling kwam over. Voorzichtig en onwennig slikte ze en bleef ze even stil staan. "Araluen," murmelde ze enkel, heel zachtjes en onwennig. Haar stem haperde zo nu en dan dat aangaf dat ze niet zo'n prater was. Zeker geen zelfverzekerd jong kind. "Of praat je niet zo graag?" Vervolgde Storm zachtjes, nadat ze haar naam toch had uitgesproken. Langzaam wende ze haar blik af om daarna weer rustig verder te lopen. Ze haalde enkel haar schouders op. Ze wist niet of ze van praten hield, ze wist enkel de waarschuwing van haar moeder. Langzaam keek ze weer omhoog, naar hem. "Jij ben apart," mompelde ze, met een verwarde uitdrukking op haar gezicht. Toen viel ze even stil, een diepere frons stond op haar gezicht. Waarna ze neer knielde. Daar op de grond lag een vogeltje. Waarschijnlijk een van de jonge vogels die net uit het nest was gevlogen. Langzaam reikte ze er naar toe, ze liet zijn hand los en pakte het diertje op. Voorzichtig bedekte ze de vleugels met haar handen. Het was waarschijnlijk een diertje van een van de latere nesten. Ze herkende de vogel niet meteen, maar wist wel dat ze hem beter kon helpen. Voordat een ander hem zou vinden. Ze stond weer op terwijl ze langzaam de vogel aan hem liet zien. Haar handen warmden al op, waardoor ze verrast op haar lip beet. Relatief snel verdween de lichte verwonding die de vogel had opgelopen en zette ze het weer neer. Verbazingwekkend genoeg was de vogel niet in paniek geraakt. Hierna liep ze weer rustig naar de man toe en pakte ze zijn linkerhand weer vast. Ietwat vermoeid keek ze op naar Storm. "Ben jij een dier?" Vroeg ze twijfelachtig. Haar stem klonk zacht als een fluistering maar toch ook ergens wel sterk. In ieder geval voor haar, alsof ze vastberaden was geweest het te vragen.
Gesponsorde inhoud
Onderwerp: Re: ONLY NATURE CAN BE A HOME [STORM HALL]