Elke week eisten de medewerkers van het ziekenhuis wel een check-up. Met tegenzin meldde Simon zich dan in de wachtkamer om vervolgens te moeten toezien hoe zijn afspraak weer eens een kwartier lang verplaatst werd. Het lag echter niet in zijn aard om nu op te staan en weer een andere patiënt te laten zitten door zijn gedrag, dus bleef de jongen op zijn plek. Artsen die weer zo nodig naar zijn arm moesten kijken en wilden checken of hij mentaal wel in orde was na alles, het was iets waar hij totaal niet op zat te wachten. Een arts kwam de wachtkamer binnen, liet zijn blik even rond de kamer gaan en liet hem uiteindelijk rusten op Simon. Met een enkel knikje werd hij geroepen, alsof de man bang was om zijn naam uit te spreken. Stilletjes volgde de jongen de arts, zijn hoofd gebogen, ogen gericht op de glimmende vloer.
Er werd geklaagd dat hij niet goed voor zichzelf zorgde, er werd gedreigd met medische termen die hem niet heel erg veel deden en er werden hem veel te veel vragen gesteld. Simon probeerde alles te antwoorden met een enkel woord, zodat hij de persoon tegenover hem niet te lang hoefde aan te kijken. Uiteindelijk leek het personeel hem zat te zijn, want nadat zijn bandage vervangen was, werd hem de deur gewezen. Eindelijk.
Om zich niet gelijk weer de bewoonde wereld in te storten besloot Simon nog even wat tijd voor zichzelf te nemen. De kantine, een plek waar niemand leek te zijn, en een plek waar Simon zich nog wel kon vinden. Hij haatte ziekenhuizen. Alles leek zo schoon, alles leek zo onnatuurlijk. Als er een plek was waar hij zich echt gevangen voelde, dan was het hier. Nadat hij een nog wel redelijk uitziende sandwich had gekocht, verborg hij zich in een van de donkere hoekjes en staarde vervolgens voor zich uit. Een zucht rolde over zijn lippen. Nog een dag.
-- Kylie c: